Bibliographie
Victor E. van Vriesland. Herhalings-oefeningen. - Amsterdam 1935. N.V. Em. Querido's Uitg.-Mij.
Uit Vestdijk's bespreking van dezen dichtbundel (Nw. Rott. Crt. 1 Dec. '35) blijkt welk een groote genoegdoening hem Van Vriesland's gedeeltelijke verschuiving van het ‘abstracte’ naar het ‘terrestrische’ heeft bezorgd. De literator met zijn rhythmisch weergegeven gedachtenweefsels komt in ‘Herhalingsoefeningen’ veel minder voor dan in zijn vorigen bundel ‘Voorwaardelijk Uitzicht’.
Van Vriesland is van huis uit een zelfbespiegelaar. Zijn ‘Ik’ vormde aanvankelijk een kosmos afgescheiden van mensch en wereld. Het hart, de eenvoudigste kamer van het menschgebouw, heeft thans zijn venster geopend. Het intellect doet nog afbreuk. Wie in zijn gedicht nadenkt, schaadt in den regel het gevoel. Bij wijlen echter verschaft zijn intellect de mijmering, karakter en diepte, die de poëtische fraaiheid verhoogen in plaats van verminken. Zijn bewondering voor Paul Valéry laat zich nog steeds verklaren. In het geheimzinnig spel der ideëen, waar de wereld hem niet kan volgen, kenmerkt zich de auteur van ‘Rhumha’ als een eenzame. Van Vriesland doordringt op verschillende plaatsen die begrenzing. Zoowel door het aardsche als door het mystische is Van Vriesland aangeraakt. Ook in dezen Joodschen dichter kan men duidelijk de Spinozistische tweespalt ontdekken. God als begrip, als de som dus van zijn eigen kenmerken, voor de rede aanvaardbaar als elk ander begrip. God als personificatie, lichamelijk, voor de rede niet aanvaardbaar. God als onmiddellijke aanschouwing voor den mysticus voorstelbaar.