De Nieuwe Gids. Jaargang 50
(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 548]
| |
Feiten en Fantasieën (dames-rubriek).
| |
[pagina 549]
| |
Men vindt hier bijvoorbeeld van Charlotte lange, dithyrambische uitingen, die zij als zeer jong meisje onderteekende met den naam: ‘Marquis of Douro’. En als de hartstocht haar overmeestert, gaat zij opeens over in proza:
‘Hah!’ said he, as he flung himself from his steed, and walked forward to the monument, ‘hah! Edward, here's my kinsmans Tomb. Now for the bugle sound! He must have his requiem or he will trouble me!’ Never shall I, Charlotte Brontë, forget what a voice of wild and wailing music now came thrillingly to my mind's, - almost to my body's, - ear; nor how distinctly I, sitting in the schoolroom at Roe Head, saw the Duke of Zamorna leaning against that obelisk, with the mute marble Victory above him, the fern waving at his feet.
Rochester (uit Jane Eyre) leefde toen klaarblijkelijk reeds in Charlotte's geest, wachtende op haar creatie van hem, het Byroniaansche romantisme, waaraan Miss Martineau later zooveel aanstoot nam, was waarschijnlijk reeds in Charlotte in wording. Charlotte's poëzie, het moet gezegd worden, is zelden zeer interessant, hoewel soms somber op het lugubere af. Haar vers is tant soit peu, wat men zou kunnen noemen rigide, dikwijls lijkt het op proza, willekeurig in niet zeer rhythmische regels afgedeeld. Branwell had meer dichterlijken aanleg dan zijn oudere zuster. Charlotte hield hem te veel achteraf, maar tusschen hem en Emily bestond (zooals men thans begint te ontdekken, - twintig jaar geleden was hiervan nog geen sprake) een elkaar begrijpende zielsovereenstemming. Men verbeeldt zich nu ook stellig, dat hij wel op de een of andere manier eenigen invloed heeft uitgeoefend op Wuthering Heights. Maar hoe? en tot welken omvang? Dat zal wel eeuwig een onopgelost raadsel blijven. In de uitgave van den hr. Shorter der gedichten in 1910 blijken vele verzen, die daarin aan Emily werden toegeschreven van de hand te zijn van Branwell. En daaronder zijn verschillende stukken van schoonheid en van beteekenis die dezelfde mengeling van meesterschap en dilettantisme vertoonen, die de kenmerkende charme zijn van veel van Emily's werk. | |
[pagina 550]
| |
De uitgeversGa naar voetnoot1) brengen voor hun veronderstelling verschillende houtsnijdende argumenten bij. O.a. spelde Emily het woord whisper fout, in de thans aan Branwell toegeschreven gedichten is het goed gespeld. Het schrift is zóó microscopisch klein, dat het van alle vier enorm veel op elkaar gelijkt. De overeenkomst in bouw en dictie der verzen van Branwell en Emily is opvallend, en treft steeds meer, hoe vaker men de verzen overleest. Dat er zooveel gemeenschap kon bestaan tusschen zijn week, emotioneel temperament en haar viriel karakter schijnt wonderbaar, en daardoor is te verklaren, waardoor men vele gedichten van Branwell eerst hield voor werk van Emily. Het voornaamste in deze uitgave zijn wel de facsimile's naar Emily, die niet minder dan 28 pagina's beslaan, en over de dertig gedichten bevatten. De meesten dateeren van 1844, maar haar beroemde gedicht: No coward soul is mine, en waarschijnlijk haar laatste poëtische uiting, dateert van later, namelijk van 25 Jan. 1846. Volgens de reproducties schreef Emily haar verzen slordig en haastig op, later ging zij er dan enorm aan veranderen en verbeteren. Emily voelde hartstochtelijk en wist haar gevoelens ook hartstochtelijk uit te drukken, en tegelijk zoo ‘flowerlike’, dat de charme ervan onweerstaanbaar is. Zij schijnt haar verzen evenwel zeer toevallig en alleen voor haar zelf te hebben opgeschreven, en kon er in lang niet overheen, toen Charlotte ze toevallig ontdekte. En haar onvergelijkelijke bekoring ligt vooral in deze vreemde combinatie van kracht en nonchalance. Haar verzen zijn dikwijls èn geacheveerd èn volkomen primitief. Zij schrijft met de overtuiging eener volwassen vrouw en tegelijk met de sensitieve puurheid van een kind. En bovendien bezat zij een natuurlijke, aangeboren schuwheid, die haar werk liefst voor haar zelf alleen had willen houden. De pogingen om iets uit te geven, gingen altijd van Charlotte uit, en we weten, dat in een conflict zij weigerde mee naar de uitgevers in Londen te gaan, zoodat Anne Charlotte moest vergezellen. En daarom moeten we Charlotte dankbaar zijn, want, zonder haar hadden we waarschijnlijk niets overgehouden van Emily, die haar intieme uitingen ongetwijfeld allen zou hebben vernietigd. Evenwel schijnt Charlotte wel eens aan Emily's verzen te hebben gecorrigeerd, en dat is natuurlijk zeer jammer, vooral waar het ook | |
[pagina 551]
| |
gebeurde met het prachtige, hier boven genoemde No coward soul is mine. Zooals dit gedicht tot dusverre verscheen, is het niet veel meer dan een travesti. Thans is het door een facsimilé geheel tot zijn recht gekomen, - voor de eerste maal! en daarom zal ik het hier in zijn geheel overnemen: No coward soul is mine
No trembler in the world's storm-troubled sphere
I see Heaven's glories shine
And Faith shines equal arming me from Fear
O God within my breast
Almighty ever-present Deity
Life, that in me has rest
As I Undying Life, have power in thee
Vain are the thousand creeds
That move men's hearts, unutterably vain,
Worthless as withered reeds
Or idlest froth amid the boundless main
To waken doubt in one
Holding so fast by thy infinity
So surely anchored on
The steadfast rock of Immortality
With wide-embracing love
Thy spirit animates eternal years
Pervades and broods above,
Changes, sustains, dissolves, creates and rears
Though Earth and moon were gone
And suns and universes ceased to be
And thou wert left alone
Every Existence would exist in thee
There is not room for Death
Nor atom that his might could render void
Since thou art Being and Breath
And what thou art may never be destroyed.
Men ziet het: Emily was uiterst spaarzaam met haar punctuatie; wederom een bewijs, dat zij haar verzen alleen voor zichzelve schreef en dat zij niet voor anderer oogen waren bestemd. Ook | |
[pagina 552]
| |
gebruikte zij, geheel willekeurig, haar hoofdletters. Maar de hoofdletters van Faith and Fear en van Death en Breath en Undying Life, Immortality, Existence en Being en Breath helpen wel degelijk mede om de centrale gedachte van het gedicht tot een climax te brengen, en dus mag er aan Emily's tekst niets worden veranderd, dus óók niet zooals Charlotte deed: Thou - Thou art Being and Breath.
Emily was volkomen vrij van alle conventionaliteit, en zij gebruikte, precies zooals het haar op het oogenblik inviel: thee en thou of Thee en Thou. In de reproductie blijkt Emily verschillende veranderingen te hebben aangebracht: in de zesde stanza is mine en thine doorgeschrapt en vervangen door me en thee. Strength in de achtste regel werd power en may aan het slot shall. Being en breath waren eerst met gewone letters geschreven, wat de latere hoofdletters van te grooter beeekenis maakt. ‘Something of the very essence of poetry shoots and shines in and through and about her verses.’ En zooals een eerste ébauche dikwijls boeiender kan zijn dan een geheel afgemaakt schilderij, zoo maken vaak Emily's ongeacheveerde gedichten den grootsten, gevoeligsten indruk. Een technische expert mag er fouten en gebreken in vinden, de versgevoelige heeft ze mèt de fouten en gebreken, of misschien juist dáárom, lief. Een vers, getiteld Anticipation verschilt op wel twintig plaatsen met Emily's manuscript, zooals we thans merken. Het begin: How beautiful the earth is still,
To thee - how full of happiness!
How little fraught with real ill
Or unreal phantoms of distress!
dit werd in de eerste uitgave: How beautiful the Earth is still
To thee - how full of Happiness;
How little fraught with real ill
Or shadowy phantoms of distress.
| |
[pagina 553]
| |
En de volgende regels: Blest, had they died unproved and young
Before their hearts were wildly wrung
werden Blest, had they died untried and young
Before their hearts went wandering wrong
(Mischien had Charlotte haar zusters handschrift op deze plaats niet kunnen ontcijferen, waarom anders deze verandering?)
En het slot, zooals thans blijkt: The more unjust seemls present fate
The more my spirit springs elate
Strong in thy strength, to anticipate
Rewarding Destiny!
is in Charlotte's versie geworden: The more unjust seems present fate
The more my spirit swells elate,
Strong, in thy strength, to anticipate
Rewarding Destiny!
waar ‘springs’ zeer verkeerdelijk en tot schade van het gedicht is vervangen door swells.
Er is nauwelijk één vers, waaraan Charlotte niet bezig is geweest; uit goed en best, natuurlijk, maar zij had het toch beter kunnen laten, Ook schreef zij de gedichten niet allen even nauwkeurig over. Er is dus nu een groot en goed werk gedaan, de teksten in den oorspronkelijken vorm te herstellen! Charlotte, met haar diep, gepassionneerd gemoed, was de vruchtbaarste auteur van de vier, maar haar verzen zijn ontwijfelbaar ‘the poorest’. Men zou kunnen zeggen, dat zij in haar proza dikwijls veel meer dichter was dan in haar vers-werk! | |
[pagina 554]
| |
Van 1829 tot 1839 werkten Charlotte en Branwell zeer veel tezamen. In hun verzen zoowel als in hun proza hielden zij zich bezig, met het door henzelf bedachte land Angria (hierover handelt ook Charlotte's eerste roman ‘The Spell’, waarover later) Charlotte identificeerde zich met de twee zoons van den hertog van Wellington (haar held); nu eens noemde zij zich Marquis of Douro dan weer Charles Wellesley. Branwell's pseudoniem was: Young Soult the Rhymer. En zooals ook zijn zusters was hij het meest geïmpressioneerd door den stormachtigen, eenzaam woesten achtergrond der verlaten moors. Na den dood van Anne schreef Charlotte een korte levensherinnering van haar zuster, waarin zij zegt: .... she ever waited at the foot of a secret Sinaï, listening in her heart to the voice of a trumpet sounding loud and waxing louder. En zij had gelijk. Anne's teere, fijne schaarsche gedichten dragen het stempel van deemoed en resignatie.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.) |
|