De Nieuwe Gids. Jaargang 50(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Haar laatste brief door Hélène Swarth. 1. - ‘Nu kom tot mij, die morgen sterven zal. Vrees geen verwijt, geen woord, geen blik zal klagen. O geef die troost de laatste mijner dagen! Reeds wenken handen naar het Doodendal. Verbood u trots, vergeving mij te vragen, Gij, die mij lósliet, wie gij noemde Uw Al, Toen donkere ontrouw dreef ten zondeval Hem, die mij veilig zou door 't leven dragen, Toch wil ik, arme, door uzelf beroofd, Zoo ver van huis, nu zwervensmoe gezegen, U geven meer dan ooit ik heb beloofd. Wijl 'k ééns u minde en wroeging zwaar zou wegen, Wil ik, vergevend, leggen op uw hoofd De louterende vuurkool van mijn zegen.’ [pagina 70] [p. 70] 2. De schemerlamp verguldt de late rozen, De vlammengloed, het Perzische tapijt. - ‘Voor hem! háar schrift!’ Zij rijt den brief en smijt In 't vuur de flarden, wild, met driftig blozen. - ‘Hoe dúrft zij? Ik werd boven haar verkozen!’ Laakt zij, die hém heeft tot die daad verleid. - ‘Wat schreef zij hem?’ Haar kwelt geen zelfverwijt Dan dat haar spot dien brief niet heeft doorplozen. Haar spiegelbeeld vertroost haar en zij lacht - Hij komt, ze omarmt hem, speelt een vroolijk wijsje, Danst triomfantlijk, zingend als een meisje En weet zich mooi - Maar, huivrende in den nacht, Hoort ze, angstval klagend, roepen hem, in droomen, Den naam van háar, wie zij heeft ál ontnomen. [pagina 71] [p. 71] 3. Zij wacht - En zacht, gelijk de morgenstralen Onthullen 't land, gedekt door nevel toe, Raakt Dood Verleden met zijn tooverrôe. En 't liefdeleven bloeit, als voór zijn falen. Wel willig sterft zij, jong, maar leed maakt moe. Doch eerst hem weerzien, na haar eenzaam dwalen! Hij las haar brief, hij weent, hij zal niet dralen - Naar hem verlangt zij, o hij weet niet hoe. Zij wacht, zij luistert en haar tranen leken. - ‘Kom niet te laat, o lief, die mij verliet!’ Zij wacht - De koortsgloed dooft, haar oogen breken. Zij zucht den naam van hem, die haar verried En vraagt nog, stervend: - ‘Wáarom kom je niet?’ Vorige Volgende