| |
| |
| |
Nieuwe Gids-correspondentie. (Vervolg van blz. 534.)
Amsterdam, 21 Juni 1888. Hemonystraat 13.
Amice,
Hierbij je stukje over Z. terug. Ik weet niet of er over de Rotterdamsche bij ons geschreven zal worden, maar als het gebeurt, wordt het door een onzer gewone medewerkers gedaan. Wij mogen, terwille der eenheid van kunstoordeel en der eendracht, onze gewone medewerkers, die de maandelijksche rubriek ‘Kunst’ vullen, niet verrassen met bijdragen, die niet van hun kant komen, over onderwerpen soms, die zij niet van belang achten in hunne campagne, of waarin meeningen staan, die niet de hunne zijn.
Maar waarom stuur je niet wat novellistische dingen, dat ik er een keus uit kan doen. Het publiek heeft in zoo lang niets van je vernomen, het gaat denken, dat je op je lauweren rust. Stuur eens wat.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Frans Netscher.
| |
Amsterdam, 26 Juni 1888. Hemonystraat 13.
Mejuffrouw,
Met bijzonder genoegen zullen wij uwe zeer fraaie sonnetten in de Augustus-aflevering opnemen. Gij zijt zoo vriendelijk mij te vragen, of ik nog wel eens verzen maak.
Waarop ik moet antwoorden: Helaas, neen; zorgen en bezigheden hebben mij, die toch al niet zeer productief was, sedert drie jaren van het verzenschrijven afgebracht. Plannen en brokstukken genoeg, maar ik word te veel geäbsorbeerd door andere dingen.
| |
| |
Op het oogenblik is het misschien ook beter voor mijn positie als kroniekschrijver, dat ik zelf geheel buiten de productie sta. Daardoor ben ik vrijer, onbevangener, en wat er in de Nederlandsche poëzie voorvalt, interesseert mij meer, dan het anders wellicht zou doen.
Ik had gehoopt nog voor de Augustus-aflevering uw nieuwen bundel te kunnen bespreken, doch begin te gelooven, dat het wel October worden zal.
Ik heb een aflevering gezien van een nieuw tijdschrift, begonnen door eenige jongelui. Als alles, wat er uitkomt, interesseerde het mij. Wat heb ik mij beurtelings verveeld en geämuseerd! Ik vind, zulke dingen behooren tot een lagere orde van zaken, een geestelijken kring, die met den onze niet in contact staat, en die alleen met de psychologie, niet met de literatuur, iets te maken heeft. De vier hollandsche redacteurs hebben van de oprichting van de N.G. af herhaaldelijk getracht zich bij ons aan te sluiten, maar ik heb ze steeds moeten afweren, omdat hunne bijdragen onbruikbaar waren.
1 Juli a.s. ga ik naar buiten. Mijn adres is dan weder Hemonystraat 13.
Dankend voor uwe bijdrage,
Met hoogachting,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Aan Mej. Hélène Swarth.
| |
Amsterdam, 26 Juni 1888. Hemonystraat 13.
Geachte Heer,
Wilt gij s.v.p. wachten op antwoord, tot ik in Katwijk-aan-Zee ben, waarheen ik Zaterdag a.s. vertrek? Ik zit in een wanhopige drukte, en kan u onmogelijk thans het gedetailleerde oordeel sturen, dat ik graag wilde.
Achtend,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Aug. P. van Groeningen.
| |
| |
| |
Nieuwer-Amstel, 25 Juni 1888. Overtoom (stille zij), 62.
Care,
Meld mij s.v.p. met een enkel woord, of ik nog vóór Zondag copy van je kan krijgen. Ik zou het graag hebben, als het eenigszins kon.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Jac. van Looy.
| |
Katwijk-aan-Zee, 13 Juli 1888, bij Mej. H. Vooys, Voorstraat.
Geachte Heer,
Ik heb thans al de door u gezondene novellen gelezen en herlezen, en ik zou u gaarne eenige opmerkingen willen maken, die u misschien van nut kunnen zijn bij eene eventuëele uitgave van uw werk, eene uitgave, waarin ik levendig belang stel, en die, voorzoover het aan mij mag liggen, zeker in het aanstaande najaar komen zal.
Het komt mij voor, dat gij een zeer oorspronkelijk talent bezit, een talent dat bestaat in het kunnen weêrgeven van de woorden en gedragingen van het volk uit de achterbuurten. Ik kan wel is waar niet beslissen, of gij daarin geheel en al waar zijt, d.i. overeenkomende met uwe Rotterdamsche werkelijkheid, maar dat gij ons leven geeft, een stuk organisch leven, alleen om en in zichzelf bestaand, dat gevoel ik zeer sterk. En dat is alles wat een kunstenaar behoeft te doen.
Maar - ik geloof, dat de heer Verwey het u reeds geschreven heeft, - in den aard van uw onderwerp ligt het, dat gij toestanden schildert en uitdrukkingen bezigt, die een tijdschriftlezend publiek
| |
| |
niet in druk wenscht te zien. De Hollanders zijn daarin anders erg vooruitgegaan. Tien à twaalf jaar geleden verontwaardigde men zich ten diepste over dezelfde novellen van Emants, die nu voor hoogst-fatsoenlijk doorgaan. Misschien gaat het met de tegenwoordige literatuur over tien jaar ook dien weg op.
Op het oogenblik echter is het ons onmogelijk iets van uwe novellen in ons tijdschrift te plaatsen. Met een afzonderlijk boekdeel is het heel iets anders. Dat zwerft niet van het bureau naar de koffietafel, dat hoeft niet te komen in handen van het geheele huisgezin; wie het hebben wil koopt het, en als hij het niet aan vrouw en kinderen wil laten zien, sluit hij het weg.
Gij vindt deze redeneering, in uwe alleen-staande-schrijvers-onafhankelijkheid, misschien zeer vreesachtig, maar ik verzeker u toch, dat zij gezond is, en dat wij door ondervinding geleerd hebben, wijs te zijn.
Het beste zal zijn, geloof ik, dat ik uwe copy zend aan den een of anderen uitgever, waarbij ik een brief van aanbeveling voeg. Ik weet niet of die aanbeveling u veel zal baten, maar toch misschien iets. Als wij eens begonnen met Mouton in Den Haag. Die is jong, durft wat, en geeft netjes uit. Wat dunkt u daarvan.
Maar - en nu komen de ‘maren’ - ik heb allerlei bezwaren tegen uw werk, die ik de vrijheid neem u bij deze voor te leggen.
Ten eerste dan ben ik van oordeel, dat gij ‘Een Schaftuur’ en ‘Eenzaam’ in het geheel niet moest uitgeven. ‘Een Schaftuur’ - gij hebt het zelfs reeds in een uwer brieven erkend - deugt heelemaal niet. In de conversatie der mannen zit wat goeds, maar in den kleinen Frans hebt gij een complex van een paar treffende eigenschappen, een type van nobelheid, geen levenden jongen gegeven. ‘Eenzaam’ is zeker beter, maar niet eenvoudig en klaar genoeg, en in één stuk gezien. Hoe gunstig steken daarbij af ‘Haagsche Leen’, ‘Zaterdagavond’ en ‘Besmettelijke Ziekte’, ‘Een dagje uit’ en ‘Een doode musch’ zijn misschien hier en daar wat lang van uitwerking, maar met z'n vijven vormen zij toch een aardig bundeltje. Misschien kunt gij er ook nog wel schetsen van lateren datum bijvoegen, die ik nog niet heb gezien.
Ik moet u echter ernstig waarschuwen tegen eenige eigenschappen van uw werk, die mij voorkomen gebreken te zijn.
1o. Soms als in ‘Besmettelijke Ziekte’ zijt gij op het kantje
| |
| |
van het sentimenteele (de vader), en (door het schrille contrast van dezen met de moeder) op het kantje van het romantieke.
2o. Schijnt het mij, alsof gij soms, door in de gesprekken te veel spreekwoordelijke en volksuitdrukkingen achter elkander te zetten, die gesprekken iets gemaniereerds doet verkrijgen.
3o. Laat gij op verscheiden plaatsen de spontane ontwikkeling van den toestand varen, om als de auteur-zelf op te treden met ironische of komische inzichten, of met moreele en sociale bespiegelingen. Dit vind ik zeer verkeerd.
4o. Vind ik uwe spelling ongenietbaar. Dat dit geen subjectieve indruk is, blijkt uit de gevolgen waartoe uw systeem u leidt. Hoe is het b.v. mogelijk trot-war (zooals gij schrijft) uit te spreken als het fransche trottoir, en waarom misgunt gij aan zeetijdingen die arme tweede e die waarlijk niet overbodig is? Ik noem slechts 2 voorbeelden.
Ik heb ter illustratie van deze aanmerkingen vele plaatsen in uw copy aangestreept. Het zal daarom misschien 't best zijn, dat ik u de novellen terugstuur, alvorens met een uitgever te onderhandelen. Dan kunt gij zelf zien.
In afwachting van uw antwoord,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Aug. P. van Groeningen.
| |
Katwijk-aan-Zee, 13 Juli 1888.
Amice,
Bij deze stuur ik je, op je verlangen, het stukje van Netscher over de Etsen van Z.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer J.H. Rössing.
| |
| |
| |
Katwijk-aan-Zee, 19 Juli 1888. bij Mej. H. Vooys, Voorstraat.
Amice,
Verwey heeft je heden middag een telegram gestuurd, met dringend verzoek om eenige copie, zoo je die hebt. Deze brief moge dienen tot eenige nadere toelichting van dat verzoek.
Er is nl. voor de eerste maal sinds de oprichting van De N.G. iets gebeurd, waarop wij, door het ongewone er van, in het geheel niet voorbereid waren. Er is copy, veel copy te kort. Beloofde bijdragen zijn niet ingekomen en bovendien - het is de zomertijd, waarin de menschen liever vacantie nemen dan zitten te pennen.
Dat is een heel gek geval, zooals je je wel voorstellen kunt. Als nu echter de redactieleden en eenige der voornaamste medewerkers hun best doen en geven wat ze hebben of kunnen, dan kan er nog een goede aflevering voor den dag komen. Wij verzoeken dus in de eerste plaats jou, zeer dringend, ons te helpen. Heb je niet iets liggen, dat, zooal niet af, dan toch in een niet al te langen tijd voltooid kan worden? Je hebt, desnoods, nog tien dagen, na ontvangst dezes - als wij dan slechts de copy in handen hebben. We zijn natuurlijk bereid, zooals billijk is, den buitengewonen tijd, dien je voor ons besteden moet, ook buitengewoon te honoreeren. Zie wat je doet, toe, wij zitten er erg in.
Doch doe, wat ik je bidden mag, zoo spoedig mogelijk, toezegging of weigering, daar de zaak zeer pressant is.
Bij deze zend ik je Holland-Vlaanderen en Revue Indépendante, laatste door mij ontvangen aflevering. Goudakker's Illusiën is besteld. Over je pretentie hebben wij Goes, die Zondag l.l. hier was, aangesproken. Hij beweerde dat hij je 100 frs. gestuurd had, en dat je het restant spoedig ook zou ontvangen. Ik behoef je niet te zeggen, dat dit schrijven strikt confidentieel is.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer K.J.L. Alberdingk Thijm.
| |
| |
| |
Katwijk-aan-Zee, 19 Juli 1888. bij Mej. Vooys, Voorstraat.
Geachte Heer,
In zoo lang heeft de Nieuwe Gids, die indertijd zulke uitstekende bijdragen van u plaatsen mocht, niets van uwe hand ontvangen of van u gehoord. Zoudt gij ons nu niet voor onze aflevering van 1 Aug. a.s. kunnen verplichten met eenige beschouwing over de politiek van den dag, een philosophische studie, of een boekbeoordeeling, of wat gij dan ook mocht hebben liggen, òf voor 1 Aug. a.s. zoudt kunnen afmaken. In onze tegenwoordige omstandigheden kan het vel van 16 bladz. u met f 30 gehonoreerd worden, zoo gij dat verkieselijker acht. In afwachting van uw antwoord,
Hoogachtend,
WILLEM KLOOS.
Den Heer Mr. M.C.L. Lotsy.
| |
Katwijk-aan-Zee, 19 Juli 1888.
Waarde Heer,
Zoudt gij ons voor de aflevering van 1 Augustus a.s. niet iets kunnen geven, dat gij liggen hebt, en dat, minder op het volksleven en de volkstaal geïnspireerd, toch literair goed en geschikt voor ons tijdschrift is? Dat zou u als introductie voor de uitgave van uw bundel geen kwaad doen. Antwoord mij s.v.p. zeer spoedig. Ik heb uit uw brief niet begrepen, of gij eerst uw copy terug wilt hebben, of dat ik ze onmidellijk, zooals ze daar ligt, aan Mouton zal aanbieden. Ook hierop ontving ik graag antwoord.
Achtend,
Met vriendsch. groeten,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Aug. P. van Groeningen.
| |
| |
| |
Katwijk-aan-Zee, 19 Juli 1888. bij Mejuffr. Vooys, Voorstraat.
Waarde Heer,
Zoo gij soms een nieuwe philosophische studie mocht hebben voltooid, of met een niet te groote moeite een gedeeltelijk voltooide zoudt kunnen afmaken, zouden wij die in onze aflevering van 1 Augustus a.s. kunnen opnemen. In onze tegenwoordige omstandigheden kan het vel van 16 blz. u met f 25 gehonoreerd worden. Verzoeke s.v.p. spoedig antwoord.
Met vriendschappelijke groeten,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Dr. D.G. Jelgersma.
| |
Katwijk-aan-Zee, 21 Juli 1888. bij Mejuffr. H. Vooys, Voorstr.
Waarde Heer,
Vriendelijk bedankt voor de spoedige toezending der inkt, en van de vele pakjes en kruisbanden, die ik al van u ontving.
De heer J.H. Anschütz, officier van gezondheid 2e klasse te Gambong op Java, heeft zich op den loopenden jaargang geabonneerd. Wees u dus zoo goed hem de verschenen vijf afleveringen te laten zenden en het geld te verrekenen niet met v.d. Goes, maar met Verwey.
Of wij, het volgend jaar, om de maand zullen uitkomen, is, door allerlei omstandigheden, nog onzeker. Verwey, die overdag in stad is, o.a. ook om u te bezoeken, zal u wel het een en ander daarover meêdeelen.
Tot zoover de zaken. Het gaat mij hier heel goed; baden, wandelen en eten zijn zoowat mijn voornaamste bezigheden. Als het
| |
| |
maar wat beter weêr was; maar iederen dag valt er regen en warm, goed warm schijnt het van den zomer maar niet te willen worden.
Voor Amsterdamsche berichten houd ik mij zeer aanbevolen, want ik leef hier van de wereld afgestorven. Uwe vrouw is zeker nog niet terug. Zoo ja, dan verzoek ik u haar mijne vriendelijke en beleefde groeten te doen.
Hoogachtend,
Uw dw.
WILLEM KLOOS.
O ja, wil u mij s.v.p. afl. 4 en 5 van dezen jaargang zenden; ik moet den inhoud opmaken en heb hier geen exemplaar.
Den Heer W. Versluys.
| |
Katwijk-aan-Zee, 22 Juli 1888. bij Mejuffr. Vooys, Voorstraat.
Amice,
Je stukje zal welkom zijn. Het artikeltje over ‘Le Désespéré’ had ik, met een briefje aan de Koo, aan het Weekblad aangeboden, maar ik ontving het na eenigen tijd terug in een couvert, zonder eenigerlei mededeeling er bij. Ik doe het je bij deze weder toekomen.
Zooals je ziet is mijn adres, op het oogenblik, anders.
t.t.
WILLEM KLOOS.
Den Heer Ary Prins.
(Wordt vervolgd.)
|
|