De Nieuwe Gids. Jaargang 48(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 277] [p. 277] Verzen door Hélène Swarth. I. Ter nagedachtenis van Alice Nahon. O blanke ziel, in lijdens kooi gevangen, Die aan de tralies wond de vleuglen stiet, Uw leed vertroostend met uw zachte zangen, Nog lievend leven, dat u derven liet! O meisjeshart vol teeder vreugdverlangen, Voor sterven bevend als een wankel riet! Hoe streelde u zoet en overwon uw bangen Geloof, uw engel, die u nooit verliet! O kinderziel, gelijk de Heiland minde! O maagdeziel, gelokt door liefdewaan! O dichterziel, wie eeuwig licht verblindde, Toen Dood, bevrijdend, kwam de kooi verslaan! Gods vogel, blij dat niets aan de aard meer binde, Die zingend zag den Hemel opengaan! [pagina 278] [p. 278] II. Aprildag. Aschgrauw de weg, de boomen sintelzwart, Als liet een brand verkoolde stronken staan; Norsch wolkendonker, boven 't grijs der laan En barre wind, die lentebloed verstart. Een dofbruin paard zijn kar trekt stromplende aan. De voerman vloekt en zweept die schonken hard - Hoe rein ontbloeit nu 't ijzig aardehart Die boom, als hoop, die breekt door leed zich baan! Hoe mooi ontvouwt hij, pril en argeloos, Zijn blanken tuil, elk bloempje een kleine roos, Wie ópenkuste vleiend zongestreel! Vrees niet! De Aprilwind blijft niet lang meer boos. Zie 't winterkoorn, tapijt van groen fluweel, En voel, als 't graan, uw leven tijdeloos. [pagina 279] [p. 279] III. Stilte. Zij wenkte, éen vinger op den mond En met haar lokken zilverblond En met haar sluier nevelblauw Zij teeder mij in de armen wond, Mijn hoofd besprenkelend met dauw. - O Stilte, wie ik wedervond, Als 't zwervend kind een moeder trouw, Tot u met diep een hartewond Ontvlood ik bang mijn huis van rouw. Met u, wie heugt ons oud verbond, Wil 'k dolen door de Meilandouw. O Stilte! streel mij weer gezond, Tot in de lente ik God aanschouw. Vorige Volgende