De Nieuwe Gids. Jaargang 48(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Verzen door Hélène Swarth. I. Heimwee. De kamer gelijkt een gevang. Hoe bleef ik hier lijden zoo lang? De lucht is er zwaar van verdriet. Hier ademen kan ik niet. Ik ijl naar het heideveld, Zoo dor onder wolkengeweld. De heide is beängstigend wijd - Ik verschrik van mijn eenzaamheid. 'k Wil schuilen in 't suizelend woud, Omfladderd van bladerengoud. De boomen zien duister mij aan - Ik wil liever naar huis toe gaan. O leidde mijn wederkeer Naar het kamertje van mijn weleer, Zoo vertrouwd, zoo omveiligend zoet Dat van heimwee ik schreien moet! Mijn droomcel, mijn heiligdom, O vond ik jë eindlijk weerom! Als jij me in je wanden sloot Hoe kalm zou ik wachten den dood! [pagina 54] [p. 54] II. Verlangde nacht. Toen gleed tot mij, dien heelen dag verwacht, In nevelgrijs, de teedre Schemering En streelde lief, met wiegend zoet gezing, Mijn mond, nog bitter van verzwegen klacht. Dan, trotsch, trad Avond binnen en hij bracht Zijn tooverlamp en sloot me in gouden kring, Waar beelden rezen van herinnering. Elk fluisterde een verhaal - Toen kwam de Nacht. Zij nam me in de armen. 'k School in 't week gestreel Van 't blauw gewaad van maandoorglansd fluweel. Haar zonen bracht zij beiden: Slaap en Droom. - ‘U heet ik welkom, vredegever Slaap! Bedwelm mij en verdrijf dien valschen knaap!’ Slaap look mijn hart - En leed smolt weg in droom. [pagina 55] [p. 55] III. Slaap. Een kroon papavers rond de donkre lokken, In nachtblauw kleed, éen vinger op den mond, Slaap, engel Gods, dien God wie lijden zond, Welk tooverlied zal tot mijn sponde u lokken? Leg zalvend zacht uw hand mij op de wond, Die nooit genas - In grauw van schemervlokken, Al lang verklonk de zang van de avondklokken - Ontsnoer de streng, waarmee de Dag mij bond. Ik voel de streeling van uw mededoogen, O teedre Slaap! Nu kus mijn brandende oogen, Dat 'k, héél den nacht, vergeet de levenshel! Verkoel mijn hart met d'adem van uw lippen! Neem zeegnend mij in de armen, laat mij glippen In zee van heeling, waar geen droom mij kwell'. Vorige Volgende