De Nieuwe Gids. Jaargang 47
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 529]
| |
Maandelijksch overzichtGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 530]
| |
en de troisquarts van zijn chirurgisch aangelegden geest, die vivisectie pleegt op zielen, op onbewustheden... en die daarbij lacht den hoonenden lach van super-cynisch sarcasme. Papini lacht, en ook de lezer lacht dikwijls met hem samen, want ge wordt door hem meegesleept in een wervelenden dans, waarin de zotste figuren de dwaaste pirouetten maken. Ge moet lachen, of ge ilt of niet, want Papini's geest is ontembaar en zijn fantasie onbegrensd. Maar na de lectuur van het heele boek voleindigd te hebben, voelt ge uw hart omsnoerd als door een looden band en het ademhalen is u moeilijk geworden. Waarom Papini zich verschuilt achter de fictie van den krankzinnigen Gog, nu hij, in een overdadige massa de waarheden uitstort, die hem te gloeiend en te lang op de ziel hebben gebrand? Waarom?.... Waarschijnlijk omdat hij in dit veridieke boek zooveel waarheden verkondigt, ‘die men anders niet zegt’, zoovele sluiers weg-scheurt, die men anders mis-standen en verkeerdheden bedekken laat, omdat hij in ongebreidelden hartstocht zooveel dingen uitkrijt, die men anders gaarne achter liefderijk zwijgen verbergt.... Daarom, dáárom had Papini het ‘masker’ noodig van den krankzinnige, wiens woorden niet (voor wie het niet wil, voor wie het niet aandurft) au sérieux behoeven te worden genomen, omdat ze immers gesproken worden door een redelooze.... maar met de doorzichtige, dubbelzinnige bijbedoeling, dat ‘gekken de waarheid zeggen’. In zijn boek Gog, met als motto: Satan zal uit zijn kerker worden los-gelaten, en hij zal uitgaan en de volken verleiden. Gog en Magog.... (uit de Apocalyps XX. 7) dat in de zeer goede, vlotte vertaling en met een interessante inleiding van Ellen Russe uit het Italiaansch bij Teulings' Uitg Mtsch. te 's-Hertogenbosch verscheen, stelt Papini het voor, of hij, op bezoek in een krankzinnigengesticht, kennis maakte met den Amerikaanschen multimilliardair Goggins, (afkorting Gog) en dat deze hem een bundel memoires heeft ter hand gesteld. Zooals ik hierboven al zei, is de fantasie, dat het juist een krankzinnige moest zijn, zeer vernuftig gevonden. | |
[pagina 531]
| |
Welnu, de reminis-cenzen van Gog, dezen genialen krankzinnige met zijn feillooze critiek, zijn juiste uitdrukkingswijze voor het haast niet uit te zeggene, zijn beknoptheid van stijl, zijn genadeloos oordeel, dat nooit door eenige sentimentaliteit vertroebeld wordt, - zijn met scherpte, nadrukkelijkste zekerheid puntjes zetten op de i's, zijn ongelooflijke kennis en belezenheid, vormen een bacchanaal van den geest, zóó grotesk soms en soms ook zóó grootsch, dat men er van siddert, zooals men sidderen zou voor een aardbeving of voor de eruptie van een vuurspuwenden berg. Het is haast te veel voor één menschelijken geest.... men voelt, dat op een gegeven oogenblik de manometer van Papini's zielsconstructie een waarschuwend sein heeft laten hooren, en dat vrijlating van het te óvervele in zijn psyché het gevolg wezen moest. Papini is stellig een der veelzijdigste breinen van zijn tijd. Een onverzadelijke zucht naar kennis heeft hem gedreven, onderzoekingen te doen op alle velden van het menschelijke denken, weten, bevroeden, kennen; hij dringt zóó diep dóór in de intellecten van andere beteekenisvolle persoonlijkheden, dat hij gefingeerde interviews ten tooneele brengt, die de betrokken individualiteiten zelf verrast zullen doen opkijken. Verzonnen gesprekken zijn meestal weinig interessant en bijna altijd ergeren ze u, maar elk onderhoud van Papini (waarom zouden we Gog blijven zeggen!) is zóó juist van opvatting, zoo fijn spiritueel, zoo geestig van inventie, dat het hoogst belangwekkend is, om het te lezen, en te herlezen zelfs! Met genialen spot beïroniseert de schrijver de moderne beeldende kunst (men weet dat de futuristen alleen wilden schilderen met vergáánde verf) door een beeldhouwer te laten boetseeren.... in rook, en een musicus een symphonie-der-stilte te laten componeeren, waarbij geen geluid wordt vernomen! De zeventig hoofdstukken bevatten elk een element van hetgeen de menschheid ten diepste raakt, en onder de lectuur bevangen u de meest verschillende aandoeningen: nu eens schudt ge het hoofd om zóóveel schrandere speelschheid, dan weer barst ge spontaan in lachen uit, om een geniale trouvaille (als bijvoorbeeld het benutten van een ectoplasma als betrouwbaren huisgeest), dan weer doorhuivert u een ijskoude rilling om de verschrikkelijke werkelijkheid van | |
[pagina 532]
| |
het zoogenaamde interview met Lenin, - hoe diep heeft Papini hier de waarachtige waarheid gepeild!...... Nu eens knikt men instemmend bij ‘Het wonder thuis’, dán weer wordt men geschokt door de wijze, waarop, volgens Gog, de te groote toename der menschen kan worden ingetoomd. Voortreffelijk is het bezoek aan Ghandi; Papini keert dikwijls de gewone inzichten óm (Ghandi pleegt geen verzet tegen de Engelsche overheid omdat hij te Indisch, maar omdat hij te.... Engelsch in zijn opvattingen is. Freud is niet degene, die de schunnigheden haalt uit de menschelijke ziel, neen, hij is juist degene, die gekweld wordt door geobsedeerden, hysterici, zenuwzieken, die hem met alle geweld hun schunnigheden willen toevertrouwen). Menigeen zal instemming voelen bij het hoofdstuk Maskers, en kostelijk van vinding is het voorstel om aan de tooneelspeelkunst een nieuwe belangrijkheid te geven; (geen roode inkt meer, maar echt menschenbloed, geen lijken, die na afloop van het stuk voor het voetlicht komen buigen, maar echte dooden, - waarvoor men dan ter dood veroordeelden of aspirant-zelfmoordenaars neemt - in één woord, alles op het tooneel echt, echt, echt! Om hier even den schrijver te overcyniseeren: het behoeft geen betoog, dat met deze methode alle schouwburgen werkelijk elken keer tot den nok tjokvol zouden zijn!) ‘De opvattingen van Benrubi’, - hoe de Jood staat tegenover de Westersche beschaving, zijn, in een kort bestek samengevat, de ontzettendste waarheden, waarvoor wij Europeanen meestal terugdeinzen in schrik, maar die in zekeren zin de illustratie zijn van Marsden's Protocols of the learned elders of Zion. In De Godenlaan krijgen wij een kernachtig resumé der verschillende godsdiensten; in Sir J.G. Frazer en de magie betoogt hij, dat aan alle geloof de magie ten grondslag ligt. In Papier geeft hij weer een van zijn beschouwingen, die geweldig zijn in hun samengevatte kortheid, dat heel onze beschaving aangewezen is op de meest broze materie, die er bestaat, - op het papier. (Banknoten, verdragen, obligaties en certificaten, couranten, contracten, documenten, boeken, enz.) en in: Bezoek aan Knut Hamsun, laat hij dezen dingen zeggen, die elk auteur moet beamen, die het ‘tout génie est martyre’ van Lamartine als aan den lijve heeft gevoeld: | |
[pagina 533]
| |
‘Gij weet gelukkig niet, wat het zeggen wil: beroemd te zijn; dat u een dergelijk ongeluk steeds bespaard blijve! Beroemd worden beteekent tevens.... oud en vervolgd worden. Roem bereiken, beteekent tegelijk veranderen tot levend en geplunderd lijk. De jongeren en de mededingers beschouwen je als een onbetamelijke, zichzelf overlevende man, en behandelen je als zoodanig. Roem is een voorlooper van baar en graf. (Niet woordelijk citeerden we hier de expressies welke de groote Noor gesproken had kunnen hebben, maar wij gaven de quintessens er exact van weer.) Gog is een boek, zoo rijk, zoo veelomvattend, zoo vol van de interessantste kwesties, zoo suggestief en zooveel eigen gedachten oproepend, dat het bijna te veel is, en men onder de lectuur telkens even pauzeeren moet, om niet verbijsterd te raken, door de veelheid van onderwerpen, en zich te voelen als in een kolkenden vortex, waar niets in te grijpen is. Maar als men behoedzaam tast, dan is er véél te grijpen, zóó ont- | |
[pagina 534]
| |
zaglijk veel, dat niemand de lectuur zal staken, zonder te zijn geworden a wiser, en, helaas, in vele opzichten ook wel a sadder man. N.G. | |
Moderne woning-inrichting.Onze moderne woning-inrichting is een onderwerp, dat vrijwel iedereen belang inboezemt, en het nieuwe boek van Cornelis van der Sluys, dat bij de W.B. te Amsterdam, met veel afbeeldingen verlucht, verscheen, zal ongetwijfeld de aandacht trekken; want ook de Hollander is een firm believer van het Engelsche klassiek-geworden gezegde: My home is my castle, en.... Cornelis v.d. Sluys is een betrouwbare gids, dien wij reeds kennen uit zijn Binnenhuiskunst, en dien wij dus ook nu gaarne volgen op zijn tocht door het huis, de kamers, en langs de meubelen, de tapijten, de behangsels, de wandversieringen, verwarmings- en verlichtingsmiddelen, en wat dies meer zij. De heer Van der Sluys heeft het juiste midden weten te bewaren tusschen het achter ons liggende en de toekomst. Hij is in het moderne zeer verstandig en gematigd, is niet dogmatisch en niet overdreven. Hij geeft uitmuntende wenken, en zijn beschouwingen verhelderen in menig opzicht on begrip. Hij maakt korte metten met de opvatting van gezelligheid, zooals die door ouderwetschen werd gehuldigd: dat een kamer zoo vol mogelijk moest zijn, om prettig te wezen. Hij breekt aldus met veel verouderde inzichten, en geeft er tal van nieuwe in de plaats. Hij vecht tegen overdaad en wansmaak, en predikt een aesthetischen eenvoud, waarmee iedereen het eens kan zijn. Dit nuttige werkje is een boek, dat iedereen die het wèl meent met zijn interieur, (en wie doet dit niet!) zich moest aanschaffen, om het te kunnen raadplegen in gevallen van dubieusen aard, waarin men het ‘niet geheel eens is met zichzelf’. Iedereen kan er iets uit leeren; en een betrouwbare leiddraad in deze tijden van verwarring en ontwrichting, die ons meer dan ooit aan de intimiteit van ons eigen huis doet hechten, - is waarlijk alles waard! N.G. |
|