| |
| |
| |
Bibliographie.
Elisabeth Reitsma: Lichtende Verten, gedichten, uitgave van C.A.J. van Dishoeck, Bussum.
Een zachte innige muziek klinkt uit dit boekje op, een nobel warm geluid; de verzen loopen vlot en de beeldspraak is zuiver. Het eenvoudige woord kan liefde dragen, verheen, verheen. Deze verzen zijn een belijdenis van de Liefde, open-klaar gezegd. Daar is vertrouwelijkheid door zich veilig weten. Daar is zekerheid van zegging, daar de ziel heeft overwogen; daar zij vond het juiste woord, dat vertolkte haar diepste weten, heiligste voelen:
Zeker is het Godes wille,
Dat het schoon omsluierd is:
Te veel licht zou blindend wezen
Voor des harten duisternis....
Zoo kan ik u eeuwig minnen
En met onverdoofbren gloed,
Want gij zijt nog eindloos schooner
Dan ons biddend hart vermoedt!
De melodie dezer woorden blijft in ons nazingen en we weten, dit is een echte dichteres. Haar liederen zijn over het algemeen religieus; daar is liefde voor het hoogste, liefde voor de wonderen, die zijn:
Mijn ziel bemint het onbereikbaar verre
En al het schoon, dat beeft voor onze handen,
Het grenzenloos geheim der hooge sterren. - -
| |
| |
Op bladzijde 14 staat het sonnet ‘Aan de Stilte’ en dit lied is één van de schoonste zangen uit dit boek. Het is menschelijkwarm en symbolisch vergeestelijkt, daar is aanvoelen van leven, uit wonder-diepten van hoog Zijn:
Uw reine kus koelt mijn verlangensdorst,
Wanneer ik zwijgend naar Uw adem luister
Voel ik mijn ziel tot U omhoog gericht
En vredig sluimrend aan uw trouwen borst
In donkren mantel van Uw mystisch duister
Droom ik het leven in een heilig licht..............
Die laatste twee verzen zijn fraai; zonder zichzelf geweld aan te doen kan ieder dat beleven, maar de dichteres heeft gestalte gegeven aan wat er in haar omging; in haar woord leeft haar ziele-schat.
Haar woord is bondig vaak met raak accent, zooals in ‘Sprookje’ en dan weer melodisch-zwierig als in ‘Aan een Zigeuner’.
Daar is soms een diepe wijsheid, die opeens uit haar werk tot ons spreekt, bijv. uit ‘Aan de Liefde’ (op bladz. 29):
En zij slechts zullen heerlijk in U leven
Die eerst geheel in U gestorven zijn - -
Anders van uitbeelding is weer ‘Wind’, bladz. 31; strofe na strofe komt óp; daar is zingend vragen en wachten op antwoord, dat nooit gegeven wordt, want wind brengt geen teeken mee van het verre doodenstrand....
Zij noemt ergens den dood haar zwanenridder en getuigt:
Naar nacht of morgenrood. - -
Tot haar schoonste zangen behooren ‘Mijn God, U heb ik steeds gezocht’; ‘In duisternis’; ‘De Weg’; en ‘Zielsverwantschap’:
| |
| |
Gelijk aan twee rijk bloeiende rozengaarden,
Diè grenzen aan elkaar, slechts door een haag gescheiden,
De zoete geuren weêrzijds overwaaien
En saâmgevloeid ten lichten hemel stijgen -
Zoo waaien ook van twee verwante zielen
De rozengeuren harer droomen over
En stijgen saam tot God als vrome wierook....
Hier zijn de grenzen weg - hier is oneindigheid, hier is het wonder; hier werd de dichteres mysticus verinnigend het leven door de muziek van 't hart.
| |
Louteringen, gedichten door Jan H. Eekhout. Uitgave van G.W. den Boer, Middelburg.
Aan het wijde Schelde-strand te Vlissingen bespeurt men bij helder weer in de verte een kustlijn. Dat is Zeeuwsch Vlaanderen. Daar liggen welige landouwen, eenzame hoeven, dorpen en oude, kleine steden met prachtige torens, o.a. Sluis. In dien uithoek des lands woont Eekhout; door de omstandigheden is deze dichter dus op zichzelf aangewezen.
In zijn bundel ‘Louteringen’ heeft hij bijeengebracht een keur uit wat hij schreef, toen hij zich van zijn dichterschap was bewust geworden. Deze verzen zijn argeloos-eerlijk en treffen door hun groote menschelijkheid; liefde tot het Eeuwige doet hem zingen, doet hem dalen in diepten van menschen-lijden, en verlangend uitzien naar hoogten waar het licht wordt. Zijn melodieën zingen door ons heen. De geheimenissen der hoogten klinken over de aarde. In deze verzen uit zich meditatief een zingend, strevend mensch. Het leven kent hij als een vreemde tocht:
En ieder schouwt een eindlijk wit
- Geen, die dat oud verhaal vergat.... -,
En ieder vloekt en ieder bidt
| |
| |
En ieder weet een lieve wijs -,
En ieder kent een vreemde smart....
Het is een donker-vreemde reis
Van hier tot aan Gods hart....
De onvoorwaardelijke overgave aan het Aller-Hoogste komt ons tegemoet uit ‘Nachtliedje’:
- - Zoet-rokig uit U vloeit de stilte
'Lijk teeder-wijd water over mijn land....,
Vader, mij is of ik d'aarde
Dit boekje getuigt van strijd, want zonder strijd geen loutering, geen bevrijding:
Nu in den avond - de roode roodborstjes sluim'ren;
de stille sneeuw brandt met duizend bloemen -
kan ik enkel nog knielen:
ruk Gij van de gelaten mijner broeders
het martelend masker!....
Daar is een reeks ‘Christusverzen’, van vorm verschillend, maar één van geest. Sommige zijn als middeleeuwsche schilderijen:
Het lag daar naakt en rose en lief'lijk kleen;
Een os blies er zijn adem over heen....
Het lag daar 'lijk een bloesem van de Mei!
Maria weende en Jozef knielde erbij.
Daar is de oude legende van ‘Christofoor’, de man die het Jezuskind door het water heen draagt, door het ruischend riet, door den vloeienden stroom; eerst dunkt de last hem licht, maar dan bezwijkt hij schier; 't is hem als droeg hij een Heelal en in
| |
| |
vrees en angst vraagt hij den knaap: ‘Wie zijt ge?’ Tot driemaal toe en het antwoord klinkt:
‘Herkent gij Hem niet, Dien zóó lang ge zocht?’
- 'k Weet verder slechts nog dit: dat 'k d'handen saâm,
Niets voelend meer van het onaardsch gewicht,
Rende door 't water als door louter licht,
En almaar stamelde des Christus Naam.
Ook het sonnet ‘Kruisiging’ is fraai van beeld en diep van gevoel:
En huiverend omziend trof diens blik 't verlaten,
Scherp silhouet van den gekruisten God
En wist opeens dat hij dien Man niet haatte....
Daar leeft nog romantiek in het oude land van Zeeuwsch Vlaanderen en ook daarvan weet Eekhout te zingen. Men schouwe in 't avonddorp den bedelaar, den zwervenden muzikant:
De wind ruischt loom. De bedelaar blijft staan
En heft de vedel. Weeke klanken gaan
Langs grijze, wank'le huizerijen streelen....
't Spel zwijgt. Gebarsten bedelstem vraagt brood.
Een deur valt toe. En huizen verder veêlen
Gaat weer het zoete wijsje van den dood.
Hetzij hij een zaaier beschrijft, schrijdend groot vóór d'avondbrand of een zwemmer, plots rijzend uit het water, terwijl een vracht van paarlen druipt zijn schouders af, of weemoedige zangen neurt bij 't avond-komen, of blijde liedjes fluit de lucht in, altijd klinkt uit zijn verzen een nimmer rustende muziek, die voert naar verten, naar lichtende hoogten.
Dit kunstwerkje van een visionairen geest heeft groote kwaliteiten.
Joannes Reddingius.
* * *
| |
| |
| |
G. van Nes-Uilkens: Lichte vensters. - Van Holkema en Warendorf, Amsterdam.
Alles wat mevrouw van Nes-Uilkens schrijft, is levend en doorleefd. Het boek Lichte vensters is een vervolg op Ingrid, en dit weer een vervolg op Duikelaartje. Ik vind het nog altijd jammer, dat dit laatste boek (dat thans reeds in 13en druk verscheen!) ons niet ter bespreking gezonden werd; ik had dan een beter idee kunnen krijgen van Theo's karakter, ofschoon de lezer haar, ook weer in dit werk, toch wel heel duidelijk voor zich ziet.
Hoe voortreffelijk heeft de schrijfster zich in de psyche, zoowel als in het physieke leven van een blind-geboren meisje ingedacht. Geen oogenblik lijken ons Ingrid's gevoelens, opvattingen en gewaarwordingen onwerkelijk of geforceerd. En hoe aannemelijk heeft zij Ingrid's huwelijk met den oorlogsverminkte gemaakt. De communicatie tusschen den man, die niet spreken en het meisje, dat niet zien kan, is dikwijls van een ontroerende aandoenlijkheid. En iedereen zal ten slotte beamen, dat Ingrid er goed aan deed, het ‘stukje taart, dat het lot haar toebedeelde, niet te versmaden, omdat zij de heele taart niet krijgen kon.’
De storm-nacht met het daarop gevolgde ongeval is geteekend met suggestieve kracht. Mooi is het oogenblik, waarop de moeder vreest, dat de dokter de hand van haar jongen zal laten vallen, omdat er toch geen leven meer in is. En uitstekend heeft de auteur de manier nagevoeld, op welke Onno reageert, als hij weet, dat hij mismaakt blijven zal. Hij wreekt zijn smart en spijt daarover op zijn moeder die hem heeft gered. Dit is psychologisch, van dezen jongen zeer goed gezien. (Ik weet een geval, waarin een jongen, die toevallig moest hooren, dat zijn moeder, die hij vergoodde, slechts zijn stiefmoeder was, zijn ontzaglijk verdriet daarover verhaalde op de lieve vrouw, en maanden en maandenlang een ondraaglijk humeur tegen haar had, totdat de tijd zijn eerste felle pijn had verzacht.) Lichte vensters is weer een boek. waarom men de schrijfster te liever krijgt, en dat alle goede en mooie qualiteiten bezit, waarmee mevr. van N. zich bij zóóvelen bemind heeft weten te maken.
| |
| |
| |
Marcella van Hoorn: In den doolhof van het geluk. Johan Mulder, Gouda.
De weemoedige toon, die opstijgt uit deze bladzijden, en die het geheele boek in mineur houdt, geeft ons een zachte emotie, die aanblijft, gedurende de geheele lezing heen. Als dit boek een eerstelinge is, dan moet Marcella van Hoorn geprezen worden om haar grooten eenvoud, haar soberen realistischen zin, en haar fijngevoeligheid in uitbeelding en beschrijving. De tocht van Elsje in koude en duisternis vormt een der hoogtepunten van dezen roman, evenals haar bezoek aan het huis van haar liefste; en het slot is bizonder treffend, en laat een blijvenden indruk na.
| |
Eline Mare: Mosieur Sarelke. - Nijgh en van Ditmar, Rotterdam.
Eline Mare kan vertellen! Zóó, dat het simpele Sarelke, Coletjes verloofde uit het meesterstukje: Cleemke's fortuintje, een heelen roman van 378 bladzijden krijgt voor zich alleen, die ons voortdurend blijft boeien en geamuseerd bezig houden tot het einde toe. Dit boek te lezen is een verrukkelijk amusement, en Sarelke's hofmakerijen, eerst aan Eufemia, later aan Fliesta, houden ons sterker vast in een stemming, half van medelijden, half van verteedering, dan zou zijn gebeurd, als de schrijfster minder objectief en als argeloos ware geweest. Het permentige Sarelke, dat ten slotte, na heel wat avonturen, nog zoo prachtig terecht komt, zal in menig gezin een welkome gast zijn en blijven.
| |
De Uittocht, door Marie van Delsel-Poot. - Van Dishoeck, Bussum.
In den laatsten tijd worden wij meermalen verrast door de verschijning van een boek door een onbekend auteur, dat heelemaal geen debuut lijkt, maar eer het werk van een gevestigd artiest. De oorzaak is waarschijnlijk, dat er tegenwoordig zooveel beter geschreven wordt dan vroeger, en dat zelfs eerstbeginnenden (soms misschien onbewust) zich beter rekenschap ervan geven, dat vorm en inhoud één behooren te wezen, en dat valsche beelden en ongevoel de bloemrijkheid dient te worden vermeden.
| |
| |
Zoo is ook De Uittocht veel meer dan een coup d'essai. Het boek is goed geschreven, de inhoud is goed verteld, en de werkelijkheid wordt geen geweld aangedaan. Het vergeefsche vechten van den ‘hoofdigen boer’ tegen de steeds zich verder uitstrekkende stad, is hier en daar met tragische kracht voelbaar gemaakt. In De Uittocht is een interessant gegeven op suggestieve wijze behandeld.
| |
Leugens, door M. van Ebbenhorst Tengbergen-v. Heijningen. - v. Dishoeck, Bussum.
Alweder een nieuwelinge, die op het appèl verschijnt en ons vier dramatische schetsen komt overhandigen. Deze schrifturen verraden nog wel hier en daar een ongeoefende hand, maar o, wat heeft de auteur veel te zeggen, wat zij blijkbaar hevig de moeite waard vindt, om gezegd te worden. De eerste ‘schets’ (het Engelsche woord sketch duidt precies aan, wat hier wordt bedoeld) Na twintig jaar lijkt eenigszins geïnspireerd op Noel Coward's Vortex. Maar mevr. v.E.T. bezit niet (laten we zeggen: nog niet, want haar werk heeft qualiteiten) de suggestieve kracht en het meesterschap over den vorm van den Engelschen dramaturg. De Leugen is zoogenaamd modern geschreven; met andere woorden, we moeten door de woorden heen, allerlei raden, wat niet ronduit wordt gezegd, en dat werkt bij de lectuur wel eens vermoeiend. De man heeft de vrouw lief en de vrouw den man. Dit is de quintessens. En voorts dat de liefhebbende vrouw volkomen hard is tegenover het lot van den derde, wanneer en omdat zij haar eigen man liefheeft. In Verantwoordelijkheid zet de schrijfster twee vrouwenfiguren tegenover elkaar; de jonge, die roekeloos durft omgaan met het geluk, de oudere, die het niet meer durft, en neemt in smartelijke dankbaarheid, wat haar aan schamele vreugde nog wordt gegund. Op een achtermiddag is eigenlijk een gecompliceerde roman van een hij en een zij en een tweede hij en een tweede zij, waarin ons de tamelijke onwaarschijnlijkheid wordt opgedrongen, dat een soort van don Juan veel een jonge vrouw bezoekt, alleen maar om zich te zonnen aan haar huwelijksgeluk!! (De pointe van deze historie is, dat de jonge vrouw met zuiver gevoel deze situatie had begrepen, maar later,
| |
| |
als haar verbeelding bedorven is door laster, jaloezie en verdachtmaking het niet eens meer gelooft, als de jongen het haar zelf bekent. Zoo is het leven. Verschrikkelijk, hè?)
Mevr. Tengbergen kan wel argumenteeren en redeneeren, maar zij moet het niet te véél doen, op straffe van anders te vervelen. Enfin, waar zooveel goeds is in een eerste poging, hebben we hoop op later.
| |
Dé v.d. Staay: De vervulde wensch. - P.N. van Kampen Zoon, A'dam.
Een bundel sprookjes voor groote en kleine menschen, en wat méér zegt: ‘stories with a moral’. Twintig korte verhaaltjes. waarin, bij veel onbeduidends, ook heel aardige dingen staan. ‘De vervulde wensch’, die maar al te dikwijls weg-schrompelt en verdwijnt, is goed gevonden; en evenzoo de bril, waardoor men zichzelf ziet ‘zooals anderen ons zien’. Opmerkingen als: beter een gevlekt (levens) boek dan een leeg, of: doordat de menschen leerden lachen en weenen werd hun alle lijden lichter, en nog zoo een paar, maken de lectuur dezer historietjes, die meestal origineel zijn en getuigen van een levendige fantasie, genietbaar en interessant.
| |
Kinderboeken.
Het is zeer goed ingezien van de Gebr. Kluitman te Alkmaar, dat zij, ook in den zomer, zorgen voor een flinken voorraad vacantielectuur. Wat onlangs weder van hunne persen kwam, is een collectie, die er mag zijn. Noemen wij eerst hare jongensboeken, die even gevarieerd als boeiend zijn, en werkelijk voor elken smaak wat bieden. Ik begin met: De radio-diefstal van Jac. Berghuis. Wij weten nu al, dat de boeken van dezen auteur ‘alevel iets bizonders’ hebben, en zoo is het ook 't geval met De radio-diefstal. De ‘plot’ benevens de oplossing is alleraardigst gevonden, en de schrijver blijkt uitstekend op de hoogte van hetgeen hij beschrijft. Een echt modern jongensboek, dat zijn weg wel zal vinden! Even graag beveel ik aan: Si Taloe, de dessajongen, van S. Franke. Mooi uitgegeven, is dit boek het verhaal van een Inlandschen knaap, en hoe deze zich door de wereld slaat,
| |
| |
na tallooze avonturen met aapjes, tijgers, olifanten, uitbarstingen, brandende dorpen, gevangenissen, en wat dies meer zij. Men moet echter volstrekt niet denken, dat dit een ‘sensatieboek’ is, de geschiedenis is integendeel heel eenvoudig verteld, en geeft Hollandschen kinderen een uitstekend denkbeeld van het Indische leven. Maupie is weer zoo'n ‘echt’ boek van A.C.C. de Vletter, die wel weet, welk kostje zijn jonge volkje het beste ‘mondt’. Dol zullen de jongens zijn op den kleinen goochelaar, die de vreemdsoortigste lotgevallen met succes doorstaat. C. Goudriaan's Geheimzinnige inbreker zal het jeugdige publiek ademloos houden geboeid, en Hinkelepink (van Joh. Veenbaas) is ondanks zijn lichaamsgebrek een Hollandsche jongen, waar pit en merg in zit. De Veldkamp-jongens van C. Meinen is vooral aardig om de historie van den tammen kraai, en ook met Geertsema's Koert's groote vacantie, zal de mannelijke jeugd zich best amuseeren. Kampeeren, visschen, enzoovoort, zoodat de helden van dit boek terecht kunnen zingen: We hebben nog nooit zoo'n pret gehad!.. De illustraties van den altijd interessanten en gevoelig-realistischen Pol Dom, den humoristischen T. Leeser, den knappen Jan Lutz, en den werkelijkheidsgetrouwen L. Landré maken deze keurig uitgegeven werkjes nog aantrekkelijker.
Voor de meisjes is ook gezorgd. En hoe! Daar hebben we ten eerste: Lonnie Bard door mevr. Huisinga-Scaf, met een zeldzaamtypische teekening van Pol Dom op den omslag, waarin ons wordt verteld, hoe een weesmeisje een ‘prik’ werd; dit verhaal is weer eens heel iets anders, en ik recommandeer het sterk aan alle ‘prikken’ (meisjes buiten het weeshuis, levend onder ‘gewone’ omstandigheden). Jimmy en ik door Hellen Randers speelt gedeeltelijk in Indië, gedeeltelijk in Holland, ook aan Parijs brengt de hond Jimmy een bezoek. ‘Als je zóó'n trouwe hond hebt, ben je toch wel heel gelukkig’, en dierenvriendjes zullen dit boek van harte bewonderen. Netteke Dollemans (nomen est omen!) door Nanda is weer een van die boeken, welke bakvisschen dol zullen vermaken. Nanda heeft een stelmanier, die vlot als een bruisend beekje dartelt en springt; en jolige jeugd spat uit elken zin. De bekeering der arme, rijke Jeanne is heel aardig, en de lotgevallen van hond en poes zijn bepaald koddig. Ems van Soest, aan wie wij, door haar vorig boek, een aangename herinnering behielden,
| |
| |
komt weer heel goed voor den dag met Op den achtergrond, het levensverhaal van een lief, hartelijk meisje, dat door haar eenvoud en geslotenheid steeds ‘op den achtergrond’ blijft, maar door ernstige zelfopvoeding er in slaagt zich tot een lichten achtergrond te maken, waardoor al het andere beter uitkomt. Ook dit verhaal speelt weer in Indië, en als een nieuwtje hooren wij, dat iemand er een mantel aantrekt met.... bont! (A propos, waarom wordt toch zoo dikwijls geschreven: pyama? het moet immers pyjama zijn!) De illustrators Anni van der Ruit, Pol Dom en Henri Pieck leverden weer best werk.
Hoe Tineke Tine werd (uitgave G.B. van Goor Zonen, den Haag) is een heel aardig verhaal van Hellen Randers over een zeereis naar Indië en verblijf aldaar. Die zeereis ‘is weer eens iets anders’, en wie iets nieuws weet bij te brengen aan de jeugd in een kinderboek doet altijd een goed werk. De legende van kaap Gardafui is aardig verzonnen. (Op school leerden wij, dat het om deze kaap een gevaarlijke zone was, en dat de naam beteekende: Garde et fuis: pas op en vlucht). Maar de akelige legende der heks van Kalioerang, (waarbij de heksen van Macbeth nog onschuldige schepsels zijn) met haar weerwolven en haar venijn, had voor mijn part mogen wegblijven uit een boek voor kinderen van 8-12 jaar. Toen Tineke Tine werd, was zij niet meer zoo aardig, maar de schrijfster geeft ons hoop. dat zij ‘will turn out for the best’.
Rie Cramer schonk ons een even pittig als prettig prentenboek in De Familie van Muijzesteijn. Aan geest noch aan fantasie mangelt het Rie Cramer, en zoo zijn haar versjes altijd wat beter dan het gewone rijmen, dat men voor kinderen gewoonlijk goed genoeg vindt. En hoe de platen zijn kan men zich van deze begaafde artieste wel voorstellen. (A propos, zou het niet aardig zijn, als de ‘lange komkommer’ groen of geel was geweest in plaats van rood?) De tegenstelling tusschen het moderne vervoermiddel en de ouderwetsche costuums is koddig en pikant. (Uitgave G.B. van Goor en Zonen, den Haag.)
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
* * *
| |
| |
| |
Het boek van de Pers, door John Kooy. (W. de Haan, Utrecht, z.j.)
Merkwaardig mag het genoemd worden, dat nagenoeg elkeen een of meer kranten leest en dat zoo bitter weinig menschen een flauw begrip hebben van de wijze, waarop een dagblad wordt samengesteld. Ook van de ontwikkelingsgeschiedenis der krant, van de wijze waarop zij als het ware organisch gegroeid is met onze maatschappij (waarvan zij thans een der onmisbare onderdeden uitmaakt) weet men te weinig. Het dient daarom met vreugde begroet te worden, dat de firma de Haan haar serie boeken ‘Door alle eeuwen heen’ heeft verrijkt met een werk over de krant en dat zij de samenstelling heeft opgedragen aan den heer Kooy, die er in geslaagd is een levensverhaal van het dagblad te schrijven, dat gevoegelijk als een levensroman van de krant betiteld kan worden. Indien wij hier van een levensroman spreken, dan denkt men wellicht in de eerste plaats aan een beschrijving van de uiterlijke omstandigheden. Weliswaar neemt een dergelijke beschrijving een groot gedeelte in van het vrij omvangrijke werk, doch een nog belangrijker deel is gewijd aan de psychologie der krant. De heer Kooy heeft het wezen der Pers aan een psycho-analytisch beschouwing onderworpen en toont den lezer de goede en ook de minder goede zijde van het ware wezen der ‘Koningin der Aarde’.
Dat een dusdanige ontleding van een gecompliceerd wezen, als de Pers heden ten dage is, een uiterst moeilijk werk is, behoeft wel geen betoog. Er bestaat welhaast geen gebied van menschelijk denken en van menschelijk kunnen, waarvoor de Pers heden ten dage geen belangstelling vertoont. Zij bestrijkt het geheele, steeds in omvang toenemende terrein van het menschelijk leven in al zijn uitingen. Op zeldzaam grondige wijze wordt de geschiedenis en de huidige toestand der journalistiek behandeld, zoodat men zich kan indenken, hoe langzamerhand het dagblad, in den vorm zooals wij het heden kennen, is ontstaan.
Uit den aard der zaak is de technische zijde van het probleem der Pers ook niet verwaarloosd. Zonder de phenomenale ontwikkeling der techniek ware de hedendaagsche krant eenvoudig onbestaanbaar. De steeds snellere verkeersmiddelen, de draadlooze
| |
| |
telefoon, de vliegkunst, de foto-techniek, de wonderbaarlijke drukpersen, dat zijn slechts een paar grepen uit de tallooze wonderen van het menschelijk vernuft, die alle ook bij de krant hun dagelijksche toepassing vinden. Ook deze technische problemen, niet minder interessant dan de psychologische zijde van het krantenwezen, worden besproken.
Dienen wij nog te vermelden, dat elkeen, die iets meer wil weten van de bron, waaruit hij dagelijks een gedeelte van zijn geestelijk voedsel put, dit ‘Boek van de Pers’ moet lezen?
| |
V. Zenzinov: Verwilderde kinderen in Sowjet-Rusland. Vertaald door Dr. Boris Raptschinsky. (Zutphen, Thieme, 1930.)
Wat er zoo nu en dan eens doorlekt omtrent de werkelijke toestanden in Rusland, is niet geschikt om ons erg hoopvol te stemmen aangaande de naaste toekomst van dat land. Elke revolutie gaat gepaard met wreedheden, met een ontzaggelijk lijden, doch een speciaal Russisch verschijnsel, de zwervende verwilderde kinderen, vindt in de Europeesche geschiedenis zijn weergade niet. Erger dan het lijden der volwassenen is de ellende der kinderen.
Als een nachtmerrie trekt de inhoud van dit uitstekend gedocumenteerde objectief-geschreven boek ons oog voorbij. Verhalen van de diepste menschelijke ellende, van verwording van jeugdige wezens, van ongekend lichamelijk en geestelijk lijden, dat alles tezamen vormt een helsche sfeer, die ons wel met deernis moet vervullen voor het Russische volk.
De sowjetregeering trachtte reeds dikwijls met utopistische kinderwetten, met hoogdravende verordeningen, het euvel te bestrijden. Waarschijlijk zullen de toestanden niet meer zoo erg zijn als enkele jaren geleden, doch definitief kan het euvel slechts worden bestreden door een doelbewuste arbeidstherapie. Werken is het universeele geneesmiddel voor een zieke psyche, welker anti-sociale neigingen eigen en andermans leven dreigen te verwoesten.
Hongersnood, lichamelijke en geestelijke verwording, welk een ellende wordt hier beschreven. Welk een namelooze smart is er
| |
| |
reeds geleden en zal er nog geleden moeten worden terwille van het najagen der bolsjewistische idealen. De vertaling laat zich zeer aangenaam lezen.
| |
Het Wonderboek der Luchtvaart, door L.F. Bouman, Chef van het vliegveld Waalhaven. (W. de Haan, Utrecht.)
Het menschelijk vernuft heeft in den loop der tijden vele schitterende overwinningen behaald, doch wat de techniek in onzen tijd presteert, grenst wel aan het wonderbaarlijke. Welk een wonder, dat menschelijke wezens zich in de lucht kunnen verheffen en op een hoogte van vele honderden meters boven het aardoppervlak zich met een snelheid van 150 K.M. per uur en meer voortspoedende, in draadloos-telefonische of telegrafische verbinding kunnen blijven met de aarde. Niemand verwondert zich daar eigenlijk meer over, het is alles zoo heel gewoon geworden.
Dat er nu in de bekende serie een Wonderboek der Luchtvaart is verschenen, dient met vreugde te worden begroet. De techniek heeft zulk een snelle vlucht genomen, dat verreweg de meeste menschen geen begrip meer hebben van den reusachtigen denkarbeid, die verricht moest worden, van de tallooze opofferingen, die noodig waren, alvorens het vliegtuig en het luchtschip in hun huidige betrekkelijke volmaking verschenen, terwijl men als leek natuurlijk ook niet op de hoogte is van alles wat er te pas komt bij een regelmatig vliegverkeer.
De heer Bouman heeft een van groote vakkennis getuigend boek geschreven, waarin op spannende wijze verteld wondt van de vele luchtvaartwonderen. Het is mooi geïllustreerd en zal bij velen niet alleen de belangstelling wekken voor het luchtvaartverkeer in zijn huidige ontwikkelingsstadium, doch bovenal ons er van doordringen, welk een grootsche mogelijkheden de toekomst op dit gebied nog in haar schoot verborgen houdt. Een huivering overvalt ons echter, als wij denken aan de nieuwe zwevende moordwerktuigen, waarmede de beschaafde volkeren elkaar in een toekomstigen oorlog zullen bestoken.
F.S. Bosman.
* * *
| |
| |
| |
Helden van den Geest. Deel I, Spinoza, vrij naar Léon Brunschwicg, door W.G. van der Tak, secretaris van ‘Het Spinozahuis’. Met 20 illustraties. (J.P. Kruseman, Den Haag.)
Dit boek behandelt, na ‘Een woord ter inleiding’, p. 7 vlg. in acht hoofdstukken achtereenvolgens ‘Spinoza's leven’, p. 9-33, ‘Aanleiding en voorwaarden tot wijsgeerig onderzoek’, p. 34-52, ‘De Methode’, p. 53-71, ‘God of de Natuur’, p. 72-94, ‘De Mensch’, p. 95-114, ‘De aandoeningen of 's menschen dienstbaarheid’, p. 115-141, ‘De Rede of 's menschen vrijheid’, p. 142-165, ‘De gelukzaligheid’, p. 166-189.
De heer W.G. van der Tak, wiens boekje ‘Bento de Spinoza’ (1928) zich, zooals bekend, in een zeer goede opname mocht verheugen, heeft thans, door gebrek aan tijd genoopt, er de voorkeur aan gegeven, het reeds in 1894 verschenen, bekroonde werk van L. Brunschwicg, hoogleeraar aan de Sorbonne, vrij te bewerken; echter is het hoofdstuk over Spinoza's leven geheel van zijn hand.
De uiteenzetting van Spinoza's denkbeelden is sober, pittig en er is een prijzenswaardige mate van duidelijkheid bereikt. De korte verwijzingen onder aan den tekst stellen den belanghebbende in staat, een en ander te controleeren. De heer van der Tak heeft terecht er naar gestreefd, door het grootendeels vermijden van vaktermen de inspanning, welke zulk een lektuur uiteraard vereischt, niet noodeloos op te voeren, p. 7 vlg.
Daar het in onze dagen minder dan ooit ontbreekt aan oppervlakkige - soms bovendien nog omvangrijke - boeken over Spinoza, is het ons een genoegen, dit boek van twee zóó bevoegde schrijvers aan te bevelen. Wie zich ten onzent voor Spinoza interesseert, kan zich aangaande dezen lang niet altijd gemakkelijk te begrijpen denker uit dit bij uitstek systematische overzicht van zijn leer goed orienteeren.
Om op één bijzonderheid de aandacht te vestigen, hadden wij, naar aanleiding van hetgeen p. 44-49 over het Oude Testament wordt uiteengezet, gaarne gezien, dat er nadrukkelijk op de
| |
| |
verdiensten van Spinoza als voorganger in de Isagogiek ware gewezen. Men ga eens na, wat door eminente theologen als Siegfried en Stade dienaangaande is opgemerkt.
De illustraties en facsimiles zijn zeer fraai uitgevoerd en ook het uiterlijk gewaad van dit boek is zeer aantrekkelijk.
Dr. K.H.E. de Jong.
|
|