De Nieuwe Gids. Jaargang 46
(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Voor mijn goeden vriend Em. de Bom, na een poosje prettig saamzitten met hem, zoowel als met Franz de Backer en Fernand Toussaint van Boelaere.O, Vlamen, die diep-lichter dan wij, trouwe Noorderburen,
Door 't nimmer-zeekre Leven streeft, want in u bergt een Kracht
Van Wil en Hart en Geest; die niet bezwaard zich voelt door vracht
Van wat verschuilt zich achter 's Aanzijn's hooge, donkre muren.
'k Mag eerlijk lijden U, sinds 'k proefde U, in genoeglijke ure
Toen 'k, schertsend met U saam, hield als wilde eenling luistrend wacht
Bij al gebaren, woorden, ziend met diepe stille macht
Naar 't stevig-blij beweeg Uws vlotten Doens, naieve Puren.
O, vrienden, die 'k, vreemd, eensklaps - lang na BrusselGa naar voetnoot*) - steeds moog 't duren -
Als goede makkers kreeg, ferm groet 'k U. Diep gemoedsvol lacht
Mijn Geest in klaren vrede, want met al zijn stroefheid slacht
Hij tòch naar de' Uwe, als mede-nederlander, en stil sturen -
Schoon Zuiden, Noorden soms min-reedlijk langs elkaêr nog schuren -
Voel 'k naar U heen me als diep-in één met uw rond, stoer geslacht.
|
|