De Nieuwe Gids. Jaargang 45(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 597] [p. 597] Nachten door Hélène Swarth. I. Profetekop, uit marmersteen gehouwen, 't Gelaat omschuimd van witte golvelokken - In donkre holen grondlooze oogen lokken, Die 't bevend hart doorboren me en doorschouwen. Geknield in pijen, wijd gespreid als klokken Of waden rank, in streng gelijnde vouwen, Gebeden preevlend, zie ik vrome vrouwen, Omwolkt van wierook, walmend grijze vlokken. Mijn oogleên vallen toe. Neen! open de oogen! 't Is of die nonnen rhytmisch traag bewogen - 't Is of die kop ontlook de starre lippen. Dan plots omkringt me een krans van blauwe vonken, Als draaiend baakvuur, bij verraad van klippen - Ik lig verblind, verslagen, duizeldronken. [pagina 598] [p. 598] II. O doode lieven, die met de aard vermengelt Puin van den tempel uwer ziel, ach! armen! Zoo koud is de aard! 'k Wilde aan mijn hart u warmen, Mijn levende armen rond uw stof gestrengeld. Doch 't zielloos graf, insteê van lievende armen, Reikt meer mij niet dan bloemen rankgestengeld. En troost mij hoop, hen weer te zien verengeld, Verheven zwevend boven teedr erbarmen? Stil, voel ik u in nachtblauw neergezegen? Als koel een bloemblad streelt me een kus de lippen. Een adem doet mij sidderend verbleeken. - Bang tast mijn hand in wolk van wadeslippen - Verhoor mijn smeeken! wil éen woord nu spreken! Een nevelkleed voel 'k waaiend mij ontglippen. [pagina 599] [p. 599] III. De bleeke dag in nevel is vergleden. Laag drijft de nacht op donkre vleermuiswieken - Nu wil ik vroom, vóor 't late morgenkrieken, Wie 't heeft van noô gedenken in mijn beden. Ik hoor van verre uw klachtkreun, arme zieken En 't woelen voel ik van uw loome leden. Verlos van pijn, o God! wie zóoveel leden, Aanroepende U of kussend hun relieken. Nu laat 'k den laafdronk van mijn bede schenken Wie strekken de armen naar een lief verloren, Dat, blij belovend, ze uit den Hoogen hooren Die stem, die handen noodend hen zien wenken. De nacht was kort om àllen te gedenken. Nog kniel ik neer. - 'k Zie morgenrood al gloren. Vorige Volgende