| |
| |
| |
Bibliographie.
Aug. van Cauwelaert. Het licht achter den heuvel. - Amsterdam z.j. P.N. van Kampen en Zn.
De handeling van dezen Vlaamschen roman speelt in de eerste jaren na den oorlog. Aan den geest van het verhaal zou men dat niet zoo dadelijk merken. Van de ontreddering, door de oorlogsgebeurtenissen te weeg gebracht, is niet veel merkbaar. Er wordt wel het een en ander van verteld, maar de geest is niet voelbaar gemaakt. Daardoor maakt het boek in 't eerst een slappen indruk. Later wordt het veel beter; het begint gaandeweg te boeien; het geeft een goed en duidelijk beeld van de sociale veranderingen in Vlaanderen na den oorlog. Ook de personen leven. Zeer goed is Baltus, de stugge boer, de werker, die vast van wil, doorzet, tegen het zich verzettende feudalisme in. Goed is ook zijn zoon Willem, de intellectueel, fijner van geest dan de vader, maar ook wankeler van karakter, weifelend in zijn liefde tusschen twee vrouwen, tot hij ze beide opgeeft. Ook de bijfiguren zijn verzorgd, en al is het het verhaal hier en daar wat langdradig en wat zwaar op de hand, er is toch veel goeds en moois in, en de diepe, ernstige gevoelstoon maakt het zelfs heel sympathiek.
| |
Sam. Goudsmit. Jankef's jongste. - Amsterdam 1929. Em. Querido's U.M.
Eigenlijk geen roman in den zin van een voortschrijdend verhaal met handeling en een slot. Het is voornamelijk beschrijving; minutieus, en van stukje tot beetje, wordt het leven verteld van een arm en onbeschaafd Joodsch gezin, en speciaal het leven van Eli, den jongsten spruit uit dat gezin. Beschrijving van het milieu, in een groot aantal tafereelen, waarbij telkens kleine voorvallen als uitgangspunt dienen. Door deze arbeidsmethode herinnert het boek aan veel proza-werk uit de negentiger jaren: Goudsmit is dan ook te beschouwen als een uitlooper van die
| |
| |
periode van realisme. Hij mist ook het kenmerk niet van die merkwaardige schrijversbent, dat de behandeling nu en dan overslaat in een rauw naturalisme.
Sam. Goudsmit is geen veelschrijver, en wat van zijn hand van de pers komt, is doordacht en doorwerkt. Dat zijn ook de eigenschappen van dit boek. Menigmaal valt een kleurige plastiek te waardeeren, en speciaal waar het typeerend Joodsche van toestanden en gebeurtenissen wordt verteld, weet de schrijver de aandacht van den lezer te wekken. Maar zijn boek is zeer omvangrijk, en ik heb mij bij de lezing niet kunnen ontworstelen aan het gevoel, dat het nog al eens op hetzelfde neerkomt; wel zijn het telkens andere gevalletjes, maar de behandeling is te eenvormig om op den duur te kunnen boeien. De auteur mist de begaafdheid van Heijermans, die, dit procédé van detail-beschrijving naturalistisch toepassend, tegelijk dramatische spanning in zijn werk bracht. Deze opeenvolging van kleine gevoels-explosies wordt op den duur eentonig.
| |
Dr. K.F. Proost. Heroën der letteren. Inleiding tot de wereldliteratuur. - Assen z.j. Van Gorcum en Comp.
De ondertitel ‘Inleiding tot de wereldliteratuur’ belooft meer dan het boekje geeft, meer dan het geven kàn. In een bestek van nog geen honderd bladzijden worden hier beschouwingen gegeven over Homerus, Dante, Shakespeare, Cervantes, Vondel, Molière, Goethe, Ibsen, Björnson, Dostojewski, Tolstoï en Strindberg. Alleen door deze mededeeling kan de lezer begrijpen, dat het woord ‘inleiding’ hier in zeer beperkten zin opgevat moet worden.
Toch viel het boekje mij verbazend mee. Er staat van al de genoemde grootheden natuurlijk wel niet véél in, maar wat er staat, is over het algemeen treffend juist, en resumeert in enkele volzinnen, wat de kern is van het behandelde werk; want van elk der kunstenaars wordt een hunner voornaamste werken speciaal behandeld. Zoo wend het een boekje, dat wel degelijk waarde heeft. De schrijver zelf zal zeker niet veronderstellen dat men, als men het werkje gelezen heeft, thuis is in de wereldliteratuur. Maar
| |
| |
voor hem, die de besproken kunstwerken gelezen heeft, verheldert het stellig het herinneringsbeeld van het gelezene, omdat de auteur zoo treffend den aard van die werken omschrijft; wie ze niet gelezen heeft, zal door het boekje opgewekt worden om er kennis van te nemen, want Dr. Proost schrijft op een animeerende wijze; hij doceert niet, maar hij vertelt met die liefde en die toewijding, die zich zoo makkelijk op anderen laten overdragen.
| |
Korneel Goossens. Marionet speelt zelf. - Amsterdam 1929. ‘De Spieghel’.
Weer een verhaal van de armen van geest. Die stakkerds hebben, van Keesje het Diakenhuismannetje af, al wat keeren model moeten staan in de litteratuur. De moderne Vlamingen weten ze ook te exploiteeren. Antoon Thiry heeft er al een heele serie afgewerkt. Korneel Goossens probeert het met Desireeke, een mannetje uit den ‘hof van Oliveten’ (Thiry heeft in die contreie ook al geëxperimenteerd), een dwerg, die vroeger danste op kermissen en tooneel speelde, en nu vereenzaamd woont bij de andere oudjes op het hofje. Dan wordt hij verliefd, niet op een gewone vrouw, maar op een reuzenpop, een van die wanstaltige gedrochten, zooals ze met carnaval in het Zuiden worden rondgedragen. Deze groteske juffrouw wordt een soort madonna voor hem; hij draagt zijn innigste vereering aan haar op en vertelt haar zijn heele verleden. - Ik moet bekennen, dat het mij moeite kostte, mij den gemoedstoestand van Desireeke in te denken; dat is nog heel wat anders, dan de liefhebberij van het diakenhuismannetje, om zij eigen begrafenis te betalen. Het is voor mijn gevoel dan ook een wazige en onwaarschijnlijke historie gebleven. Een ‘liefde’, als die, welke ons hier wordt beschreven, ligt zoozeer op het terrein van het pathologische, dat wij haar niet accepteeren bij een min of meer geborneerd mannetje, gelijk Desireeke zich aan ons voordoet. Buiten de onwezenlijke liefdesgeschiedenis om, komen in de vertelling wel fijne opmerkingen voor, notities die bewijzen dat de schrijver niet de eerste de beste is. Ik heb trouwens nog een boekje van hem gelezen: ‘Judokus’ (verschenen bij dezelfde uitgeefster); daarin toont zich de schrijver van een beteren kant dan hij het in dit boekje doet.
| |
| |
| |
Ward Vervarcke. Losse blaadjes. - Amsterdam z.j. N.V. Uitg.-Mij. ‘Kosmos’.
Herman Teirlinck schreef voor dit boek een korte inleiding. Hij prijst het werk van den auteur, maar hij plaatst ook de voorbehoudende opmerking: ‘Ik weet niet welke plaats gij morgen in de letterwereld zult innemen.’ Deze houding lijkt mij juist. De ‘Losse blaadjes’ zijn stellig niet zonder verdienste. Het zijn korte notities in proza, sommige in verhaalvorm opgezet, andere alleen beschrijvend. De auteur toont zich daarin wel een goede opmerker, en geeft veel mooie voorbeelden van persoonlijke visie, tusschen veel modern cliché-werk; allerlei stijlgebloemte, dat sedert '80 al lang gemeengoed is geworden, en waarvan tallooze scribenten, vooral in de journalistiek, met meer of minder handigheid gebruik maken. Bij Ward Vervarcke is het zeker geen opzet, maar hij heeft nog niet het feillooze vermogen om het echte van het onechte te onderscheiden; als hij een jong schrijver is, wat ik vermoed, en hij bezit werkelijk het talent, waarvan dit boek met zijn gebreken een belofte aflegt, zal hij later zien, dat veel, wat hem nu in deze bladzijden oorspronkelijk van vinding lijkt, in werkelijkheid slechts onbewust ontleend is. Ongetwijfeld is het al iets, maar het is nog te zwak en te fragmentarisch om geestelijkvolwassenen te kunnen boeien.
| |
George Kettmann Jr. De glanzende draad der goden. - Amsterdam 1928. Mij. voor goede en goedk. lectuur.
De schrijver van dezen roman wil een tegenstelling uitbeelden. Aan den eenen kant de wereld van de onpersoonlijk-maatschappelijken; zakenmenschen, lieden, wier doel het is, in het leven te arriveeren. Aan den anderen kant de wereld van de idealisten, wien het hooghouden van hun individualiteit gaat boven het maatschappelijke slagen. De industrieel Fellinger en de schilder Monset zijn de voornaamste typen van deze groepen. Van den eenen kant naar den anderen gedreven wordt Delmaere, de jonge uitvinder, de hoofdpersoon van den roman. Hij heeft een uitvinding gedaan, die het mogelijk maakt, kunstzijde te vervangen, en komt daarmee in aanraking met de kapitalistische maatschappij. De millionnair
| |
| |
Fellinger biedt hem twee ton; de uitvinder, de arme uitvinder, slaat dat aanbod af, omdat het er den fabrikant niet om te doen is, zijn uitvinding te exploiteeren, maar om te verhinderen, dat anderen er gebruik van zullen maken. Daarmee is het conflict geschapen en tot zoover is het boek goed. Maar dit zijn pas twee hoofdstukken. Verderop begint het verhaal te verloopen en het herstelt zich nergens tot op zijn vorige hoogte, zoodat het als geheel mislukt is, al vertoont het vaardigheid van schrijven. Het verraadt al te dikwijls den intellectueelen opzet; het verliest zich in getheoretiseer, het wordt vreeselijk vervelend. De liefde van Delmaere voor de dochter van Fellinger (zij wordt zijn vrouw) staat in te zwak verband tot de hoofdlijn van den roman. De schilder Monset is te veel het conventioneele artiestentype, te weinig persoonlijkheid. De manier, waarop Monset zelf als uitvinder op de proppen komt, is ongetwijfeld origineel, maar veel te onwaarschijnlijk, en al te klaarblijkelijk verzonnen om een slot aan het boek te krijgen. Maar als al deze foutieve dingen goed geweest waren, zou het boek toch nog mislukt zijn.
| |
J.C. Wannée. Kosmische religie. (Toespraken gehouden in de Vrije Gemeente te 's-Gravenhage). - 's-Gravenhage z.j. H.P. de Swart en Zn.
Een achttal goed geschreven moderne preeken. In verschillende opzichten goed. In de eerste plaats zijn ze zuiver en eenvoudig van stijl; ze zijn litterair-goed. In de tweede plaats zijn ze bescheiden, en beschaafd van geest; geen enkele maal doet de schrijver moeite, zijn lezers iets op te dringen. Hij geeft alleen zijn eigen ervaringen weer, en deelt die mee met beelden, waaraan vaak een suggestieve dichterlijke kracht niet ontbreekt. Ze zijn modern, want er wordt niet met bijbelteksten in gegoocheld, en alle theologie is er, uiterlijk althans, uit verbannen. Wijsgeerig zijn ze volstrekt niet; er wordt alleen met gevoelsargumenten in gewerkt en voor het menschelijke denken hebben zij geen waarde. Wat niet wil zeggen dat deze beschouwingen geen waarde hebben. Maar wie het met Schopenhauer eens is: ‘Das Schicksal ist grausam, und die Menschen sind erbärmlich’; - die vindt in dit boekje geen enkelen redelijken grond om zich van die opvatting af te laten brengen.
| |
| |
| |
Lode Monteyne. Koorn en kaf. Vlaamsche tooneelkroniek. - Antwerpen 1928. ‘Het tooneel’.
Lode Monteyne. Spiegel van het modern tooneel in Vlaanderen. - Antwerpen 1929. Jos. Janssens.
Het is mij niet mogelijk, bovenaangehaalde boeken, in hun vollen omvang, critisch te bespreken. Zij geven beschouwingen over het Vlaamsche tooneel van de laatste jaren, en ik ken volstrekt niet alle stukken die in deze boeken behandeld worden; van slechts enkele heb ik, in Amsterdam en in Antwerpen, uitvoeringen bijgewoond. - De boeken liggen dan ook al een heelen tijd op mijn schrijftafel; ik heb langen tijd gedacht, dat het mij mogelijk zou zijn, mij over de behandelde stof beter te oriënteeren, maar nu dit voorshands onmogelijk blijkt, wil ik niet langer wachten met een aankondiging. Wat ik beoordeelden kan (beschouwingen over Teirlinck, Timmermans, Putman) heeft mijn levendige belangstelling; en ik mag daaruit met een gerust geweten besluiten, dat de heer Monteyne iemand is, die niet alleen belangstelling heeft voor het Vlaamsche tooneel, maar er ook met kennis van zaken, in waarheid crtisch, over schrijft. Hij heeft oog voor nieuwe stroomingen en waardeert het goede in de oudere. Onder de Vlamingen leven gedachten over tooneel-vernieuwing, waar boven den Moerdijk nog maar een enkele aan toe is. En ze wagen de experimenten, om die vernieuwing in practijk te brengen.
Ik hoop in een uitvoeriger artikel op de boeken van Lode Monteyne terug te komen.
| |
Charivarius. De geschiedenis des vaderlands. Tweede deel. Het voorspel van den 80-jarigen oorlog. - Haarlem 1929. H.D. Tjeenk Willink en Zoon.
Het eerste deel van Charivarius' Geschiedenis des Vaderlands heb ik indertijd met groote waardeering in dit tijdschrift aangekondigd. Het tweede deel staat volkomen op dezelfde hoogte; in het treffen van den humoristischen vorm is de schrijver hier zelfs nog beter geslaagd. Speciaal op het gebied van het humoris- | |
| |
tische rijm heeft hij talrijke alleraardigste vondsten gedaan, en ik zou gaan citeeren, als ik niet bang was, het geheel uit zijn verband te rukken. Het is niet gemakkelijk te zeggeen wat humor is, maar het is een primair-menschelijk levensverschijnsel, dat iedere secundaire uiting van leven doordringen kan. Geschiedschrijving, die humoristisch is opgevat, behoeft niet minder geschiedschrijving te zijn, dan wat de ‘ernstige’ geleerde geeft, die alleen de feiten noteert. Ik wijs er in dit verband nog eens op, dat Charivarius wel degelijk geschiedenis geeft; vooral als men zijn werk in z'n geheel leest, ziet men, hoe 'n scherp beeld hij teekent van het historische tafereel. Het is ook niet een berijmde geschiedenisbeschouwing, waar nu en dan grapjes tusschen door gegooid worden; neen, het heele werk is doordrongen van dien eigenaardigen geest der tegenstellingen, die zoo'n voornaam kenmerk van den humor is.
| |
Josef Cohen. Liefde overwint. - Amsterdam 1928. Mij. v. goede en goedkoope lectuur.
De titel is een banaliteit en het boek is beter dan de titel. Het is de geschiedenis van een oude vrouw, die zch alles ontzegt om haar kleinkind in het leven te laten slagen. Zij bezit een klein kapitaaltje, en zij weet dat door de onmogelijkste middelen intact te houden om haar kleinzoon later te kunnen laten studeeren. Daarvoor bedriegt zij haar medemenschen, daarvoor ontzegt zij zichzelve alles, daarvoor pleegt zij een soort van chantage op een oude notaris. Het boek is levendig verteld, zooals trouwens alle prozawerken van Jozef Cohen. Maar hij raffelt zijn werk wel eens wat af - een veelschrijver is hij intusschen allerminst - en het maakt daardoor ten slotte toch een oppervlakkigen indruk. Het ongeluk met de boot, waarbij een heel gezin verdrinkt, op de grootmoeder en haar jongsten kleinzoon na, wordt afgewerkt met de leegheid van een krantenbericht, om maar iets te noemen. Goed is, dat deze min of meer geborneerde vrouw voor het door haar gepleegde bedrog heil en troost in den godsdienst zoekt, maar bij de belijdenis van haar zonden op de bijeenkomst van het Leger des Heils het voornaamste verzwijgt - om toch vooral haar kleinzoon z'n toekomst te redden. Later komt ze terecht
| |
| |
bij de secte van Zwarte Janna, een troepje lijders aan godsdienstwaanzin, die den sterken indruk wekken, dat ze er bij gehaald zijn om het wat mooier te maken. Het boek wondt minder overtuigend naarmate het verhaal vordert; dat was ook het geval met schrijver's Zonnedauw, indertijd door mij in dit tijdschrift besproken.
| |
Antoon Thiry. Van vier pelgrims. - Amsterdam 1928. Em. Querido's U.M.
Met deze vier vertellingen, samengevat onder den titel ‘Van vier pelgrims’, is Antoon Thiry niet bijzonder gelukkig geweest. De heer Thiry schrijft gemakkelijk; hij heeft de techniek van het vak volkomen, onder de knie, en hij weet door het aardige, gemoedelijke, maar ook kleurige en beeldrijke Vlaamsch dat hij schrijft, overal iets van te maken. Bovendien ontleent hij aan het Vlaamsche volksleven een onuitputtelijken schat van bijzonderheden, die hij vaardig in zijn werk te pas weet te brengen, om de belangstelling van den lezer gaande te houden. Maar in deze verhaaltjes zijn die hulpmiddelen toch onvoldoende. Wezenlijke inhoud - ik gebruik het woord ‘inhoud’ hier allerminst in den zin van intrige, want die bepaalt immers nooit de waarde van eenig kunstwerk, maar in den zin van geestelijke beteekenis - wezenlijke inhoud hebben deze vertellingen niet veel. De beste is de ‘Kerstnacht’ van Mijnheer van Geertrui. Het verhaal van den zonderlingen kluizenaar-schilder heeft even iets innigs en echts, dat aan het betere werk van Thiry - ik las veel van hem en heb verscheidene malen over hem geschreven - herinnert.
| |
Ward Auweleer. De Ferde. - Santpoort en Antwerpen z.j. C.A. Mees en ‘De Sikkel’.
Tijdens de lezing wekte deze roman aanvankelijk eenige verwachting bij mij, maar het liep op teleurstelling uit. Het boek is met vaardigheid geschreven, maar de grondtoon deugt niet. Die is van een zekere flauwe, wee-zoetelijke sentimentaliteit, die door geen uiterlijke stijl-middelen te verdoezelen is. Ik weet het wel: de Noordnederlander moet voorzichtig zijn, als het
| |
| |
Vlaamsche kunst betreft, met zijn oordeel over den gevoelstoon; men is boven den Moerdijk nu eenmaal wat nuchterder, en veel van wat in het Zuiden doorgaat voor ècht, schijnt ons overdreven. Maar komaan, ik heb zóóveel Vlaamsche boeken gelezen en genoten; ook in Vlaanderen zijn grenzen tusschen het zuiver-gevoelige en het rhetorische. Het gevoelselement in dezen roman is rhetorica. In dit boek is geen echtheid. De Ferde als soldaat, als mensch, als droomer, als minnaar - in dat alles is niets dat mij ook maar een oogenblik gepakt heeft. Het is allemaal cliché. De menschen leven niet in dit verhaal. Wat is die Lieneke, het meisje van de Ferde - om maar een voorbeeld te noemen - geen onwezenlijk persoontje; geen oogenblik een mensch, een vrouw, een minnares - aldoor een pop uit een étalage; daar deugt niets van. En zoo is het met de Ferde zelf ook, en met alle personages uit het boek; het is een stelletje dood-geboren wezens die een schijnleven leiden, een leven dat alleen bestaat in de verbeelding van den auteur, die evenwel de gave mist, om dat, wat hij zichzelf suggereert, ook aan anderen mee te deelen.
Herman Middendorp.
| |
Gedenkboek Wereldbibliotheek, en L. Simons, Ten Afscheid, W.B., Amsterdam.
Vijfentwintig jaren zijn verstreken sinds het gedenkwaardig oogenblik, dat de veelzijdige, daadkrachtige, even belezene als studieuse heer L. Simons zijn geniaal idee eener ‘Wereldbibliotheek’ een begin van uitvoering gaf. En wat is er sindsdien niet bereikt! Wie het nog niet weten mocht (en wie zou dat wel kunnen zijn) leze dit Gedenkboek, waarin de meest bevoegde deskundigen en autoriteiten hun lof en bewondering uitspreken voor den grooten Leider. In al die vijfentwintig jaren is de efficiency van dezen directeur geen oogenblik verslapt, zijn geest was en bleef alomtegenwoordig, en zijn rijke kennis, zijn rijp inzicht, zijn zich steeds uitbreidende belangstelling, danken wij een boekenverzameling, die ons in beknopten vorm een werkelijk voortreffelijk overzicht geeft der wereldliteratuur van den modernen, zoowel als van den verledenen tijd.
Moge het tegelijk verschenen boek, dat tot titel Ten Afscheid
| |
| |
draagt, en dat een verzameling is van 's heeren Simons interessantste essays, weemoedig stemmen, - de, in zijn school gevormde opvolgers zullen het werk voortzetten in de lijn, door den Stichter eenmaal aangegeven en in stijgende richting voortgeleid, - en bovendien wie terug mag zien op een zoo kolossalen arbeid, zoo onvermoeid volbracht, mag het blijde bewustzijn met zich mededragen, dat hij het cultuurpeil van ons volk op een aanzienlijk hooger niveau heeft gebracht.
N.G.
| |
Wilhelm Speyer. De katten van Maineweh. Vert. door Simon Koster. W.B., Amsterdam.
Een prachtig en prachtig boek. Het is, na de lezing, of wij frissche, pittige dennenlucht hebben ingeademd, zóó volkomen rein is de atmosfeer in dit verhaal. O! volstrekt niet zoetelijk of lieverigsentimenteel! er wordt hier heel wat gebeten en geslagen en gestoken, en bloed vloeit er zelfs! en toch is de eindindruk er een van volkomen sereniteit.
De vertaling van Simon Koster is zóó voortreffelijk, dat het ons vaak is geschenen, alsof wij te doen hadden met een boek, oorspronkelijk in het Hollandsch geschreven, en om dit alles te zamen wilde ik hier graag een woord van warme aanbeveling plaatsen.
| |
De Turfgravers door Geert van Oorschot.
Een gedicht, dat ons het leven der Drentsche veengravers in alle verschrikkelijkheid voor oogen stelt. Het is ontstaan uit waarachtig meegevoel, en het is een zoo sterke suggestieve klacht en aanklacht geworden, dat men het gerust mag rekenen tot een der meestmenschelijke dichterlijke uitingen van den laatsten tijd. Het is volkomen vrij van rhetoriek en daarom juist zal het, zoowel bij versgevoeligen als bij meer practische personen, gelijkelijk indruk kunnen maken.
| |
Elsa Kaiser. De wensch van den dokter en andere verhalen. Bevedeem, Den Haag.
Elsa Kaiser is een jonge schrijfster, die zich beijvert, als zij schrijft, ook werkelijk iets te zeggen te hebben, met andere woor- | |
| |
den: haar verhalen hebben inhoud. De wensch van den dokter b.v. is een interessante vertelling; een belangwekkende gedachte is hier belangwekkend uitgewerkt. Ook de andere verhalen hebben telkens iets, dat pakt en boeit; en het komt mij voor, dat Elsa Kaiser's stijl steeds krachtiger wordt, en dat haar uitingsvermogen zich verdiept.
| |
Stella van Raalte. Fantasieën. Bevedeem, Den Haag.
Tegen deze Fantasieën heb ik, eerlijk gezegd, een beetje vreemd zitten aankijken. Nu, ja, zal men zeggen, dat kan voorkomen bij Fantasieën. Maar dat is het nu juist. De verhalen heeten Fantasieën, maar nemen toch het air aan werkelijkheid te zijn. Wie reimt sich das zusammen? Laat ik hierop direct antwoorden: es reimt sich nicht zusammen. Ik meen, dat de schrijfster op haar best is, wanneer ze puur-realistisch vertelt als in Bij den coiffeur of Bezoek van Maurice. Maar De brief van vader!! Ik dacht heusch, dat de ‘cel’, waarin vader zat, in een krankzinnigengesticht zich bevond en niet in een gevangenis, - en ware dit het geval, dan zou de situatie aannemelijk zijn geweest, en zou men er het zwijgen toe doen; maar het verhaal van vader als waarheid te moeten aanvaarden, c'est un peu trop fort! en het slot...... ja, als doodgaan zóó gemakkelijk ging!...... Stella van Raalte kan misschien wel iets, maar een weinig zelfcritiek zou haar niet schaden, eer zij weer eens wat in het licht gaf.
| |
Sani van Bussum. Een bewogen Vrijdag op de Breestraat. Querido, Amsterdam.
Er schijnen sommige gelukkige menschen te zijn, die, zoo maar ineens, kunnen schrijven, zonder dat men eerst eenige stamelende, onbeholpen pogingen van hen ontving, en die opeens voor den dag komen met een goed en gaaf geschreven werk. Verleden jaar mocht ik als een zoodanige gelukkige Marianne Philips aankondigen, die met haar Wonderbare genezing zich eensklaps plaatste in de rijen der zéér goede auteurs, - heden is het de nieuwe schrijfster Sani van Bussum, die met haar kleine boekje: Een bewogen Vrijdag op de Breestraat plotseling sterk de aandacht trekt. Hoe voortreffelijk beheerscht Sani van Bussum haar onderwerp, hoe laat zij een geheel stadsdeel voor ons leven, hoe treffend karakteriseert zij al
| |
| |
haar personen, zoodat men ze ziet en hoort. Wel en wee, zorg, smart, vreugde, - de gansche gamma der menschelijke ondervindingen laat zij voor ons opklinken, en elk toontje klinkt zuiver en echt. Een heel knap stukje werk in dit kleine bestek!
| |
A.A. Kuhnert. Vrouwen in oorlogsland. (Vert. M. de Lannoy). ‘Elsevier’, A'dam.
Ach, het was wel te vreezen, dat, na Im Westen nichts neues en zijn enorm succes, er weer een vloed van oorlogsliteratuur op de arme wereld neerstroomen zou. O, ja, we weten het: oorlog bestaat, - maar er bestaan ook ontzettende ziekten, en wie zal het vermaken daar aldoor maar weer over te lezen, met afgrijselijke beschrijvingen, zoodat men de pijn bijna aan den lijve voelt? Zeker, mijn vergelijking gaat mank...... en desgewenscht kan men de oorlogsboeken beschouwen als een tendenzmiddel om nieuwe oorlogen te voorkomen. Zouden ze helpen, denkt u? Waar nòch de godsdienst met zijn gebod: Hebt uwe naasten lief, - nòch het socialisme met zijn frases van ‘broederschap’ en ‘internationalisme’ ook maar het minste of geringste hebben vermocht, om de menschheid in haar oorlogsdrang te stuiten?...... Maar laten we hier niet op doorgaan, het stemt àl te wanhopig, - en wie weet, of het frappez, frappez toujours misschien ten slotte tóch eenige uitwerking heeft......
Vrouwen in oorlogsland. De schrijver, met rauwe onbarmhartigheid (maar alleen de wreedste oprechtheid kan hier heilzaam werken) toont ons, hoe ook de vrouwen verworden, die leven moeten achter de oorlogslinie. Gezin, familieleven, verhoudingen tusschen man en vrouw, tusschen ouder en kind, mentale gesteldheid, opvattingen omtrent liefde, eer, fatsoen, - alles, alles verwordt, - verwordt onherroepelijk en stellig, gelijk de ontwortelde plant noodzakelijk verwelkt. O, de tragiek, de verschrikkelijke tragiek van den oorlog, die het fatum is voor de strijdenden in het vuur, zoowel als voor de lijdenden achter het front......
Helpen dergelijke boeken om nieuwe gruwelen te voorkomen? Ja! ja! het kan niet anders, of het zou om te vertwijfelen zijn. Zij helpen, zij het langzaam en weinig, - maar zij helpen, zij doen hun werk.
| |
| |
| |
Gestalten in den spiegel door Willy Corsari. Leopold, Den Haag.
Willy Corsari's talent ontwikkelt zich steeds ruimer. En dieper vooràl. Dit nieuwe boek toont haar als een voortreffelijke psychologe, en in de analyse van Martha's zoo eenvoudige en toch zoo gecompliceerde persoonlijkheid treffen wij prachtige, ja, onverbeterlijke bladzijden aan.
Uit het werk van deze jonge, veelbegaafde schrijfster klinkt meestal een klank van weemoed op, een weemoed, die zelden duidelijk wordt uitgesproken, maar heel goed hoorbaar is, om het ontoereikende van het menschelijke willen, om het vergeefsche van vreugde en smart, om het schijnleven, dat wij ‘als gestalten in den spiegel’ leven......
De karakteristiek van Anton en Josée is goed, van Stephan héél goed, van Martha meesterlijk. Jammer, dat een te geforceerd slot (op de romantische manier van Jane Eyre of Aurora Leigh) een einde maakt aan het verhaal, welks ontknooping wij met spanning tegemoet zagen. Het lijkt ons een beetje het doorhakken van den Gordiaanschen knoop met een zwaard...... Ik erken, dat het slot niet gemakkelijk was (ik verwachtte zelfs een zelfmoord van Martha), en misschien was het ook wel verleidelijk om aan het eind nog aan Stephan een beau rôle toe te kennen. Maar toch spijt het mij, omdat ik dit boek overigens zoo mooi vind, zoo natuurlijk, zoo aannemelijk, zoo wáár. Ook is het, - een kunst, die Willy Corsari hoe langer hoe beter verstaat, - voortreffelijk geschreven: kernachtig, plastisch, zonder éénige rhetoriek, beheerscht en zeer suggestief.
| |
Ranken door C.L. van Till-den Beer Poortugael.
Mevrouw Van Till is een meditatieve geest, die woorden zoekt om haar stemmingen te uiten en vast te houden. Mooi drukt zij haar innerlijke gevoeligheid uit in het vers aan haar Vader: O, zóó te sterven.... Zij ondergaat op hare reizen vele invloeden, en haar impressies legt zij dan vast in b.v. het zeer expressieve beeld der woestijn, Zand, zand, zand...... Een der liefste verzen is voor mij De wachtende...... een der schilderachtigste lijkt mij: Verlaten dorpje.
| |
| |
| |
Elisabeth Zernike. De gereede glimlach. C.A. Mees, Santpoort.
O, hoe respectabel is het werk van Elisabeth Zernike. Haar lezende krijgt men altijd een indruk van geweldigen, doodelijken ernst...... en als zij dit nieuwe boek van haar ‘de gereede glimlach’ noemt, dan is het geen glimlach van vroolijken humor, neen, maar de stille geresigneerde, ietwat wijsgeerig-weemoedige glimlach van iemand, die zonder hartstocht het leven beschouwt. Zonder hartstocht. Zonder vreugde. Zonder warmte. Zóó zou ik het werk van Elisabeth Zernike willen karakteriseeren. Maar hóógst respectabel is het, - een beetje elliptisch soms, haast wat enigmatiek hier en daar, - doch knap, heel knap en zonder feil. Het werk van deze schrijfster is vaak: ‘Even een aanloop, maar vóór den sprong hield zij in,’ zooals zij zegt van haar Jet.
Dit werk zou ik willen noemen: een schilderij zonder kleur. Het is een schilderij, wat kracht van plastiek en van technisch kunnen betreft, - maar iets ontbreekt er aan; de gloed, de passie, het vuur. En toch boeit ons de schilderij......
Elisabeth Zernike's werk heeft iets van den olijfboom, die er in den vollen zonnedag uitziet, alsof hij door de maan wordt beschenen......
Maar nu genoeg vergelijkingen! - Hoe komt het, dat wij het werk van deze auteur zoo kunnen waardeeren, terwijl de hartstocht er aan ontbreekt en alle groote critici den hartstocht als eerste, tweede en derde voorwaarde noemen voor het scheppen van kunst? Is de tegenwoordige tijd zóo cerebraal, dat wij het zònder de passie kunnen stellen? Ik moet het bekennen: ik weet geen antwoord op deze vraag. Wèl weet ik, dat vele menschen het werk van deze jonge auteur bewonderen en het gaarne lezen...... ik voeg mij bij dezen, - maar de reden waarom kan ik niet verklaren.
| |
De Vlierkamp door Truida Kok. Trudie als huishoudstertje door Nanda. De Pauw door Ems van Soest. Allen: Gebr. Kluitman, Alkmaar.
De Vlierkamp, - een boek voor bakvischjes om mee te dwepen. Wat een schat die Roze Marie, en wat een geheele prettige familie om mee kennis te maken! Niet alleen, dat Truida Kok's nieuwe
| |
| |
werk wegens den inhoud een uiterst geschikt geschenk voor jonge meisjes is, - maar het boek is zoo uitstekend geschreven. En daarom kunnen ook grooteren van De Vlierkamp volop genieten, daar de schrijfster de kunst verstaat het eenvoudigste zóó te zeggen, dat het boeit en bekoort.
Wie van opgewektheid houdt, verzuime niet Nanda's nieuwe boek te lezen. Heerlijk! zooals het daarin sprudelt en bruist en juicht. Alleraardigst teekent Nanda haar happy family; en het doet goed in onzen tijd van scepticisme en onverschilligheid zóóveel stralende blijmoedigheid onder oogen te krijgen Een goed geneesmiddel is dit boek tegen geblaseerdheid en spleen; de oude, waanwijze meisjes van tegenwoordig zullen er weer knálvroolijk en springend-jong door worden!.... De levensopvatting van Nanda is heilzaam en sympathiek.
(Hoe komt Nanda opeens zoo aan het worstelen met haar 1e naamvallen? En dat in een kinderboek nog wel! Ook in Truida Kok's boek bleven een paar drukfouten staan: luxieus in plaats van luxueus; prunis (prunus); Varsety (Varsity). En bij Nanda en Ems van Soest vind ik aldoor het woord py-ama in plaats van py-jama).
De Pauw ‘speelt’ in Indië, wat er voor onze jonge meisjes een nieuwe groote aantrekkelijkheid aan geven zal. Zoo levendig en natuurlijk wordt het vie de jour en jour verteld, dat wij er ons een zeer goede voorstelling van kunnen maken. Is Ems van Soest een ‘nieuwe’ schrijfster? en debuteert zij nu misschien (als Miss Ixie) met haar eerste werk? Wel, ze mag er wezen, schrijven kan zij, en ons amuseeren met haar jolige school-, kantoor- en binnenhuisbeschrijvingen óok. Het boek is een beetje lang, vooral omdat we al zoo gauw weten, waar het op ‘uitloopen’ zal, maar misschien dat de jeugd, die nog zoo midden in het hier gebeurende staat, het niet al te lang vinden zal. Het fiere, gepassionneerde, eerlijke, driftige karaktertje van de Pauw is wel heel goed getroffen.
(Eigenaardig, dat de drie hierboven besproken boeken allen hetzelfde thema behandelen: n.l. een familie, die verarmt, en de gevolgen daarvan. Het schijnt wel heel moeilijk, om voor een meisjesboek een noch nie dagewesenes onderwerp te vinden, ik wees daar al eens vroeger op, - ik meen, toen ik Jenny IJsselstein's Nora in Amerika besprak, dat een leuke afwisseling op de geijkte intriges van ‘kinderen in huis’ etc. etc. vormde.)
| |
| |
| |
Jongensboeken.
Lieve help, wat wordt er goed voor lectuur ten behoeve der jongens gezorgd! Niet minder dan negen jongensboeken werden ons toegezonden, en het is nog wel zomer! Mogelijk is deze overvloed ontstaan, omdat het werkelijk gemakkelijker schijnt iets boeiends te vinden voor de mannelijke jeugd. Immers, hier kunnen reisbeschrijvingen, geschiedkundige onderwerpen dienen, en avonturen van allerlei aard. Deze collectie biedt dan ook veel meer verscheidenheid als boeken voor meisjes in het algemeen. Wèl spreken sport en kampeeren een hoog woordje mee, maar in deze onderwerpen is toch genoeg afwisseling te brengen. Daar hebben we bijvoorbeeld Tussie, het schepertje door J. van Veenendaal. Wie denken mocht, dat er van een achterlijk jongetje, met kromme beentjes en haast niet kunnende praten, niets bizonders te vertellen valt, zou zich waarlijk ten zeerste vergissen. Tussie ontpopt zich als de ware jongensroman-held: hij brengt hollende paarden tot staan, gedraagt zich met een woesten stier als een volleerde toreador, redt kinderen uit brandende huizen.... maar laat ik erbij zeggen, dat al deze grootsche daden volstrekt niet geforceerd, maar heel natuurlijk aandoen, en dat het boek zich erg prettig laat lezen. Ook De Baboclub door U.G. Dorhout is een allergezelligst boek, waarin zooveel wintergenoegens worden beschreven, dat menig Hollandsch jongenshart ervan zal open gaan. Het bouwen van de tinte (het ijspaleis) zal zeker tot navolging strekken! R. Feenstra kwam met Uit Pinkie's jonge dagen, waarin ook al weer volop wintervreugde (en zomervreugd, met kampeeren erbij). Sinds De zilveren Schaatsen blijven ijswedstrijden steeds hun charme behouden.
Drie historische boeken zijn ditmaal onze winst. Twee jonkers van Johan Been opent glorieus de rij. Toen ik nog een kind was, en de boeken, die ik wilde lezen, door mijn tien jaar oudere zuster Mathilde moest laten keuren, werd mij eens en voor al gezegd, dat ik boeken van Andriessen nooit behoefde te laten zien, want die mocht ik altijd lezen.’ Wel, zijn er tegenwoordig nog ouders, die een dergelijk bevel uitvaardigen en kinderen, die het opvolgen?
| |
| |
Zoo ja, dan dunkt me, dat er thans gezegd zal worden: ‘Boeken van Johan Been mag je altijd lezen.’ En ik zou er willen bijvoegen: moet je lezen, jongen met een Hollandsch hart, die van je vaderland houdt! Oneindig beter geschreven dan de boeken van den goeden Andriessen, zijn ook de onderwerpen van Johan Been's werk zoo boeiend gekozen, dat zelfs wie niet veel van geschiedenis houdt, gepakt wordt, en lezen en lezen blijft tot het einde. Nu, spannend zijn de avonturen dezer jonkers zeker, en een herdruk zal weldra het tribuut zijn aan den schrijver door de dankbare jeugd gebracht.
Jan van Galen, 2e druk, door J.G. Kramer, brengt ons ook midden in den beroemden tijd der republiek, toen zeehelden zich onfeilbaar naam maakten en hun romantischen moed konden toonen, daar zeeslagen.... niet van de lucht waren.... had ik bijna gezegd. Van Galen.... de slag van Duins.... jaartallen, die leven krijgen en gloed en kleur.... heerlijk hulpmiddel voor de geschiedenisles, een dergelijk boek, om het dorre en droge te veranderen in een met levende beelden voorbij ijlende film!
De Friezen van het Flevo-meer, door E. Zandstra, - zal de Zuiderzee wederom gereduceerd worden tot een meer, en ons land weder het aanzien krijgen van het aardige kaartje in dit boek? (Is het authentiek of gefantaseerd?) Hoe het zij: het leven der Friezen uit den ver-verleden tijd, zoo rijk aan afwisseling en vol van avonturen als het is, vol gevechten met vijanden, wilde beesten, natuur-elementen en wat dies meer zij, is geweldig boeiend, en de voortreffelijke teekeningen van Pol Dom dragen niet weinig het hunne bij tot het interessanter maken van den inhoud. (Voor al haar uitgaven heeft de firma Kluitman een geheele staf uitmuntende illustrators gerecruteerd: Pol Dom, Anni v.d. Ruit, Tjeerd Bottema, Henri Pieck, Jan Lutz, Kessler, de Bruins, Miep de Feyter, enz.)
Flips Indische lotgevallen, door N.K. Bieger, is nog eens een boeiend, realistisch avonturenverhaal. De Indische omgeving, met al de zoo andere toestanden en ondervindingen, zal de jongens ademloos doen voortlezen, en voor jongelui, die later naar Indië denken te gaan, staat er oneindig veel interessants in te lezen.
| |
| |
Aardbevingen, krokodillenjachten, beschrijvingen van Indische gewoonten en gebruiken vormen samen een afwisselend geheel, dat een uitmuntend beeld van het Indische leven geeft.
Is Jim de Voetballer door Leo van Calcar een oorspronkelijk boek of naar het Engelsch bewerkt? Hoe het zij, voor oudere jongens is dit een spannend verhaal, met verschillende hoogtepunten, waarin de hoofdpersoon gelegenheid heeft, zijn superioriteit te bewijzen. Jim is een echte ‘kei’: heet het zoo niet in het jongensjargon? en zal zich bij de Hollandsche jongens stellig veel vrienden maken.
Al deze jongensboeken zijn uitgaven van de efficiente en actieve firma Kluitman; nu krijgen we nog: De H.B.S. in tenten, dat verscheen bij de firma G.B. van Goor, den Haag), door H. Cramer en D.A. Cramer-Schaap, geïllustreerd door Jan Lutz. Een zóó origineel boek zullen jongens en meisjes wel zelden gelezen hebben; het verhaal van een H.B.S. die afbrandt, en voor het verdere van het leerjaar, met leeraren en leerlingen, in tenten enz. gaat kampeeren! Het jonge lezerspubliek zou vast wel wenschen dat zoo'n buitenkansje hun óok eens ten deel viel!
Dit boek is zeer onderhoudend geschreven, en behalve de beschrijving van het tentenkamp, komen smokkelpartijen, auto-ongelukken en kiwi's de interessantheid van de leuk bedachte geschiedenis nog verhoogen.
| |
| |
| |
Prentenboeken.
Eerst noem ik de méér dan lieve van Rie Cramer: Klein, klein kleutertje, O, regen, o, regen en Liedjes uit Artis (het laatste met pittige, prettige melodietjes van Alex de Jong). Wat een schattige platen, wat een schattige versjes; deze zijn heusch heel wat meer dan de gemakkelijke, onbeduidende rijmpjes, die men vaak goed genoeg voor kinderen acht. Elk versje is voortreffelijk van zangerigheid en rhythme, en de inhoud is, zou ik zeggen: just it. Ten warmste aanbevolen.
Bij Het feest van Koning Beer door Louis Moe moeten het in hoofdzaak de platen doen, en die doen het ook: wat een levendigheid, wat een geest, wat een fantasie! Versjes en praatjes bij kleurige plaatjes van mevr. Hellinga-Zwart behoeft geen verdere recommandatie dan de naam dezer kinderschrijfster en kindervriendin. (Alle bovengenoemde boeken uitgaven van de firma G.B. van Goor, 's-Gravenhage.)
Jeanne Kloos Reyneke van Stuwe.
Erratum. - Op blz. 716 achter regel 6 invoegen:
Dan worden wij herinnerd aan Rupert Brooke's
|
|