De Nieuwe Gids. Jaargang 45
(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||
[De Nieuwe Gids. Jaargang 45. Deel 1] | |||||||||||
Een vorstelijke pacifist uit de negentiende eeuw door Mr. M. Koppius.Het pacifisme heeft in de laatste jaren niet over belangstelling te klagen. Al zal men misschien niet de meening van velen mogen beamen, dat inderdaad de vredesbeweging in de laatste jaren in kracht zou zijn toegenomen, op zich zelf is het een verheugend verschijnsel, dat in alle kringen der samenleving althans eenige aandacht aan het vraagstuk van oorlog en vrede wordt gewijd. En tevens kunnen wij waarnemen, dat niet alleen het moderne pacifisme de menschheid bezig houdt, ook voor de historie is de belangstelling geleidelijk grooter geworden. Dit laatste is niet van belang ontbloot. Immers degene die uit onwetendheid mocht gelooven, dat de vredesbeweging eigenlijk met Wilson en den Volkenbond een aanvang heeft genomen, die zal allicht de meening zijn toegedaan, dat de vredesbeweging met groote snelheid zijn doel nadert. Maar degene, die de Middeleeuwsche stroomingen om den wereldvrede te bereiken kent, die van de talrijke 17de en 18de eeuwsche Volkenbondsontwerpen heeft kennis genomen en die ook de geweldige propaganda in de 19de eeuw voor wereldvrede heeft bestudeerd, komt allicht tot een ander oordeel. En wie de langzame ontwikkeling van het Volkenrecht ziet, die aarzelt in een spoedige oplossing van het vredesvraagstuk te gelooven. Voor den werkelijken pacifist kan slechts deze kennis een aansporing zijn den strijd voor den wereldvrede krachtiger te voeren. De pacifist die de historie kent, komt spoedig tot het inzicht | |||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||
dat krachtiger maatregelen noodig zijn dan in 't algemeen thans gepropageerd worden. Vandaar dat de kennis van de historie van de vredesbeweging van groote beteekenis voor het pacifisme kan zijn. Fried met zijn ‘Handbuch der Friedensbewegung’, de Belgische geleerde E. Nijs, de Noorsche hoogleeraar Lange, de Duitsche professor Schücking en de bibliothecaris van het Vredespaleis te 's-Gravenhage dr. J. ter Meulen, hebben naast vele anderen een belangrijken arbeid verricht op het terrein van de historie der vredesbeweging. Ik heb in dit tijdschrift op twee Fransche pacifisten Eméric Crucé en de abbé de Saint Pierre, die leefden resp. in de 17de en 18de eeuw indertijd de aandacht gevestigd. Thans ligt het in mijn bedoeling de figuur van Prins Peter van Oldenburg (1812-1881) nader te belichten. Over Peter van Oldenburg is in de Europeesche bibliotheken weinig te vinden, hetgeen des te merkwaardiger is, omdat in de jaren omstreeks 1870 prins Peter een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld. Waar deze vorst het grootste gedeelte van zijn leven in Rusland heeft doorgebracht, heb ik door de vriendelijke bemiddeling van de Groningsche Universiteitsbibliotheek aan de Russische bibliotheken om gegevens verzocht en dezen zijn mij bereidwillig verstrekt. Uit de mij ter leen gegeven boeken is het mij mogelijk geworden een inzicht in het leven en werken van Peter van Oldenburg te verkrijgen.
Peter van Oldenburg werd den 14den Augustus 1812 in Rusland geboren uit het huwelijk van Peter Friedrich Georg von Holstein Oldenburg en Katharina Paulowna, de dochter van den Russischen czaar Paul I. Toen de jonge Peter nog een kleine jongen was overleed zijn vader. Peter bleef voorloopig in Rusland, terwijl zijn moeder naar het buitenland vertrok. Voornamelijk bereisde zij in dien tijd de verschillende landen van Europa. Vooral de badplaatsen in Bohemen, en Stuttgart en Oldenburg trok haar aan. Maar ook in Holland en Engeland is zij geweest. In 1816 hertrouwde zij met Prins Wilhelm van Wurtemberg en zij overleed 29 September 1819. Uhland herdacht haar in een gedicht. Zij moet een intelligente | |||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||
vrouw geweest zijn en ongetwijfeld heeft de jonge Peter van haar geërfd de groote belangstelling voor inrichtingen van onderwijs. Speciaal trok haar aandacht de inrichting der Universiteiten en ziekenhuizen in Duitschland en de ontwikkeling van het fabriekswezen in Engeland. Ook de vader van Peter was zeer begaafd. Hij correspondeerde o.a. met Tischbein, maakte gedichten en vertaalde oden van Horatius. Het was steeds de wensch van Katharina Paulowna, dat haar zoon in Oldenburg zou worden opgevoed. Dit is ook geschied. Het was voornamelijk Christiaan Ludwig Runde die als leermeester grooten invloed op zijn vorstelijken leerling uitoefende. In zijn jeugd zijn talrijke voorbeelden te vinden van zijn pacifistische gezindheid en zijn sociaal gevoel. In zijn reisdagboek schrijft hij in 1826, dus op 14-jarigen leeftijd, tijdens een verblijf te Koblenz: - ‘la forteresse sur la montagne d'Ehrenbreitstein gâte la vue au philantrope, puisque tant de millions employés à des édifices pour nuire aux hommes, font un effet très désagréable’. Wanneer in 1829 zijn broeder Alexander sterft, wordt deze op verzoek van den jongen prins zeer eenvoudig begraven. De daarvoor bespaarde 11000 thaler worden door zijn toedoen verdeeld over een doofstommeninstituut en een pensioenfonds voor leeraren.Ga naar voetnoot1) Reeds vroeg schijnt de aandacht op hem gevallen te zijn. Immers toen de Grieken in 1829 hunne onafhankelijkheid hadden bevochten en een koning voor Griekenland gezocht werd, werd in diplomatieke kringen zijn naam genoemd als de nieuwe koning voor Griekenland. De Duitsche pers uit die dagen steunde gedeeltelijk zijn candidatuur. Waarom Prins Peter deze koningskroon ontgaan is, is niet vast te stellen. Misschien was men huiverig een jongen man van 17 jaar een dergelijk verantwoordelijke positie aan te bieden. Aan het einde van 1830 riep de Russische Czaar Nicolaas, Prins Peter naar Rusland. In Rusland is Peter van Oldenburg | |||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||
blijven wonen en daar heeft hij gewerkt en zijn zijn gaven tot volle ontplooiing gekomen. Hij huwde er den 11den April 1837 prinses Teresia, Wilhelmina van Nassau, uit welk huwelijk acht kinderen werden geboren. In hoeverre dezen het sociale en vredeswerk van hun vader hebben voortgezet is mij niet bekend. De beide brieven welke na den dood van Peter van Oldenburg aan Bertha von Suttner ter publicatie werden aangeboden, werden haar gezonden door een neef van den overleden prins, door den Hertog Eliman von Oldenburg. Hij heeft zich niet opgesloten in zijn vaderland en zijn vele reizen getuigen van de belangstelling die hij in vele dingen toonde. Het zou mij te ver voeren volledig te schetsen welke talrijke aanzienlijke betrekkingen Peter von Oldenburg in de Russische staatsdienst bekleed heeft.Ga naar voetnoot1) Bovendien zullen al deze betrekkingen wel niet allen even ernstig geweest zijn. Maar aan enkele zaken heeft hij zijn volle aandacht gewijd, namelijk, aan het onderwijs, het nationaal en internationaal recht. Hij zag in het verbeteren van het onderwijs, in het heerschen van een goed ontwikkeld nationaal en internationaal recht een eerste vereischte om te komen tot een gelukkiger samenleving. Slechts een ontwikkeld volk onderworpen aan goede regelen van recht kon den vrede deelachtig worden. Maar bij die opvoeding van het volk was naar zijn inzicht een krachtig godsdienstig bewustzijn onontbeerlijk. Peter von Oldenburg zag in die tijden de opkomst van het atheïsme, socialisme en het communisme. De oorlog, de onrechtvaardigheid en de domheid waren naar zijn oordeel de oorzaken, dat talrijke ontevredenen zich afkeerden van den godsdienst en oeconomische stelsels gingen aanhangen die tot den ondergang van de staten moesten leiden. Hij stond ongetwijfeld in vele opzichten niet objectief tegenover vele vraagstukken van zijn tijd en zijn brief ‘Gefühle und Gedanken eines russischen Patrioten’ welke in het tijdschrift ‘Die Waffen Nieder’ in 1894 werd gepubliceerd is een merkwaardig voorbeeld van een sterk overdreven patriotisch gevoel, | |||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||
vermengd met een afschuw van den oorlog. Eenerzijds prijst Peter von Oldenburg Rusland en schrijft ‘Russland hat gloreich die grosse Aufgabe erfüllt, welche sein erhabener Kaiser ihm auferlegte. Es hat bewiesen dass eine Nation von 80.000.000 und eine heldenmüthige Armee vor keinem Opfer zurückweicht, wenn der Wille seines geliebten Herrschers es verlangt, um die Ehre des Vaterlandes zu vertheidigen’. Maar in denzelfden brief lezen we ‘Es gehört Muth dazu, um in den Krieg zu ziehen, noch mehr um ihn zu vermeiden und noch mehr um ihn abzuschaffen’. Hoewel de brief waaraan bovenstaande is ontleend niet gedateerd is, zal deze vermoedelijk betrekking hebben op den Russisch Turkschen oorlog. Voor Peter von Oldenburg lag voor de vervulling van zijn taak een geweldig arbeidsveld open. Het onderwijs zal in die dagen in Rusland vermoedelijk zeer achterlijk geweest zijn, Het nationale en internationale recht was verre van volmaakt. De vredesidee leefde zwak in de menschheid en zeer weinig in de vorstelijke kringen waarin Peter von Oldenburg door zijn positie verkeerde. Maar juist van zijn hooge positie in Rusland heeft hij een schitterend gebruik gemaakt. Gedurende 50 jaar is hij in Russischen staatsdienst werkzaam geweest en wij kunnen vaststellen, dat hij die 50 jaren onafgebroken voor zijn idealen gewerkt heeft. Het aantal scholen, dat op zijn initiatief of door zijn financieelen steun is opgericht is overweldigend. In het ter eere van zijn 50-jarig jubileum uitgegeven boek ‘Het vijftigjarig jubileum van zijn Keizerlijke Hoogheid Prins Peter von Oldenburg’, door J.O. Schreier, Petersburg 1881, zijn opgenomen alle gelukwenschen welke hem gezonden zijn door de scholen welke hij opgericht heeft en daaruit blijkt, dat over geheel Rusland door hem scholen zijn gesticht. Ook Duitschland werd daarbij niet vergeten. Zoo heeft hij getracht een nieuw geslacht op te voeden, dat door zijn ontwikkeling zou kunnen helpen in den strijd voor den vrede. In dit opzicht doet Peter von Oldenburg ons aan Crucé denken, die ook groote verwachtingen bouwde op de ontwikkeling der menschheid. Deze arbeid zou echter slechts in de toekomst vruchten | |||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||
kunnen afwerpen, maar ook direct was vredesarbeid te verrichten. De pacifistische prins heeft zich rechtstreeks met de machthebbers van Europa in verbinding gesteld om tot beperking van bewapening te komen. Bertha von Suttner heeft in het bovenaangehaalde tijdschrift medegedeeld, dat Peter von Oldenburg zijn denkbeelden over den vrede trachtte ingang te doen vinden door een persoonlijk bezoek aan de koningin van Engeland en den koning Wilhelm van Pruisen, echter zonder resultaat. Deze bezoeken zouden dan vermoedelijk vóór 1870 plaats gevonden hebben. In geen der boeken over Peter von Oldenburg heb ik echter iets over deze bezoeken kunnen vinden. Wel heb ik kunnen vaststellen, dat hij zich in 1863 tot Napoleon III heeft gewend, in 1871 tot Thiers en in 1873 tot Bismarck.Ga naar voetnoot1) Dat Peter ook persoonlijk een beroep op den Russischen czaar gedaan heeft spreekt bijna vanzelf, maar dit blijkt bovendien uit zijn brief aan Bismarck, terwijl daarin ook vermeld staat, dat hij zich herhaaldelijk tot den koning van Pruisen gewend heeft. Evenal de abbé de Saint Pierre in de 18de eeuw, richtte Peter von Oldenburg zich in de tweede helft der 19de eeuw tot de vorsten en staatslieden van Europa. Maar evenals de 18de eeuwsche vorsten niet bereid waren te luisteren naar de raadgevingen van Saint Pierre, waren evenmin de machehebbers der 19de eeuw bereid gehoor te geven aan de dringende vertoogen van Peter von Oldenburg. Wij kunnen er helaas bijvoegen, dat ook aan de machthebbers der twintigste eeuw het inzicht schijnt te ontbreken om Europa van zijn ondergang te redden. Wij zouden dezelfde vertoogen kunnen richten tot de moderne leiders der menschheid en het antwoord zou gelijkluidend zijn als de antwoorden aan Saint Pierre en Peter von Oldenburg. De historie heeft de moderne staatslieden weinig geleerd. Prins Peter beschrijft in zijn brief aan Bismarck, dat hij een bezoek bij Thiers heeft gebracht om met dezen over ontwapening te spreken. Thiers, schrijft hij, zeide: | |||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||
‘Que voulez vous que nous fassions, nous sommes les faibles, les vaincus, mais du moment qu'il y aura des propositions de désarmement de la part des vainqueurs, nous sommes prêts à entrer en négociations.’ De rollen zijn thans omgekeerd. De Franschen zijn de overwinnaars. Zou het geen tijd worden dat zij zich de woorden van Thiers herinnerden en het initiatief voor ontwapening namen? Ook Napoléon III was door Peter von Oldenburg voor de gevaren van den oorlog gewaarschuwd. Een kort program voor den wereldvrede vinden we eveneens in den brief aan Bismarck uitgedrukt. Het luidt als volgt: Meine unmassgebliche Meinung bestände also darin: 1. en principe den Krieg zwischen civilisirten Völkern abzuschaffen, und von Seiten der Regierungen sich den Besitz der respectiven Territorien zu garantiren; 2. durch eine internationale Schiedsrichter-Commission nach dem Beispiele von England und Amerika die streitigen Fälle zu schlichten; 3. durch eine internationale Convention die Stärke der bewaffneten Macht zu bestimmen. Mag die Abschaffung des Krieges auch von Vielen in das Reich der Märchen gezählt werden, so habe ich dennoch den Muth, zu glauben, dass darin das einzige Mittel ist, die Kirche, das monarchische Prinzip und die Gesellschaft zu retten und den Staat von dem Krebsschaden zu heilen, der gegeenwärtig seine Vervollkommung verhindert, vielmehr, durch Verminderung des Kriegs-Budgets demselben folgende Mittel zu seiner innern Ausbildung und Wohlfahrt zu verschaffen:
| |||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||
Peter von Oldenburg heeft zoover bekend is geen studiën over wereldvrede geschreven en wij moeten derhalve uit de over hem uitgekomen geschriften en uit zijn eigen brieven een beeld van zijn ideeën vormen. Uit die brieven voornamelijk blijkt zijn scherpe geest. Geen lange vermoeiende beschouwingen, maar kernachtig en klaar geeft Peter von Oldenburg zijn oordeel. L'Empire c'est la paix, disait Napoléon III’, schrijft hij aan Thiers ‘quand la France le choisit comme Empereur et 300.000 cadavres prouvent sa sincérité’. Hij beschrijft den ellendigen toestand van een tot de tanden gewapend Europa. Er is geen geld om het volk behoorlijk te onderwijzen, alles wordt opgeofferd voor het militairisme. Er is geen geld om de armen te steunen, geen geld voor de sociale gerechtigheid wegens de groote voorbereidingen voor den komenden oorlog. ‘Toutes les nations sont armées jusqu'aux dents, les budgets absorbés par les armées, les prisons remplies; les crimes et la prostitution augmentent, le prolétariat croupit dans l'ignorance et la misère, grâce à l'insuffisance de l'instruction primaire, et menace la société d'un bouleversement complet.’ De oorlogsellende maar ook de ellendige toestand in een tijd van gewapenden vrede te leven wordt door hem duidelijk beschreven. Het bijbelwoord ‘heb uw naaste lief gelijk uw zelven’ is vergeten. De wet beveelt de massamoord. Het wordt ten hoogsten tijd, gaat Peter von Oldenburg door, dat daaraan een einde komt. ‘Il faut choisir entre le paradis et l'enfer’. In denzelfden brief heet het ‘Le moment des idées pacifiques est arrivé, elle sont profondément enracinées dans le coeur des nations, désireuses de la paix et lasses de la guerre.’Ga naar voetnoot1) Het zijn dezelfde woorden die wij in den modernen tijd hooren en desondanks gaat de bewapening door. Peter von Oldenburg, een vijand van elke revolutie, geeft de schuld van deze verschrikkelijke bewapening aan Robespierre. Deze heeft de volken het eerst door zijn ‘levée en masse’ in 1793 opgeroepen om oorlog te voeren en Pruisen is dit nage volgd in 1813. In 1878, tijdens de vredesonderhandelingen in | |||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||
Berlijn over den Russischen-Turkschen oorlog, toen talrijke diplomaten van vele landen in Berlijn samen gekomen waren, richtte Prins Peter een Memorandum à MM. les Plénipotentiaires du Congrès de Berlin.Ga naar voetnoot1) Het memorandum heeft destijds zeker vrij veel opzien gebaard. HetzelGa naar voetnoot2) heeft het gelezen, althans hij citeert uit het memorandum. Ook hierin wordt oorlogsellende uiteengezet en de schrijver roept uit ‘Voilà du christianisme, voilà de la civilisation, voilà le dixième siècle! On crée des sociétés de bienfaisance, des institutions philantropiques, on établit même des sociétés pour la protection des animaux, et on condamne les hommes à la boucherie!’ ‘Il ne suffit donc pas’ gaat hij verder, ‘de conclure une Paix, tout honorable qu'elle puisse être, si on continue une Paix armée, qui est le fléau des gouvernements, puisqu'elle les prive des moyens de soulager le peuple, et de faire des améliorations indispensables dans l'administration intérieure’. Van eenig resultaat of zelfs van eenige bespreking van het memorandum vernemen wij echter niets. Zoo is Peter von Oldenburg steeds practisch bezig geweest de machthebbers der wereld te overtuigen van de noodzakelijkheid dat de bewapening werd beperkt. Volledige ontwapening achtte hij in strijd met de nationale belangen. Maar gehandeld diende er te worden en spoedig ook. Peter zag het Fransche Keizerrijk ineenstorten. Hij had Napoléon III gewaarschuwd, maar naar zijn waarschuwingen was niet geluisterd. Noch Bismarck, noch Thiers, om van de 19de eeuwsche vorsten maar te zwijgen, hebben de noodzakelijkheid van de ontwapening ingezien. Thiers niet, omdat hij meende dat van een overwonnen volk dit voorstel niet kon uitgaan, Bismarck niet, omdat deze een sterk militairisme het veiligste voor zijn land achtte en in den wereldvrede geen geloof had. De moderne leiders der menschheid volgen in dit opzicht geheel de machthebbers uit de 19de eeuw. Wel kunnen we misschien opmerken, dat langzamerhand | |||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||
het inzicht veld wint, dat de toestand van den gewapenden vrede een onhoudbare is. Maar men hoede zich daarover al te groote illusies te maken. Zwaar drukken op Europa de militaire lasten, steeds moeilijker wordt het dezen te dragen. Overal heerscht wantrouwen. De geheime diplomatie doet nog steeds zijn funesten invloed gevoelen, de leden van den Bond der Volken wantrouwen elkander. Uitgebreide spionage en contra-spionage stelsels worden door de staten gebezigd. En bij al deze oorlogsvoorbereidingen willen ons de staatslieden doen gelooven, dat de vrede beter dan ooit verzekerd zoude zijn. Slechts dan echter zal de vrede werkelijk beter verzekerd worden indien men tijdig gehoor geeft aan de waarschuwingen van velen, indien men tijdig inziet, dat het gevaar dat o.a. Peter von Oldenburg zag, geen hersenschim is, maar een ontzaggelijk werkelijk bestaand gevaar. Het is geen wonder, dat, toen in Rusland o.a. onder leiding van den eminenten prof. de Martens, die Rusland later te 's-Gravenhage zou vertegenwoordigen op de 1ste Vredesconferentie, een beweging ontstond tot bestudeering van het internationale recht, daarbij in de eerste plaats aan Peter von Oldenburg werd gedacht. Immers hij was geen onbekende in de wetenschappelijk juridische kringen. Reeds dadelijk, toen hij in Rusland terug was gekomen, vervolgde hij zijn studiën in de rechtswetenschap, o.a. bij K.J. Arsenjew. Hij zag spoedig in, dat in een land waar de ambtenaren een zeer invloedrijke positie hadden een eerste vereischte was, dat zij behoorlijk onderlegd waren in het Russische recht. En op 23-jarigen leeftijd richt hij het verzoek tot den Czaar om toestemming een Rechtsschool op te richten. De toestemming werd 29 Mei 1835 verleend, en de school kwam daarna spoedig tot stand. O.a. heeft de bovengenoemde prof. de Martens er les gegeven alvorens hij tot hoogleeraar aan de Petersburgsche Universiteit werd benoemd. De Czaar schijnt met de ideeën van zijn neef in 't algemeen zeer ingenomen te zijn geweset.Ga naar voetnoot1) De grondgedachte om de | |||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||
wereldvrede te bevorderen door het oprichten van een Russische Vereeniging voor Internationaal Recht kwam op bij Poggenpol, redacteur van een in Petersburg verschijnende Fransche courant en ontstond tijdens de voorbereidingen ter herdenking van de ‘honderdjarige gewapende neutraliteit’. Vermoedelijk is hiermede bedoeld de gewapende neutraliteit van 1780 en de ‘tweede gewapende neutraliteit’ in 1800 gesloten, zijnde een verbond tusschen Rusland, Zweden, Denemarken en Pruisen tot handhaving van de beginselen van 1780.Ga naar voetnoot1) Toen Peter van Oldenburg zich bereid verklaarde de leiding als voorzitter op zich te nemen, werd daarmede tevens bereikt dat men in regeeringskringen de vereeniging steunde. Prof. de Martens werd secretaris en ontwierp de reglementen en statuten. Op den 31 Mei 1880 werd de eerste bijeenkomst gehouden in het paleis van Prins Peter.Ga naar voetnoot2) De voorzitter wees in zijn openingsrede er op, dat ‘waar geen achting voor het recht heerscht, geen vrede kan zijn. Respect voor recht en wet zoowel nationaal als internationaal is onontbeerlijk. Waar willekeur en geweld overheerschen is geen plaats voor een gelukkige samenleving’. Het statuut beoogde bevordering van de ontwikkeling van het internationale recht de uitbreiding van de rechtsbeginselen, welke de internationale verhoudingen beheerschen en het codificeeren van de beginselen van het Volkenrecht. Daarnaast wilde de vereeniging in het algemeen de internationale verhoudingen verbeteren en de vredelievende gezindheid der menschen uitbreiden. Men trachte dit doel te bereiken door het uitgeven van geschriften, het uitschrijven van prijsvragen en het houden van vergaderingen. De algemeene jaarvergadering werd steeds gehouden op den 28sten Februari, op welken datum in 1780 de reeds genoemde gewapende neutraliteit was vastgesteld. De meest bekende Russische juristen werden lid, terwijl enkele beroemde buitenlanders, waaronder de bekende Duitsche hoogleeraar in het Volkenrecht Bluntschli tot buitenlid werden benoemd. Lang heeft Peter von Oldenburg de leiding van deze ver- | |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
eeniging niet gevoerd. Want den 2 Mei 1881, overleed hij. Het door hem zelf vervaardigde grafschrift luidde in de Duitsche vertaling: ‘Warheit hab ich geredet stets furchtlos den Mächt'gen hinieden, Nächster’!, geheiliget war stets mir Dein Wohl und Dein Weh; ‘Herr! O erleuchte das Herz der Gekrönten und Weissen der Erde, Sende dem Menschengeschlecht Frieden und christlichen Sinn’.Ga naar voetnoot1) Duidelijker zou niemand Peter von Oldenburg's opvattingen kunnen schetsen, dan hij zelf gedaan heeft in dit korte grafschrift. Eerbied voor het vorstelijk gezag, een waarachtig geloof in de hooge waarde van den godsdienst, waren twee van zijn meest kenmerkende eigenschappen. Daarnaast was het zijn onwrikbare overtuiging, dat socialisme en atheïsme niets dan ellende konden brengen en hij vreesde, dat de menschheid daartoe zou overgaan, niet uit innige overtuiging, maar meegesleept door onverantwoordelijke leiders, of door wanhoop en domheid hiertoe gedreven. Hij erkende dat de toestand waarin een groot deel der menschheid leefde slecht en ongelukkig was. De groote oorzaken van deze misstanden waren de onwetendheid, de slechte en onvolledige ontwikkeling van het recht en de oorlog. De oorlog in het bizonder, waarvan elke geloovige afkeer moest hebben, achtte hij de oorzaak van het groote leed, dat een groot deel der menschheid droeg. En ook de gewapende vrede met bijna niet te dragen finantieele lasten zou Europa aan de grens van den afgrond voeren. Hoeveel ellende en armoede kon niet worden bestreden, indien de uitgaven van oorlogstoerustingen belangrijk beperkt werden. Zijn leven is een voortdurend werken geweest voor het heden en voor de toekomst der menschheid. Een voorname egest, begaafd en zeer ontwikkeld, belangstellende in alles wat in de menschheid leefde, was Peter von Oldenburg. | |||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||
Hij heeft de vorsten zijn waarschuwende stem laten hooren, men heeft welwillend naar hem geluisterd als naar een beschaafden en ontwikkelden causeur, maar niet ingezien hoe snel de gevaren naderden. ‘Herr! O erleuchtet das Herz der Gekrönten und Weissen der Erde’, staat op zijn grafschrift. Was het als een laatste waarschuwing bedoeld die ook na zijn dood nog zich kon doen gelden? Persoonlijk had hij Napoleon III gewaarschuwd, en hij had zijn val medegemaakt. ‘Misschien’, zeide Peter von Oldenburg ‘heeft Napoleon na Sedan nog wel eens aan mijn waarschuwingen gedacht’. Toen ruim 30 jaren na zijn dood de wereldoorlog uitbarstte, verdwenen daarmede ook de Russische en Duitsche vorsten. De waarschuwingen van Peter von Oldenburg waren tevergeefsch geweest. Rusland werd prijsgegeven aan het bolsjewisme, voor Peter von Oldenburg ongetwijfeld het grootste gevaar in deze wereld. Duitschland's glans en macht tijdens het keizerrijk tot fabelachtige hoogte opgedreven, werd verpletterd. Men had geen geloof aan het inzicht van Peter von Oldenburg gehad en een smadelijke val was het gevolg. Peter von Oldenburg was geen wereldhervormer, geen krachtmensch. Hij was een fijnvoelend aristocraat in den besten zin van het woord. Literair was hij zeer ontwikkeld, en uit de Russische literatuur heeft hij een boek van Pouschkine vertaald, getiteld ‘La dame de Pique’, traduit par M. le Prince Pierre d'Oldenbourg 1834.Ga naar voetnoot1) Daarenboven had hij een scherp verstand en een helder inzicht in hetgeen zich in de wereld afspeelde. Door zijn aanzienlijke betrekkingen was hij in de gelegenheid de belangrijkste gebeurtenissen van zijn tijd van nabij gade te slaan. Hij heeft van zijn positie een schitterend gebruik gemaakt. Wat het Russische onderwijs, wat de Russische rechtsontwikkeling zoowel nationaal als internationaal aan Peter von Oldenburg te danken heeft, is moeilijk te overschatten. En in de vredesbeweging is hij één van de vooraanstaande figuren geworden. Zijn persoonlijke pogingen om de vorsten en machthebbers te bewegen om het onverantwoordelijke oorlogs- | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
werk te staken, al heeft het tot geen resultaat geleid, vervult ons met groote erkentelijkheid. En deze erkentelijkheid wordt grooter, wanneer wij bedenken, hoe weinig vorstelijke personen de psyche der menschheid juist gevoeld hebben. Niet als een vage idealist, maar als een practische pacifist heeft deze uitnemende mensch getracht de menschheid op te voeren tot hooger leven. De resultaten van zijn arbeid zijn natuurlijk niet nauwkeurig vast te stellen, maar wij kunnen zeker constateeren, dat die aanzienlijk zijn. De ontwikkeling van het recht, de geweldige uitbreiding aan het onderwijs gegeven, het verkondigen van ideeën over pacifisme en het recht op geluk, hebben ook op een volgend geslacht hun uitwerking niet gemist. De tijd gaat snel. Geweldig zijn de veranderingen in inzichten en gebeurtenissen geweest in den tijd, welke tusschen Peter von Oldenburg en ons ligt. Maar wanneer wij onder de gekroonden der wereld ook verstaan de moderne machthebbers, dan blijft ook nog steeds zijn grafschrift van toepassing op den modernen tijd: ‘Herr! O erleuchte das Herz der Gekrönten und Weissen der Erde, Sende dem Menschengeschlecht Frieden und christlichen Sinn!’ |
|