volwassenheid of elk van hen greep haastig naar een steviger levenshouvast dan het louter-artistieke.
Kloos en Van Deyssel zijn de beide sterkste krachten der Nieuwe Gids-beweging geweest, geweldig in de hartstochts-explosies hunner hoog-oplaaiende individualiteit, diep en schoon in de veropenbaring hunner zinnelijke menschelijkheid; - op dezelfde wijze zijn ze nu, in de latere jaren, ook het zuiverst in de geestelijke bezinning, waartoe ze zijn ingekeerd. Immer nog leven en werken ze onder ons als de besten, óók van het thans levende geslacht. Want de evolutie van den tijd heeft zich aan hen persoonlijk voltrokken; elk van hen groeide op eigen wijze uit de zintuigelijke bewogenheid der jeugd tot een leven van bezonkenheid en innerlijke verdieping.
Eerlijk wil ik bekennen, dat voor mij persoonlijk Kloos van een grootere beteekenis en waarde geweest is dan Van Deyssel.
Kloos was het licht en het geluk mijner literaire bewustwording; - zijn ‘Veertien jaren literatuurgeschiedenis’ was de bijbel mijner jeugd en de thans beroemde sonnetten uit zijn vroegste bundel ‘Verzen’ hebben mijn geestelijk leven tot een eerste, glorieus hoogtepunt gebracht. Hij was mijn held en mijn profeet, en ik geloof niet, dat ik later ooit een dichter zoo onvoorwaardelijk bemind heb. Er lag misschien iets in van de sentimentaliteit, maar toch véél ook, ja álles van de zuiverheid en de overgegevendheid der eerste liefde. Later heb ik meer dichters lief gekregen en ben ik ook anders-geaard kunstenaarschap gaan bewonderen, maar wat in die jonge jaren Kloos voor mij geweest is, kwam nimmer zoo sterk en zuiver terug. En ik geloof, dat de atmosfeer, welke er aldus over mijn literaire jeugd heeft gehangen, mij mijn geheele leven niet verliet. Wel zijn sindsdien de tijden veranderd en, overeenkomstig het oude woord, veranderden wij met die tijden mede, ook Kloos, de Meester zelf. Maar de invloeden, die in de allerjongzste jaren ons leven gericht hebben, ontgroeit men nooit geheel. Hetgeen, in dit geval, een groot geluk beteekent.
Men pleegt het bij een feestelijke gelegenheid niet onwellevend te achten, wanneer men in schoone herinnering ook het eigen leven aanroert. Daarom zij mij deze...... belijdenis vergeven. Ik schreef haar neer in de overtuiging, dat velen van mijn geslacht het precies zoo ondervonden als ik zelf.