groep gebleven. En al hebben eenigen zich daar uit teruggetrokken, voor den litterair-historicus, ja zelfs voor het publiek, behooren zij er toch onafscheidenlijk bij. Iedereen zal dit moeten erkennen en ik geloof, dat er weinigen in ons land zijn, die op het oogenblik er niet van overtuigd zijn, dat wij in Kloos een belangrijke figuur bezitten, wiens persoonlijkheid zich nog lange jaren zal doen gelden.
* * *
Moeilijk is het precies en glashelder te zeggen, waarin de nieuwe richting in de Nederlandsche letterkunde in het begin van 80 heeft bestaan. Neem b.v. een gedicht van Perk of Kloos of Hélène Swarth uit die periode. Zoo oppervlakkig gezien, zit daar niets nieuws in, maar bij nadere aanvoeling merkt men de opdringende macht van het sentiment, dat als een stroom losbreekt en den hoorder meeneemt. De woorden dezer verzen waren doodgewoon, maar achter die woorden zat het sentiment verborgen, het sentiment van zelfstandige zegging, dat iedere toenmalige lezer voelde en waar hij door werd overrompeld. Andere individuen kwamen naar boven, andere menschelijke zielen deden zich gelden, geesten, die waaiden uit eigene oorsprongskracht. Zoo is de nieuwe richting ontstaan. De dichters der vóórgaande generatie gaven in ieder vers den indruk van niet zelf te zeggen, maar steeds te spreken van hooren zeggen.
De domineespoezie, die alleen een weergalm was geworden, moest onder Kloos' eigen geluid bezwijken. Het geven van een eigen geluid in poezie en proza is het geheele mysterie der nieuwe richting geweest, die ik geen kans zie op een betere manier te kenschetsen.
Maar ik wil nu niet spreken over de beteekenis en de waarde van Kloos' gedichten. Anderen mogen die vaststellen. Voor mij persoonlijk valt op de eerste plaats aan zijn proza mijn bewondering ten deel, en dat vooral, omdat wij in Nederland weinig prozaschrijvers hebben van den eersten rang. Op dien rang zetelt nog altijd als eerste met zijn scherp-hoekige uitdrukkingswijze de stoere Marnix van St. Aldegonde en kort bij hem Hooft, de stroeve stijlverwant van Tacitus. Doch niemand is den Ciceroniaanschen volzin zoo dicht genaderd als Kloos in zijn rhythmischen perioden-gang.