| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
(Vervolg van bladz. 119.)
George Sand's vrouwenfiguren,
Valentine.
In vele romans van George Sand is het een enkele vrouw, die als hoofdpersoon en middelpunt aller aandacht tot zich trekt. De figuur van Lélia domineert geheel het gedicht (zooals men den roman zou kunnen noemen) en Pulchérie is slechts haar contrast, een schaduw in vergelijking dezer schitterende individualiteit. Indiana, Edmée, Juliette, Geneviève, hoezeer hun karakters ook verschillen, vervullen de hoofdrol in het, aan haar gewijde boek. De roman Valentine is echter een uitzondering op deze manier van werken, die gewoon is aan George Sand. In haar meeste boeken groepeeren de mannen zich om de heldin (zooals bijvoorbeeld Sténio, Magnus en Trennmor om Lélia) in Valentine echter omringen drie vrouwen een man, en bewonderenswaardig knap zijn de persoonlijkheden uitgebeeld, en is er variatie in de situaties aangebracht.
Valentine, Louise en Athénaïs doen zich gelden door zeer verschillende, en dikwijls aan elkaar tegenover gestelde qualiteiten. Athénaïs neemt slechts een tweede plaats in, als de vluchtige schets van een dorpsmeisje, dat een weinig geëclipseerd wordt, in de vrouwen-galerij van George Sand, door de zooveel superieurder en machtiger beelden, welke zij in haar andere werken voor ons oproept; een kopje van Greuze, zou men kunnen zeggen, tusschen de krachtig gepenseelde portretten van een Titiaan.
Louise is als een sombere Spaansche beeltenis: de lijnen van het gezicht zijn noch zeer markant, noch zeer zuiver, maar de
| |
| |
kleur is sterk en overvloedig en het karakter zeer geprononceerd. De schilder heeft weliswaar de details eenigszins verwaarloosd, maar hij heeft op dit gelaat een noodlotsmerk gedrukt, dat men nooit meer vergeten kan.
Valentine de Raimbault daarentegen gelijkt op de schilderstukken van den Engelschen meester Thomas Lawrence. Zij teekent zich af tegen den achtergrond van een landschap, als omgeven door een hemelsblauw aureool, zooals de Engelsche vrouwenfiguren, die zoo goed harmonieeren met de zachte kleuren der lucht, en die ook zegevierend het volle licht van den zonnedag kunnen weerstaan. Ergens in dezen roman vergelijkt George Sand Valentine bij de vrouwen aan het Hof van Lodewijk XIV, maar Valentine lijkt ons veel eenvoudiger en niet zoo prachtlievend.
Vrouwen van dit type zijn zeldzaam in het oeuvre van George Sand. Haar vrouwenfiguren hebben meestal iets meer aparts. Valentine is een bekoorlijk vrouwtje, een beetje zwak, een beetje romanesk, zooals men dagelijks in het reëele leven tegen komt; zij is blank, blond, slank, frisch, - en in elk opzicht heel mooi; in de lijnen van haar profiel, in de zijden fijnheid harer lokken, in de gracieuse buiging van haar hals, in de ronde blankheid harer schouders herkent men de aristocratische noblesse van vele geslachten her. Zij heeft een zekere zachte en toch onweerstaanbare waardigheid, die eerder respect dan hartstocht inboezemt, op het eerste gezicht. Het is een evenwichtige combinatie van bevalligheid en majesteit, zooals wij die bij de zwaan in het water bewonderen.
‘Om de beurt opgevoed door haar moeder, haar oudere zusters, de religieuses van het klooster, haar grootmoeder, was zij eigenlijk door niemand definitief opgevoed. Zijzelve had zich gemaakt tot wat zij was; zij hield van studeeren en mijmeren, en haar van nature kalme geest, haar gezond verstand en juist oordeel hield haar vanzelf in het goede spoor, en behoedde haar voor de gewone jongemeisjesdwalingen’.
Dit adorabel persoontje is geplaatst in de rijke, landelijke omgeving van het graafschap Berry; het kasteel Raimbault is gelegen in de zoogenaamde vallée noire, een dal, donker van overweelderigen plantengroei. De poëzie der natuur speelt altijd
| |
| |
een groote rol in George Sand's drama's, en de schrijfster houdt ervan, het landschap in weelderige en toch gevoelige kleuren op het doek te brengen. In deze landelijke omgeving ontwikkelt zich de noodlottige liefde van het jonge gravinnetje. Nu eens wonen wij een bal champêtre bij, dan weer maken we een wandeling langs het riviertje de Indre mede; en het is verrassend, hoe realistisch en tegelijk dichterlijk George Sand haar natuurtooneelen beschrijft. Zij viert daarin haar groote liefde voor ‘buiten’ uit, en laat ons genieten van haar werkelijk superbe visie's.
Het fatum van Valentine is, dat haar hooge geboorte haar scheidt van hem, dien zij liefheeft, Bénédict, den zoon van een landbouwer. Toen Valentine's grootmoeder op haar sterfbed het meisje vermaande:
- Neem nooit iemand, die beneden je staat in rang, - was het al te laat, en hadden Valentine en Bénédict elkander reeds lief met een liefde, die de eeuwigheid trotseert.
Hoe ontstond deze liefde? Geheel natuurlijk, vanzelf en langzamerhand. Het was een sympathie, een gehechtheid, die zich allengs, ongemerkt, verdiepte tot liefde. De eerste toevallige ontmoeting had plaats op een heerlijken zomeravond; Valentine was verdwaald, en in het eerst onrustig en gejaagd, werd zij weldra, onwillekeurig bevangen door de schoonheid van haar omgeving; zij vierde haar paard de teugels en verzonken in droomerijen. Op dit oogenblik verscheen haar Bénédict.
De oudere zuster van Valentine, Louise, die door de trotsche familie de Raimbault verstooten was wegens een ongeoorloofde liefde, wilde haar geboorteland terugzien, en nam haar intrek op de hoeve van Bénédict's ouders, waar Valentine haar dikwijls opzoeken ging.
Bénédict behoorde alleen door zijn afkomst tot den boerenstand; zijn ouders hadden hem een voortreffelijke opvoeding doen geven; hij was dus geestelijk ontwikkeld, doch had tegelijk zijn rustieke, robuste kracht behouden: geen enkele vrouw zag hem omet onverschilligheid aan, en geen schilder zou niet gewenscht hebben hem te mogen conterfeiten. Een groot contrast vormde hij met den heer de Lansac, aan wien haar familie Valentine had verloofd! Deze was op en top een dandy, met regelmatige
| |
| |
gelaatstrekken, zeer geestig in het gesprek, en nooits iets buiten de conventie doende. Valentine had hem nooit anders dan in gezelschappen gezien, altijd tiré à quatre épingles, hoffelijk, geparfumeerd, elegant; zij had hem nooit als man beschouwd; wanneer men hem zag, 's morgens of 's avonds, monsieur de Lansac was altijd precies hetzelfde: hij stond op als gezantschapssecretaris en hij ging als gezantschapssecretaris te bed. Valentine verkoos den eenvoudigen Bénédict verre boven haar verloofde, maar een comtesse de Raimbault kon toch niet den zoon van een landbouwer trouwen? Zij huwde dus, hoewel met tegenzin, den heer de Lansac. (Want Valentine is zwak, haar karakter is niet bestand tegen strijd, en zij deinst terug voor worsteling en verwikkeling.)
Op den avond van haar huwelijk bevindt Valentine zich alleen op haar kamer; uitgeput door haar innerlijke droefheid, werpt zij zich geheel gekleed op haar bed, en slaapt in.
Als zij even wakker wordt, richt zij zich in de kussens op, valt terug, en slaapt opnieuw in; zij heeft Bénédict ontwaard, die geknield ligt voor haar bed; zij waant te droomen, en vreest haar droom te verstoren, als zij geheel ontwaakt, dus doet zij haar best weder in te sluimeren. Evenwel dankte Valentine haar slaap slechts aan een sterke dosis opium, en verkeerde daardoor in een soort van somnambulistischen slaap. In dezen toestand spreekt zij zich uit: zij bekent alles, haar liefde, haar wanhoop, en haar besluit om liever te sterven dan aan haar echtgenoot toe te behooren. Bénédict hoort dit alles aan en in jeugdige radeloosheid richt hij een pistool op zichzelf, echter zonder zich doodelijk te kwetsen. Valentine is thans zichzelf niet langer meester, en door de omstandigheden begunstigd, die hun toestaan, elkaar elken dag te zien, worden zij minnaar en minnares. Beiden waren te zwak, om zichzelf voldoende te beheerschen; zij voelden zich vervolgd door berouw en schuldbesef, en konden zich toch niet onttrekken aan hun hemelsche hel. Zij voelden zich verrukt en rampzalig, begenadigd en vervloekt; en hun bestaan werd hun ondragelijk op den duur. Toen kwam er plotseling een einde; Bénédict wordt doodgeschoten door een landbouwer, die hem verkeerdelijk houdt voor den minnaar zijner vrouw. Acht dagen later bezweek Valentine eveneens in de armen van Louise.
| |
| |
| |
Louise.
Louise maakte het geheele drama van Valentine en Bénédict mede. Reeds vijftien jaren leefde zij afgezonderd van de wereld in stilte en eenzaamheid. De man, aan wien zij zich ten offer gegeven had, was, door den beleedigden vader, den graaf de Raimbault, in een duel gedood. Louise, op de hoeve, verlangde innig naar haar jongere zuster, die zij, sinds dier vierde jaar had opgevoed; en toen deze haar herhaaldelijk kwam bezoeken, kon zij zich beter schikken in haar lot. Het stemde haar evenwel droevig, dat zij sympathie voor Bénèdict begon te koesteren, ook Bénédict voelde iets voor haar, maar deze kiem van hartstocht verdween onmiddellijk na de kennismaking met Valentine. Door het geluk harer zuster voelde Louise haar gemis dubbel, en haar bestaan werd langzamerhand één langdurig lijden. Zij, zonder het ooit te toonen, werd verteerd door een brandende jaloezie, en trachtte vergeefs zich vóor te houden, dat Bénédict's broederlijke genegenheid haar voldoende was. Bij den dood van Bénédict evenwel barstte haar zoo lang bedwongen hartstocht uit, en zij vervloekte haar zuster, die in het leven zooveel gelukkiger was geweest dan zij. Doch het duurde niet lang, of zij voelde zich overstelpt door zelfverwijt, en paste haar zuster op met de liefderijkste zorg, totdat deze na een week van ijlende koortsen, in haar armen den geest had gegeven.
| |
Edmée.
In zijn voorvaderlijk kasteel leefde Hubert de Mauprat met zijn eenige dochter Edmée.
Edmée bezat een hooge, slanke gestalte, zij was lenig en elastisch, had een lelieblanke tint en ebbenzwart haar, en haar fijne glimlach had iets ondoorgrondelijks. De hemel scheen haar wel met twee zielen te hebben begiftigd: de eene vol intelligentie, de andere eenenal gevoel. Zij was zeventien jaren oud, en in haar onwetendheid van 's levens moeilijkheden en verdriet, vanzelf opgewekt en kalm. Zij had twee lange vlechten, die bijna tot op den grond neerdaalden, en haar trekken bezaten de gelukkige uitdrukking van iemand, die geheel onbewust is gebleven van angst,
| |
| |
droefenis en pijn. Op een dag waagt zij zich als onvervaarde amazone, te ver, een onweerstorm overvalt haar en zij zoekt een toevlucht in de vesting van Bernard de Mauprat, een bloedverwant, die met haar vader evenwel in onmin leeft. Deze wordt verliefd op haar, en houdt haar gevangen, maar Edmée weet hem te weerstaan met al de listen der coquetterie. Het kasteel wordt belegerd, maar Bernard en Edmée weten te ontsnappen door een onderaardschen gang; de soldaten willen Bernard ombrengen, maar Edmée redt hem, door te zeggen, dat hij een neef van haar is.
Edmée, sterk, moedig, actief, voortvarend, vatte liefde op voor Bernard, die door haar vader op zijn kasteel was opgenomen. Zij was echter reeds verloofd aan een edelman met een koel, hooghartig temperament, en wist nog niet, dat zij Bernard beminde, Bernard, die in alles haar tegenbeeld was, en haar niet nabij kwam in ontwikkeling en in haar voorliefde voor dichters en philosofen, daar hij niet veel anders kon dan jagen en drinken. Tegen een abbé, die haar voor Bernard waarschuwt, zegt zij, dat zij zich zal weten te verdedigen, wanneer hij de eer van haar en haar verloofde te na komt; ook zij is een de Mauprat, een afstammelinge van het ontembare ras, en zij zal zelfs niet opzien tegen een dolkstoot zoo noodig.
Dit onderhoud wordt toevallig door Bernard beluisterd; hij komt tot inkeer, en neemt zich voor, zijn leven te beteren, welk doel hij zoo ernstig bestreeft, dat hij er zwaar ziek van wordt! In deze ziekte wordt hij door Edmée als een zuster verpleegd; haar verloofde breekt met haar, en als Bernard hersteld is, en zij toch jegens hem dezelfde gedragslijn blijft volgen, neemt hij in wanhoop het besluit, zich in te schepen, en den oorlog in Amerika te gaan mede maken. Edmée verborg haar smart, en gedurende zes jaren beweende zij zijn afwezigheid in stilte.
Bij zijn terugkeer breidde zij haar armen open, en sloot hem aan haar borst, zonder een woord te kunnen uitbrengen. Toch was haar omhelzing zóó welsprekend, dat Bernard eindelijk zijn geluk begreep. In den loop der tijden, door ontberingen van allerlei aard, was hij een redelijk en verstandig man geworden. Doch Edmée's karakter was toegenomen in heerschzucht en heftigheid. Zij had al die lange jaren met zichzelve en haar lot gevochten, en
| |
| |
zij was niet langer het argelooze, zwakke jonge meisje, dat in zijn kasteel bescherming kwam zoeken, maar een sterke jonge vrouw, wier temperamentvolle persoonlijkheid zich in volle kracht had ontplooid.
En door een onverklaarbare fierheid gedreven, stelde zij haar huwelijk met Bernard voortdurend uit. Hij beklaagde er zich over, en op een keer na een twist, die zich voordeed, toen zij zich tezamen in een bosch bevonden, had hij de onvoorzichtigheid haar te bedreigen. Onmiddellijk echter wist hij zich weer te bedwingen, verschrikt door zijn gedrag, en verwijderde zich van haar fou de douleur. Op dit moment weerklinkt een schot: Edmée valt getroffen neer, en Bernard wordt gevat, verdacht van moord op zijn nicht.
Edmée wordt in het rechtsgeding als getuige gehoord. Na een pijnlijk kruisverhoor, waarbij men haar noodzaakte aan haar geheimste gedachten uiting te geven, vond zij de sublieme woorden, die zij in hun intiemste samenzijn nog nooit had uitgesproken:
- Ik heb hem lief!
Nu eerst voelde zij, hoe zij hem al die jaren had liefgehad sinds hun eerste ontmoeting, en dat zij onder den ruwen bolster altijd de blanke pit had erkend. Gelukkig werd de werkelijke schuldige ontdekt, en Bernard dus weder vrijgelaten.
Edmée is de verpersoonlijking der liefde in haar meest verheven vorm. Zij bemint Bernard met al de krachten harer ziel, maar haar liefde heeft niets zelfzuchtigs; zij heeft hem meer lief ter wille van hèm dan terwille van haarzelf; zij hoopt en verwacht, dat haar liefde hem boven zichzelven verheffen zal. En Edmée behaalt de overwinning; en Bernard wordt subdued by love.
Het komt mij voor, dat George Sand in Edmée veel van zichzelve heeft gegeven, en dat zij in Bernard eenigszins haar halfbroeder Hippolyte heeft uitgebeeld; (van wien sprake is geweest, toen ik George Sand's Histoire de ma vie behandelde.)
(Wordt vervolgd.)
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
|
|