| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Wanneer dit gelezen zal worden zal te Parijs opnieuw een stap gezet zijn op weg naar de toekomstige vredelievende verhouding der volken onderling, maar die weg heeft veel van een drijfzand. Hier zal gewaakt worden tegen optimisme en pessimisme, beide eenzijdig. Het kan echter niet ontkend worden, dat het streven naar duurzamen vrede onder de volken heilzaam is en evenmin, dat er van de vele schoone woorden er over geschreven of gesproken, wel minieme schoone daadjes groeien. De woorden zijn bombastisch en de daadjes verlegen, en voor èèn bewijs van onderling vertrouwen, duiken er tien op van kwalijk verborgen wantrouwen.
Dit komt, wijl de menschheid in een nog nooit geconstateerden staat van gisting verkeert. Nog nooit was zij dusdanig èèn chaotisch geheel, doch nooit ook dermate bezield door èèn schoon verlangen. Het is reeds een overwining op-zich-zelf, te danken èn aan den verfoeilijken oorlog èn aan het vernuft der menschheid, dat zij zulk een geheel geworden is. Maar de harmonie ontbreekt er nog aan en êer deze blijvend zal zijn, moet er nog veel strijds - maak wel onderscheid tusschen ‘strijd’ en ‘oorlog’! - veel strijds gestreden en veel leeds geleden zijn. De menschheid doet in haar tegenwoordig leven denken aan een onoverzienbaar en onmetelijk touwtrekken: de eene helft trekt met alle kracht en op alle wijs naar de vreedzame harmonie, de andere naar het ‘particulier initiatief’ met zijn materialistisch streven, zijn jacht naar bezit en genot. Zal men het ooit zien, dat een dier twee partijen het duurzaam wint van de andere? Ongetwijfeld! Zij die ten vrede trekken zullen het eens winnen. Maar wanneer?
In Parijs is dan het Kellog-pact ondanks veel geharrewar over
| |
| |
bijzaken en ceremoniën onderteekend, en dadelijk daarop zijn de voornaamste staatslieden, of hun vertegenwoordigers opnieuw naar Genève getogen om er te beraadslagen over de velerlei wrijfpunten, waardoor er in de vredesbeweging kortsluiting kan komen met alle gevaren er aan verbonden. Gevaren? Waar men ook in de wereld rondziet: er dreigt gevaar. Zelfs zoo dicht bij als de verhouding tusschen Nederland en België is er niet geheel vrij van. En waarlijk, dit is bedroevend. Want als twee volken geroepen zijn elkaar te achten en te waardeeren om hoedanigheden, welke zij beiden gelijk en andere, welke de een in meerdere, betere of hoogere mate bezit dan de zusternatie en waardeerbaar zijn, dan zijn het deze twee hoogst achtenswaardige kleine natiën benoorden en bezuiden den Schelde. Dit gevaar is ongetwijfeld niet groot. Doch wrijving tusschen de twee volken is niet te miskennen.
Evenmin is er groot gevaar voor de verhouding tusschen Frankrijk en Duitschland, teminder wijl de vredesbeweging dier volken met den dag groeit. Maar het zonderlinge feit van de nog steeds niet opgeheven bezetting van het Rijnland, Duitschlands schoonste, rijkste en dichterlijkste landstreek, door de vijanden van gisteren, is voor het Duitsche gemoed toch een bedenkelijke zonsverduistering. Stresemann zal haar ter sprake brengen op de samenkomsten, welke volgen op de Kellogg-ceremoniën der teekening van het Vredeshandvest te Parijs, en het is te hopen, dat het Duitsche volk daarvan de voldoening vindt, welke het verdient. Welke het verdiènt, ondanks zijn jongste dwaasheid om opnieuw voor kostbare belastingschatten een gepantserden kruiser te bouwen, waarmee het niets anders zal kunnen doen dan zijn nieuwe republikeinsche vlag te toonen. Het mag nog steeds waar zijn, dat ‘Deutschlands Zukunft liegt auf dem Wasser’, maar in ieder geval nièt zooals de eenzame verbannene te Doorn dit vroeger bedoelde: een keizerlijke uitspraak, welke Duitschland misschien meer kwaad gedaan heeft dan het herhaalde dreigen met den ‘ijzeren vuist’. ‘Duitschlands toekomst ligt op het water’, zooals Nederlands toekomst er op ligt: in vreedzame handelsvaart.
Het is met dit nieuwe kostbare Duitsche oorlogsspeeltuig wel grappig gesteld. Het Duitsche rijk heeft nu zijn sociaal-democratische regeering, en wie er ooit aan getwijfeld heeft kan nu overtuigd worden, dat de ‘soci's’ lang zoo rood en lang zoo kwaad
| |
| |
niet zijn, als zij zich in de oppositie voor doen. In de oppositie zijn het verwoede Saulussen, op het kussen stichtelijke Paulussen, en zij die eerst openlijk Vrede gepredikt hebben, gaan zich dan te buiten, heimelijk, aan den nationalistischen rooden wijn, welke zoo opwindend de gemoederen benevelt als welke gistdrank ook. Deze tachtig millioen mark uitgetrokken op een begrooting, welke voor het volgend jaar een tekort aanwijst van zeshonderd millioen, is ‘ein gefundenes Fressen’ voor de Communisten, die beweren, dat de ‘roode soci's’ van gisteren heden brave bourgeois zijn geworden. En dit, terwijl Paul Loebe, de sociaal-democratische voorzitter van den Rijksdag, op het Congres der Tweede Internationale te Brussel, had te oreeren over de Fransch-Duitsche vredelievende verhouding, den wereldvrede en de internationale ontwapening.
Maar dat beetje, schoon kostbare, Duitsche drijvende ijzer mèèr zal Duitschland noch de wereld in gevaar brengen, schoon het op zichijzelf een bewijs is hoe onzuiver de staatkundige toestand der wereld blijft. Gevaar? Is de verhouding tusschen Italië en Frankrijk zonder? Italië, dat wel alle mogelijke vredesverbonden wil onderteekenen, doch openlijk te kennen geeft zijn machtspolitiek voor geen seconde te staken, en niet gelooft aan de oprechtheid, zelfs niet aan de mogelijkheid van het internationale vredesstreven. Gevaar? En de verhouding der volken op den Balkan dan: den strijd tusschen Kroatië en Servië, of liever tusschen beider beroepspolitici, met die der Boelgaren er bij, Men droomt er van een vereenigden Zuid-Slavischen Staat enkel om machtig te wezen tegenover Italië in de eerste plaats, dan tegen Hongarije en Roemenië. Gevaar? En de verhouding tusschen Polen en dat krankzinnig-woelende Lithauen met zijn Woldemaras dan?
Dit zijn slechts enkele, tot Europa beperkte gevaren, maar verder zijn daar de gevaren in het naaste en het verre Oosten. Het woelen en kuipen in Arabië, waar Ibn Saoed, de ‘Arabische Napoleon’, Wahabitische geestdrijver, de Islamietische wereld tracht op te jakkeren tegen het wereldgezag der Christenmogendheden. Engeland is daarbij 't eerst en 't naast betrokken, maar Engeland niet alleen. En de ‘Schoonheid en Wijsheid van China’?
Gevaar ook daar? Natuurlijk. Maar minder dan de ‘Kwo-mintang’-Chineezen het zich voor ons denken. De Heilige Vader
| |
| |
mag goedig erkend hebben, dat deze natie door haar verleden, haar overleveringen recht heeft op volkomen onafhankelijkheid, deze erkenning heeft evenveel practische waarde als dat Chineesche verleden en die schoone Chineesche overleveringen zelf. Dit deel van het gele ras lijdt dermate aan zelfoverschatting, dat het waarachtig nog gelooft aan de mogelijkheid van China met zijn ‘Kwo-min-tang’ ooit een natie te kunnen maken, welke mee telt, zoo als het naburige Japan, dat het onschatbare voorrecht van Groot-Britannië geniet: een eiland te zijn. Misschien rekenen zijn staatslieden wel een, beetje teveel op de verzwakking van het Westen als men de schets nagaat, welke een hunner vorig jaar daarvan gaf.
‘Frankrijk verbindt zich met Tsjecho-Slowakije tegen Duitschland’, zei toen de goede heer Toeng Wen Joean, ‘Italië verbindt zich met Zuid-Slavië tegen Frankrijk. Een nieuwe algemeene tragedie is in voorbereiding in Europa. Tusschen de Vereenigde Staten en Japan zal het ten slotte misschien ook tot een oorlog komen.’
‘Bovendien gaan alle mogendheden gebukt onder binnenlandsche woelingen; het ware belachelijk om hen nog te vreezen. Na den grooten oorlog scheen Turkije dood.... maar Moestafa Kemal wist Frankrijk tegen Engeland uit te spelen, Amerika tegen Frankrijk, Rusland tegen de heele wereld.... en hij redde Turkije. Als wij net zoo doen, dan zullen wij hetzelfde succes behalen. Frankrijk wil niets liever dan met ons op goeden voet staan - tegen Engeland. Met de anderen is het precies eender. Laat ons daarmee ons voordeel doen. Bovenal kunnen wij er zeker van zijn, dat die mogendheden zich nooit in een gemeenschappelijken oorlog tegen ons zullen vereenigen. Het zijn juist hun jaloezie en hun oneenigheid, welke tot nu toe ons nationale leven hebben gered.’
‘Trouwens, Engeland zit met de Egyptische en met de Indische quaestie, Japan met die van Korea en Formosa, Frankrijk met die van Annam. Waar zouden die mogendheden de kracht vandaan halen om ons kwaad te doen? Men vraagt zich waarlijk af waarom wij ons lieten vernederen tot een soort van kolonie van heel Europa. Thans, nu alle verdrukte volken voor hun vrijheid opkomen, moeten wij hetzelfde doen.’
‘En dan is er immers nog het communisme, dat de heele wereld bedreigt, Duitschland zoowel als Frankrijk, Polen zoowel als
| |
| |
Engeland. Laat ons gereed zijn voor den dag der groote catastrophe. Op dien dag zal onze onafhankelijkheid worden voltooid.’
‘Wij moeten niemands dienaar zijn’, zoo eindigde de goede heer, ‘maar als het Westen instort, dan grijpen wij onze vrijheid’.
Maar het Westen stort niet in, want het gezond verstand is er niet geheel uit verdwenen. Deze Chinees rekent op 's Westens permanenten waanzin, doch houdt geen rekening met het streven naar evenwicht, dat sinds lang de Westersche wereld beheerscht. Aangenomen: er zijn duistere machten, onberekenbare krachten, welke naar oorlog, ondergang, vernietiging der tegenwoordige over-materialistische beschaving streven, doch met den dag krachtiger, immers zelfbewuster wordt het verzet daartegen. China mag en zal vrij worden, zijn eigen meester. Welk redelijk mensch is daar nog tegen? Het mag zoo fier zijn op zijn ‘Wijsheid en Schoonheid’, zijn verleden en overleveringen, als alle aanbidders van Chineeschen welriekenden rook gaarne zien. Het mag de heerlijkheden genieten van zijn Mongoolschen halfbroeder, den Moskowiet. Die twee zullen nimmer vreugdevuren kunnen ontsteken op den ondergang der Westersche beschaving, want die is, ondanks alles wat recht geeft daaraan te twijfelen, verkernd in evenwicht, gezond verstand en wel overlegd idealisme buiten kerkelijke en godsdienstige dogma's om. China krijgt immers reeds zijn zin, althans van de belangrijkste Westersche natiën, wat betreft de eenzijdige opzegging der bestaande verdragen. Men begint in te zien, dat het niet meer de moeite en kosten loont te trachten van dat rare werelddeel iets te maken, dat op een wel georganiseerde natie lijkt. Als de mannen van Nanking zich sterk maken van hun onoverzienbaar land met zijn onhandelbaar volk een natie te maken als bijvoorbeeld Japan, dat behalve het voorrecht een eiland te zijn, ook dit geniet, dat het anderhalve eeuw lang het zich ontwikkelende Westersche leven heeft kunnen bestudeeren in de school van evenwichtig en nuchter denken der Nederlandsche kooplieden, dan heeft niemand het die teleurstelling te besparen. Waarschijnlijk zal het, den Nankingschen overwinnaars ten spijt, eerder tot een Bolsjewistischen chaos vervallen dan ‘het Westen’,
dat reeds lang geleerd heeft tegen deze Oostersche maatschappelijke en geestelijke pestilentie quarantaine-maatregelen te nemen.
Gevaren, zij zijn er te over. Niet het geringste gevaar is, dat men er overal naar streeft de volken te doen gelooven, dat zij
| |
| |
denkbeeldig zijn en bezworen kunnen worden door een ontwakend zelfbewustzijn der menigte. Niets is echter onberekenbaarder, gevaarlijker op zich-zelf, dan de menigte zonder nadenken, zonder gezond verstand, zonder kennis, zonder inzicht, enkel zenuwen, bewegelijkheid en gemoedsleven. Evenwicht! De Westersche wereld schommelt heen en weer tusschen oorlog en vrede. In Engeland en Ierland zijn in de kerken dankdiensten gehouden met gebeden voor het succes van Kelloggs ‘multilateraal’ verdrag, maar in de herinnering aan het oude feit, dat Onze Lieve Heer altijd strijdt aan den kant der sterkste ‘bataillons’, zooals een twijfelaar eens gezegd heeft, werkt de Engelsche Marine haastig aan zijn vlootbasis te Singapore, waarheen een reusachtig droogdok op zee is door Nederlandsche zeelieden geconvoyeerd. Immers nog steeds heeft de natie, welke de baren heet te beheerschen, Brittannia, voor zulke voorzichtigheids-peulschilletjes, oud-Hollandsche zeemanschap noodig. Van Kellogg, d.i. Noord-Amerika, is dat ‘multilateraal’ verdrag, pas in Parijs tot stand gekomen, uitgegaan, maar nergens werd het harder gesaboteerd dan in de Vereenigde Staten, en het had er een oogenblik veel van alsof het er mee denzelfden weg zou opgaan als met de bekende ‘14 punten’ van wijlen president Wilson, terwijl de tegenwoordige machtshebbers drijven naar versterking van de Noord-Amerikaansche vlootbewapening. Zoo is er tegenspraak tusschen woord en daad, overal in de wereld. Maar er is ook gezond idealisme, en dit komt, wat de Vereenigde Staten betreft, uit in de vraag van dr. Nicolas Murray Butler, leider van de Columbia-universiteit, die vraagt: ‘door welken geest moet een man - hij bedoelt Hoover, den democratischen a.s. candidaat voor het Noord-Amerikaansche presidentschap - bezield zijn, die op dit tijdstip van de wereldgeschiedenis, de positie van zijn land liever wil grondvesten op macht dan op
rechtvaardigheid? Worden Nederland, België, Zwitserland en Denemarken dan nièt gerespecteerd? Dit verouderde dogma zal zeker niet meer door de groote massa der “republikeinsche” partij worden aanvaard’.
Geschommel tusschen toekomstigen oorlog en duurzamen vrede? Ongetwijfeld. Ook hier geldt echter Galileï's koppige uitroep: ‘e pur si muove’! ‘Toch beweegt zij zich’, de vredesgedachte der volken. Zij beweegt zich, dus zij lèèft. Zij leeft, dus zij groeit. Zij groeit dus zij zal eens overwinnen.
|
|