| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek). (Vervolg van bladz. 735.)
George Sand's vrouwenfiguren,
Juliette.
Men heeft, en met reden, wel eens opgemerkt, dat de roman Léone Léoni eigenlijk het evenbeeld is van den roman Manon Lescaut van den Abbé Prévost. Bij George Sand's verhaal zoowel als bij Manon, vinden wij de constante, onwrikbare liefde, die fataallijk gehecht blijft aan een ontrouw, veranderlijk karakter, aan een onevenwichtig temperament; een liefde, die, zuiver en onweerstaanbaar, ondanks alle ontgoochelingen en teleurstellingen, blijft bestaan, ondanks ellende en ongeluk, gevangenschap, en welke andere verschrikkelijke calamiteit óók.
Maar bij den abt Prévost is het de man, is het de Chevalier Desgrieux, die ons het voorbeeld geeft van een liefde, zonder maat en zonder grens; in Léone Léoni is het de vrouw, is het Juliette, die van den vrouwelijken kant de getuigenis aflegt, dat de menschelijke natuur werkelijk in staat is tot zulk een nobel, volmaakt gevoel. Eigenaardig, dat in de achttiende eeuw, na de Régence en de regeering van Lodewijk XV. een schrijver dit mannentype heeft kunnen scheppen, zoo tegengesteld aan de mannenfiguren van zijn tijd! En eigenaardiger misschien nog, dat in de negentiende eeuw, de eeuw van gemakkelijke echtscheidingen en van vrouwen-emancipatie, van losse zeden en oppervlakkige philosophie, een vròuw een gestalte kon concipieeren als van Juliette, een voorbeeld van bovenmenschelijke liefde en bijna waanzinnige trouw!
En welke romancière was het, die dit deed? De schrijfster van o.a. Indiana en Jacques en zooveel andere gedurfde boeken, waarin
| |
| |
de ‘heiligheid’ van het huwelijk op de meest verschillende wijzen wordt geattaqueerd!
Wat compositie betreft kan men Léone Léoni gerust een der voortreffelijkste werken noemen van George Sand. De aandacht van den lezer wordt nergens verbroken. Dit boek schijnt geschreven d'un seul jet, en ondanks de gelijkenis, waarover ik hierboven sprak, hoeveel hooger staat de ontknooping van Léone Léoni dan van Manon Lescaut! Desgrieux, die Manon overleeft.... is dit niet een fout in de waarschijnlijkheid der historie?....
Tot haar zestiende jaar was Juliette, opgegroeid aan de zijde eener frivole moeder, onbezorgd over haar heden en haar toekomst; haar natuur was zacht en vertrouwensvol, en weinig bekommerde zij zich over haar verder leven. Zij wist niet, wat hartstocht was, want alle groote emoties waren haar tot nu verre gebleven. Zij kende ook de liefde niet, totdat Léoni naar Brussel kwam.
Het begin was eenvoudig: de natuurlijke blijdschap van het jonge meisje, om uitverkoren te worden door een schitterende persoonlijkheid, die aller aandacht tot zich trok, en zonder ophouden van zich liet spreken. Allengs al meer en meer raakte Juliette onder zijn invloed, en ten slotte geraakte zij geheel door hem bekoord.
Léoni was een man van robuste lichaamskracht, en zijn ziel leek wel grenzeloos ruim. Alle ondeugden en deugden, alle loutere en misdadige passies schenen er tegelijkertijd plaats in te vinden. Hij was superieur boven andere mannen, zoowel in het goede als in het kwade; voor iedere gelegenheid leek hij een ander gezicht, een andere taal, een ander.... hart te hebben.... De vrouwen beweerden, dat een bloem, door Léoni aangeboden, geuriger was dan een andere; en zoo was het met alles; hij gaf een bizonderen glans aan de eenvoudigste dingen, alles werd anders bij hem.... en Juliette leerde hem liefhebben met al haar vermogens: de vrouw was in haar ontwaakt.
Juliette zou met Léoni in het huwwelijk treden. Alles was in orde, - maar op het laatste oogenblik komt onverwacht een vreemdeling naar Brussel, die bekend is met Léoni's vroeger leven, waardoor deze genoodzaakt wordt, de stad onverwijld te verlaten.
En Léoni houdt een rede tegen Juliette, met allerlei drogredenen doorzaaid, om haar te vragen, of zij een ‘gewone’ vrouw is, of
| |
| |
een engel des hemels, en of zij den moed heeft, om alles te trotseeren, en met hem mede te gaan, om hem te redden van wanhoop en ondergang?
Juliette antwoordt hem, dat zij met haar wil en haar verlangen hem met lichaam en ziel toebehoort, en sinds dat oogenblik was Juliette de zijne.
Zij vertrekken tezamen, en trekken zich terug in een eenzame, vreedzame streek in Zwitserland. Daar leiden zij een idyllisch leven, - et quelle est la femme qui n'accepterait avec reconnaissance toutes les souffrances à venir pour ces six mois de bonheur?
Maar de winter verjoeg hen uit hun aardsch paradijs, en zij vestigden zich te Venetië, in het paleis van Léoni, dat een schitterend encadrement vormde voor zijn éblouissante persoonlijkheid.
Maar weldra werd Léoni hier weer meegesleept in een bandeloos leven; hij liet Juliette alleen, bracht geheele nachten door bij het spel; en de arme Juliette dwaalde verloren door de groote zalen en over de terrassen van het paleis.... en lang, helaas, duurde het niet, of Juliette kwam volkomen op de hoogte van wat Léoni eigenlijk was: een speler, een débauché, een roover, een moordenaar!
Zij wilde hem ontvluchten, - maar hoe kon zij! zij had hem lief, en hij bepleitte zijn zaak zoo welsprekend!
Ik erken, zeide hij, dat mijn gedrag misdadig is, maar hoe verkeerd zou je doen, mij aan je verreinenden invloed te onttrekken! Geloof me, mijn hart is, ondanks alles, ontvankelijk gebleven voor wat goed en schoon is, en jouw geduld, jouw engelachtige verdraagzaamheid en vergevensgezindheid zal niet nalaten langzamerhand mijn verbetering te bewerkstelligen. Wanneer je me verlaat, ben je even wreed als dwaas, - en bovendien zal je ongelukkig zijn zonder eenig respijt, - terwijl, als je blijft, je ten goede op me kan werken, en ik je mijn liefde kan toonen, want je weet niet, hoe lief ik je heb.
Wat kon Juliette anders doen dan blijven? Zij bleef.... maar Léoni verbeterde zich niet.... en tenslotte was zij een verlaten vrouw.
En sindsdien zag zij hem nimmer terug, tot voor het allerlaatste moment van haar leven.
In eenzaamheid dacht Juliette zich te hebben gerenseigneerd; zij luisterde zelfs naar de liefdesbetuigingen van een nobelen man,
| |
| |
dien zij had leeren kennen. Zij kon zich niet begrijpen, dat zij ooit een man als Léoni had liefgehad; het verleden was voorbij; en zij wilde er liefst nooit meer aan terug-denken.
Met haar nieuwen geliefde Bustamente ondernam Juliette een gondeltocht. Zij droeg een violet fluweelen kleed en een wit satijnen hoed omgaf haar altijd bleek, maar toch zoo liefelijk gezicht, dat na acht jaren van onduldbare smarten, tout le monde lui donnait dix-huit ans au plus. Juist passeert haar een gondel; een man buigt zich en roept: ‘Juliette!’.... Juliette antwoordt: ‘Léoni!’, stort zich in zijn armen, en tezamen verdwijnen zij in de diepte.
Men vraagt: hoe een vrouw als Juliette er toe kwam, een man als Léoni, un escroc, un assassin, lief te hebben, zóó lief te hebben. Maar geeft de ziel zich rekenschap van haar gevoelens? L'âme aime les mystères. En toch, hoe vele vrouwen zich ook zullen afvragen, waarom Juliette haar gevoel niet beter beheerschte, er zullen toch ook anderen zijn, die bij zichzelve denken, als zij zich de fascineerende persoonlijkheid van Léoni voor den geest halen, - moi aussi, je l'aurais aimé!
| |
Geneviève.
André is de geurigste en frischte van George Sand's romans. Het is, van het begin tot het einde, alsof er een welriekendheid uit de bladen opstijgt van thijm en wilde kruiden en als van versch bedauwd gras. De landschappen uit André doen aan schilderstukken van den Fluweelen Breughel denken, waarop het licht zoo fijn is, de lucht zoo transparant, de vogels zoo fraai gekleurd, en de bloemen zoo levendig en veeltintig zijn; en vele der tooneelen herinneren ons aan de scènes van Watteau, zonder de al te groote precieusheid van dezen artiest.
De roman André houdt ongeveer het midden tusschen George Sand's eerste pogingen, die getuigen van drift en ongeduld, en haar latere werk, dat getuigt van een meer ontwikkeld gevoel en een rijperen geest. André is evenwel reeds met een groot gemak en een klare helderheid geschreven; alles is in dezen roman natuurlijk, zonder eenige gemaaktheid, en hoe reëel ook, toch overwaasd door een poëtische bekoorlijkheid.
Geneviève, het gracieuse bloemenmaakstertje uit een klein dorpje in Berri (George Sand's landstreek, die zij zoo goed kende),
| |
| |
onderscheidde zich van haar kameraadjes door een groote ingetogenheid en een onberispelijk gedrag. Zij was klein van gestalte en plutôt jolie que belle; met een blank, regelmatig gezichtje en intelligente oogen. De kunst van bloemenmaken had haar geleerd, haar voorbeelden in de natuur te zoeken, en eens op een dag, toen André de Morand, de zoon van een landedelman, langs den oever van een rivier wandelde, zag hij een jong in het wit gekleed meisje, met een groenen shawl en een klein strooien hoedje op. Zij was verdiept in de beschouwing van een bouquet veldbloemen, dien zij had geplukt.
André was een jongeman met een droomerige, romantische ziel, en hij ontvlamde onmiddellijk voor dit liefelijk visioen. Vele malen na dien eersten keer ontmoetten zij elkander, en tusschen hen ontstond une chaste intimité. André onderrichtte het jonge meisje in de botanie, en hij deed dit met zooveel overtuiging en welsprekendheid, dat zij haar aangeboren pudeur farouche vergat.
Toen het winter werd, waagde André eenige timide bezoeken in het eenzame kamertje der grisette. Doch hoewel het woord ‘liefde’ nooit tusschen hen werd uitgesproken, de buren begonnen te babbelen, en de reputatie van Geneviève ging er onder lijden. Nauwelijks echter bemerkte André dit, of hij stelde voor, haar te trouwen.
Doch Geneviève had hem nog niet lief; en toen André bij het afscheid nemen eerbiedig haar lokken met zijn lippen beroerde, zeide zij in zichzelf en rougissant: Qu'il est singulier, est-ce qu'on a jamais baisé des cheveux? Niet minder vreemd vond zij het, dat de zoon van den markies de Morand een eenvoudig bloemenmeisje wou trouwen!
André, niet opgewassen tegen den toorn van zijn vader, huwde Geneviève in het geheim; samen verlieten zij de streek, maar vervielen weldra in armoede en nood, totdat de markies er eindelijk in toestemde, zijn schoondochter in zijn huis te ontvangen. Maar zijn tegenzin in de jonge vrouw toonde hij op de meest brutale wijze. Geneviève verdroeg alles met engelengeduld: beleedigingen, wantrouwen, enzoovoort; aan André had zij weinig hulp; maar zij had hem liefgekregen, en zij duldde alles om zijnentwille; maar haar zwak gestel leed te veel, en met berusting, haast met vreugde, bemerkte zij, qu'elle ne devait pas souffrir longtemps.
| |
| |
André zag haar achteruitgaan, maar begreep niet, dat hij haar verliezen ging. Hij schreef alles toe aan haar ‘omstandigheden’, en maakte zich niet al te ongerust. Maar na een grove scène met den markies wist Geneviève, dat haar kindje gestorven was. Ook zij voelde zich ter dood veroordeeld; zij legde zich te bed, en liet zich bloemen brengen, die zij overal om zich heen strooide. Zij boog er zich over heen, en fluisterde:
- Bloemen, ik heb jullie een geheim toe te vertrouwen. Het is dit: que je vous ai toujours préférées à tout. Langen tijd van mijn leven heb ik alleen de bloemen liefgehad, en als ik van André hield, was het alleen parce qu'il me semblait pur et beau comme vous. Quand je souffrais je me suis reportée vers vous; je vous ai demandé de me consoler, et vous l'avez fait bien souvent, car vous me connaissez; vous avez un langage, et je vous comprends: nous sommes soeurs.
Ma mère m'a souvent dit que, quand elle était enceinte de moi, elle ne rêvait que de fleurs, et que, quand je suis née, elle m'a fait mettre dans un berceau semé de feuilles de roses.
Quand je serai morte, j'espère qu'André en répandra encore sur moi, et qu'il vous portera tous les jours sur mon tombeau, o, mes chères amies....
Wie denkt bij dezen aandoenlijken, poëtischen dood niet aan het door bloemen sterven van Albine in Zola's verrukkelijk boek: La faute de l'abbé Mouret?
Zooals Geneviève de bloemen liefhad, met een bijna alles overheerschend gevoel, zoo ook had Albine de bloemen lief, en voor beiden was het een zoete voldoening temidden van hen een zoo schoonen dood te sterven.
Men ziet, het onderwerp van André is zoo eenvoudig, dat het haast niet simpeler kan. Waarom dit boek dan toch zoo charmeert? Door de subtiliteit der beschrijvingen, door de naïeve voorstelling van deze ‘bloem onder bloemen’, door het frissche élan, waarmee ook deze roman aus einem Gusz is geschreven.
De groote verscheidenheid der onderwerpen, welke George Sand achtereenvolgens behandelde, maakte, dat zij bleef boeien, ondanks het enorme aantal harer werken, en men haar algemeen bleef lezen.
(Wordt vervolgd.)
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe
|
|