| |
| |
| |
Verzen van E.M. Jaarsma - de Lange.
Herinnering
Een rustbank, een tuin - de maan, die nog steeg.
Beklemmende stilte geheimen verzweeg.
Nevel-blauw waas, in bedwelming, verzonk
en schemerzwart vijvertje, flikkerend, blonk.
Oud landhuis rees statig en grauw en doodsch:
de oogen geloken - contouren te grootsch.
Dicht bosch weerszijden lag somber en kil,
in droomen berustend, verlaten en stil.
Weer slopen zacht aan - ze kenden mij goed -
trouwe trawanten: Verlangen en Weemoed.
En spraken geen woord en staarden me aan.
Ver weg in het dorp ving een klok aan te slaan.
Droef-galmende klanken - kreunend alom:
Wat eenmaal voorbij is, keert nimmer weerom.
O, wáárom te wekken die oude smart?
Ze drongen zoo pijnigend-diep in mijn hart.
| |
| |
De nacht bleef te zoel - geen blaadje bewoog.
Zoo verre - zoo verre - die sterren omhoog.
Smeekende oogen - zoekend verdwalen.
Zeeën vol lichtjes - deinende stralen.
Stil en verheven berusting verscheen;
wijl één met de Godheid het heimwee verdween.
| |
Passie.
Eensklaps verrezen, fel rood - lijk een plots ontvlamd hart - de paddenstoel
schittert in 't donkere loover, temidden van 't drukke gewoel,
- in dien zucht tot vernielend ontleden - zich wanend volkomen vrij,
heel 't stralende wonder vermorzelt tot gruwzame, zwarte brij.
Alzoo zal het tevens de liefde - de passie op aarde vergaan,
fnuikend, zoolang nog God's schepsel geen Schoonheid erin leert verstaan,
Er schuilt in uitpluizen:
| |
| |
| |
Hoe een vrouw soms liefheeft.
Ik wíl niet meer komen en mag niet meer komen.
Wakende blijf ik nog droomen, steeds droomen
Kan liefde ooit slecht zijn, de zonde zoo zoet?
'k Zie alles dan anders: heel mooi en heel goed,
Weet je nog in het bosch onder de twijgen
mijn innig geluk - te zwijgen - te zwijgen
Moet ik die liefde verloochnen, bedriegen?
zou ik dan willen of kunnen gaan liegen
Ik kniel bij je neer. Vergeef me mijn schromen.
Laat me toch komen - toch eindelijk komen
Ik kan niet meer strijden en nu ligt mijn lot
in je liefde besloten; 'k zie slechts mijn God
O, thans ben ik sterk en zoek geen vergeven.
Wen ik alleen maar mag geven, mijn leven,
Begrijp je hoe 'k smacht en zie je me beven?
Ik kán niet meer leven - dat doode leven
zonder jou - zonder jou -
| |
| |
| |
In Holland.
Holland, groen en frisch en blijde
Zon en water, flikker-trillend;
koeien, log, in vette weide,
vredig-loom den honger stillend.
Zwierig wapprend smalle wimpel
siert een vaartuig in den vliet.
Schoon in eenvoud, o, zoo simpel,
't wijde landschap, wáár men ziet.
Rosverbleekte, roode zeilen,
domineerend heel het schip,
op den horizont toe ijlen -
stil verglijden - verre stip.
Droomverloren, kleine woning;
felle kleurtjes - oude boomen;
geurend vlier vol zoeten honing.
Moge 't hart tot rust hier komen!
| |
Een avond - de Amstel.
vurige, flikkrende stralen -
diep en al dieper in 't water dalen.
lekkende vlammen verdrinken
en in rekkenden doodsstrijd verminken.
dekken het water en pralen,
lijk azuren juweelen verhalen
van tranen - veel tranen -
edel gelouterd in weedoms banen.
| |
| |
ik toef - ontroerd - té fel bekoord,
maar 't water vloeit, als immer, onverstoord,
en wiegt in deining zacht
dees fier verzonken lichtschijnpracht,
waar d'Amstelstad haar petemoei afwacht.
Zacht lokkend smacht de nacht.
In scheemring werd een dag verkracht
en kille avond, kleumend, droevig lacht.
deden niet in opstand komen.
Schoonheid wist de smarten in te toomen.
trillen bevend door de nerven
van dit hartsverlangen naar versterven.
Moest hij koestring derven,
zomeravond mocht verwerven;
Rust - verheven - Zóó te mogen sterven!
wijkend tot reïncarnatie,
omzweeft in raadselen U, wat ik voorzie,
of voelt ge in trance niet,
hoe stil aan U de ziel ontvliedt,
wijl gij Uw les leert uit dat ruim verschiet.
Een ster straalt - de nacht daalt -
Het water wordt zwart en verstaalt;
goudene tongen gelijken verdwaald;
Eeuwen en eeuwen vergingen
in den kringloop der keerende dingen;
't is ál schijn - 't is ál schijn -
ook gij zult er eens niet meer zijn.
Draag in heroïsch berusten de pijn.
't Wordt later - steeds later -
tintelend vuur in stil water -
Amstelodamia's Alma mater.
|
|