De Nieuwe Gids. Jaargang 43(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 397] [p. 397] Sonnetten door Hélène Swarth. I Voor Antoon van Welie. De priesterknaap, die in den tempel sliep, Gewekt door Jahwé's roepstem uit den droom, Tot Eli snelde en greep zijn kleederzoom. - ‘Hier ben ik, Heer!’ in waan dat Eli riep. Doch zie, 't was God - En bevend, bleek van schroom. Wijl eerbiedhuiver door zijn lokken liep, Sprak zacht de knaap, in deemoed stil en diep: - ‘Spreek, Heer! uw dienstknecht hoort!’ en wachtte vroom. Zoo, in zijn tempel, vond en riep u God En uitverkoor u, gevend u 't gebod Dat héel uw leven schoonheid zij gewijd. De hemelvonk, die van Gods lippen viel, Genadevlam ontbloeiende in uw ziel, Doorglanst uw werk met licht van de Eeuwigheid. [pagina 398] [p. 398] II Voor Willem Royaards. Heil, Royaards, gij die schoon den dichterdroom doet leven En schept in elk een beeld van ons drievoudig lot: Adam, door 't eten der verboden vrucht verdreven Uit vredig Paradijs van kinderrein genot - En trotsche Lucifer, die boven God verheven Zich waant, in overmoed, en strijden durft met God - En stervende Elckerlijck, bij 't open graf aan 't beven, Wijl elk hem laat alleen en met zijn lijden spot. Veelzijdig rijk genie, dat beeldt de looze vonden Van listig geldbejag in strijd met eer en wet, Dat voor Saïdja's leed heeft liefdezang gevonden, Voor Vondels êelste rei de extase van 't gebed, Zij, Royaards, u mijn dank de dank van duizend monden, De zegen van ons land, dat gij door schoonheid redt. [pagina 399] [p. 399] III Voor Stijn Streuvels. Mijn wintered kwam frissche wind doorvaren. De stugge wanden weken - en ik zag De maaiers zwoegen, in den blauwen dag, In zongeweld en zee van blonde baren. 'k Hoorde als een bel een hellen meisjeslach, 'k Zag vroolijk menglen goud van meisjesharen Met blauw van vlas en geel van korenâren. 'k Zag bloemgestrooi en 't wappren van de vlag. Ik rook aroom van akker, vlier en linden. Ik zag een dorpje ombloeid van hagewinden. Ik hoorde een leeuwrik juichen boven 't land. 't Was ál uw gaaf - Hoe zal ik woorden vinden Om rond uw schoon mijn krans van dank te winden, O Zonnedichter, Aarde's zielverwant? Vorige Volgende