De Nieuwe Gids. Jaargang 43
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
M.W. van der Valk
| |
[pagina 70]
| |
oogen zonden eens dien blik met sympathie naar mij. Iets, dat in het geestelijke gelijk is aan physieke warmte, was toen in die oogen, te gelijk met geestelijk licht. Als ik zeg die sympathie zoo een geluk voor mij te hebben gevonden, lijkt mij dat niet pronken, want het was toch alleen geluk óm het voorwerp, waaruít die sympathie kwam. Die zachtheid, die warmte en dat licht in die oogen, die juist waren in dién effen, gaaf en glad geächeveerden kop, - dát was het schoone van Van der Valk. In het etsje van hem, dat ik bezit, is dat, wat zijn groote kunst- en tijdgenootenGa naar voetnoot1) niet hebben gekend. Het is in gevóelde poëzie het aequivalent van Spinoza's gedáchte-helderheid. Het is de atmospheer van gebergte bij wolkeloozen hemel op voorjaarsochtend, waarvan het geestelijk gelijkwaardige voorkwam in den geest van Van der Valk bij het turen over laag, ondergeloopen, polderland, onder bedekten hemel. |
|