De Nieuwe Gids. Jaargang 35(1920)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 866] [p. 866] Eenzaamheid door Hélène Swarth. I Ik vlood de straten, wijl haar steenen druk Woog op mijn hart met grijze eentonigheid. Met kracht van wanhoop heb ik mij bevrijd. Ik brak mijn keten met één wilde ruk. - O ver van hier! De heide is blij en wijd, Vol wind van vrijheid en vol zongeluk! Trotsch reet mijn hart wel de oude keten stuk, Maar angst bevangt mij voor de oneindigheid. Mijn hart is moe. - Waar vlucht ik nu ten lest? Waar vindt mijn hart een warm en veilig nest, Waar van het zwerven 't eindlijk rusten mag? Hart, blijf maar stil in 't vredig kamerkijn, Waar al de beelden van 't verleden zijn En vul met droomen d'armen grijzen dag. [pagina 867] [p. 867] II Gelijk een blinde vrouw de huiverende handen Nog strekt, in waan van gloed, naar 't lang gebluschte vuur En droomt van liefde en jeugd en zuiver lente-azuur En stralend-gouden zon op hyacinthenlanden; - In 't leeggewaaide bosch huilt stormwind wreed en guur, Werpt hagel aan de ruit en schudt de wrakke wanden Van de arme leemen hut, maar warmend voelt zij branden Het hout, door liefdezorg gestapeld in de schuur; - Zoo zit ik bij den haard van 't langgedoofde leven En warm mij aan een waan. Ik weet dat heugenis Aan liefde van weleer geen waren gloed kan geven. Maar 'k droom van mijn verlêen, dat eeuwig levend is, Van lenteland in bloei en groene zomerdreven, Ik droom - en voel geen koû en zie geen duisternis. [pagina 868] [p. 868] III Nu is voor mij de tijd gekomen: Bouw Een kluisje in 't bosch, waar ik mij voorbereid, In peinzen vroom, op dood en eeuwigheid, Terwijl de herfstwind ruischt zijn klacht van rouw Of sneeuwfluweel de landen blank bespreidt - Zóó roerloos, in mijn zetel, bij de schouw, Dat vrij mijn ziel wordt en ik God aanschouw En zwijm in d'aanblik van zijn heerlijkheid. Nu bouw mij 't kluisje, waar 'k verwerf mijn rust, Na doelloos zwerven, wijl ik onbewust Nog zocht naar hem, dien ik vergeten wil. De blaadren zijgen in het avondrood - Nu bouw mij 't kluisje, waar ik, moe en stil, Vergeet mijn leven en verwacht den dood. Vorige Volgende