Over een bekende strijdvraag door Frans Erens.
Mij herinnerend, dat eenige jaren geleden in Nederland werd getwist over de vraag of Rembrandt's Nachtwacht werd afgesneden, of dat zij op heden intact, zoo als zij uit des schilders handen kwam, in het Rijksmuseum voor onze oogen staat, meen ik, dat o.a. door Prof. Jan Veth met klem van redenen de eerste meening is verdedigd, n.l. dat wij eene, zij het dan ook maar weinig, maar toch gereduceerde Nachtwacht over hebben, waardoor het kunstwerk misschien wel niet veel heeft verloren in omvang, doch aan onze wrevelige verlangens in zeker opzicht ‘te wenschen overlaat’, omdat iedere duim, die de schilderij in omvang zou hebben verloren, zeer kostbaar mag worden genoemd.
En zie daar! Het toeval heeft mij, den oningewijde, in de kunsthistorie een oud en vergeten boek in handen gespeeld, waarvan ik niet weet of het zoo zeer bekend is, dat men een gezegde, waarover ik het nu zal hebben en dat ik zal citeeren, daaruit heeft benut, ten einde het feit van eene mishandeling van Rembrandt's Nachtwacht, zoo niet vast te stellen, dan toch zeer waarschijnlijk te maken.
Het exemplaar van het boek dat ik bezit mist het titelblad; het is er blijkbaar uitgescheurd, doch de eerste bladzijde begint met een opdracht aan Monseigneur Le Comte D' Arran, Vicomte De Tullo en deze is gedateerd: Londres, Janv. 1691. De schrijver is Maximilien Misson, die in dit volume zijne reizen door Holland, Duitschland en Italië in den vorm van brieven heeft vertaald.
Deze heer Misson wordt in een Franschen Dictionnaire d'Histoire aangeduid als: Ecrivain protestant, était conseiller au Parlement lors de la Révocation de l'Edit de Nantes; il perdit son emploi et se refugia en Angleterre où il fut chargé de l'éducation d'un jeune