| |
| |
| |
Zo'n pias!
blijspel in drie bedrijven door Marcellus Emants.
(Vervolg en slot van blz. 888)
Toneel IV.
Jakoba, Erik, later Jaantje, later Aleida.
(Nadat Jakoba de glazen heeft weggezet en de stoel van Louis weer op z'n plaats heeft geset, wordt er getikt.)
Moet ik de juffrouw niet gaan halen, mevrouw?
Neen, Jaantje, dat is niet nodig. De juffrouw zal 't huis worden gebracht. Maar denk er aan de voordeur niet op het nachtslot te doen eer meneer terug is.
Meneer? Die is in 't geheel niet uitgegaan, mevrouw.
O.... zo.... 't is goed, Jaantje
(zij gaat zitten werken).
| |
Toneel V.
Jakoba, Erik (later Jaantje, later Aleida).
(van rechts voor in hofkostuum binnenkomend met zijn steek in de hand, nadat Jakoba even zwijgend heeft doorgewerkt).
Nu al terug van 't paleis?
Ik ben nog niet eens gegaan.
| |
| |
Koba.... Ik heb over allerlei dingen nog eens rijpelik nagedacht en ingezien, dat je in veel opzichten toch gelijk hebt.. zelfs groot gelijk.
Dat Leid zo onmiddellik bereid was de jonge van Stellingen te nemen bewijst luce clarius, dat zij de ernst van het huwelik niet inziet. Zij is er kennelik nog te jong voor.... veel te jong. En als ze nu zo graag naar Engeland wil, waarom zouden wij haar dit genoegen, dan niet vergunnen?
Waarom? Dat zal ik je zeggen. Omdat ik ingezien heb, dat jij ook gelijk hebt.... zelfs groot gelijk.
Jij vondt Louis 'en charmante.... zelfs allercharmantste jongen, die op Leida is.... tot over z'n oren. Dat ben ik nu van avond helemaal met je eens geworden.
Charmant is Louis zeker; maar net als Leid jong.... nog veel te jong.
Kan ik niet vinden en vond jij gisteren ook niet.
Dat ik dit huwelik gewenst heb.... weet je, maar hebben wij één waarborg, dat het een gelukkig huwelik worden zal? Niet één! De jonge lui hebben elkaar nog niet eens leren kennen. Laat ons dus verstandig zijn en waken tegen overijling.. voor een dwaas doordrijven van onze egoïste wensen. Leid en Louis zien er beiden goed uit en hebben beiden geld. Geen van beiden zal 't aan gelegenheden ontbreken om later, geheel uit eigen aandrift een andere en misschien veel betere keuze te doen. Me dunkt: dit moet je met me eens zijn.
Je vergist je weer es, man.... als zo dikwels. Ik zie in Louis een man, die biezonder goed bij Leida zal passen, en ik ben 't geheel met je eens, dat wij ons voor Leida zo'n uitmuntende partij niet mogen laten ontgaan.... Leida verlangt niets liever dan hier van daan te mogen komen. Als jij dus in het moeilik zal vallen.... dan gaan die twee werkelik een.... zoals moeilik zal vallen.... dan gaan die twee wereklik een.... zoals jij zegt schitterende.... zoals ik hoop gelukkige toekomst te gemoet.
't Is toch merkwaardig. Toen ik dit huwelik wilde, was jij er tegen. Nu ik me door jou heb laten overtuigen, dat....
| |
| |
Pleit niet, Erik. We zijn hier niet in de rechtszaal. Ben jij nu een man om een overtuiging te krijgen? Hoogstens leen je er soms een.
En verbeeld je maar niet, dat ik je bedoeling niet doorzie. Al houd jij nog zo veel van Leida, je houdt nog veel meer van je zelf en op dit ogenblik ben je niets meer of minder van plan dan je kind te laten boeten voor de verkeerde dingen, die haar vader gedaan heeft. Met deze daad van rechtvaardigheid wil je als minister van justitie je schitterende loopbaan beginnen. Gelukkig bezit Leida ook nog een moeder,.... een moeder, die jou heeft leren kennen.... ze heeft er leergeld voor betaald.... en die nu weet hoe ze zich tegen jouw streken moet verweren.
Moet ik dit als een bedreiging beschouwen?
Beschouw 't zoals je verkiest.
Ik ben bereid Louis aan een plaatsing bij de diplomatie te helpen.
Als hij maar gauw van hier wegkomt en jij geen kans loopt op een intiem engagementsdineetje bij de van Stellingens geplaatst te worden naast of over.... mevrouw Schaesbergen.
Wat wil je.... wat bedoel je met die naam?
Dacht je, dat ik je geloofd heb, toen je me zo eerlik alles biechttet van je liefdesavontuur vóór ons huwelik?
God.... mijn God!
(na een stilte)
Geef me dan tenminste die brieven terug. Hoe zal ik in de Tweede Kamer in staat zijn mijn gedachten bijeen te houden, mijn zinnen af te ronden, mijn beginselen te verkondigen en te verdedigen als ik onder het spreken aldoor denken moet....
Op de publieke tribune zit minstens één mens.... zitten er misschien wel twee.... die weten, dat ik van al het moois wat ik verkondig, geen sikkepit meen.
Spoel je mondje maar weer es, man.
Heb je 't er dan op gezet me waanzinnig te maken?
Wat zou ik daaraan hebben?
Zie toch in, welke belangen er op het spel staan, niet enkel voor mij; maar voor ons hele volk! Besef toch, dat een
| |
| |
man als ik eerst behoort aan zijn natie en pas daarna aan zijn huisgezin.
Laat me weer ijskoud, man.
Voortaan zal ik geen woord meer kunnen spreken, geen vinger meer kunnen uitsteken, zonder dat het bekend wordt, ontleed, gekommentarieerd, zo mogelik gekarikaturizeerd.
Laat me alles ijskoud. Bewaar je oratories talent gerust voor je Tweede Kamer.
Maar als ik je nu zeg, dat ik met het Damokles-zwaard van die brieven boven m'n hoofd niet doorleven kan...... niet doorleven wil! Dat ik 't niet uithoud à la merci te zijn van twee wij.... twee vrouwen, die....
Zeg gerust wijven. Je denkt 'et immers toch.
Geef me die brieven terug Koba of.... of.... (zij lacht, maar niet al te luid) Je lacht nog.... je lacht?
Ik lach om een Hollands spreekwoord, dat me te binnen schiet. Je zult 'et wel kennen. Dat van de apen, die hoog klimmen zullen....
(in wanhoop)
O! dat is te erg! De maat loopt over! Ik maak er een eind aan!
(Hij loopt in vertwijfeling zijn kamer rechts binnen.)
(van rechts achter binnenkomend, nadat Jakoba haar werk weer opgenomen heeft)
De laatste post, mevrouw.
Dankje, Jaantje. Leg maar neer. Voor mij zal er wel niets bij zijn.
Goed. Is juffrouw Aleida nog niet t'huis?
Neen, mevrouw. Die is nog niet t'huis.
Dan zal ze wel gauw komen.
(Jaantje rechts achter af; Erik schiet zijn kamer uit; jas en overhemd zijn geopend; hij heeft een revolver in de hand, die hij richt op zijn hart. Jakoba schrikt)
Ben je nu echt krankzinnig?
Geef me die brieven terug of ik schiet me voor je ogen dood!
(die zich hersteld heeft)
Jij.... schieten? op je zelf?
(Zij is opgestaan en hem genaderd.)
Geef me die brieven, of....
(hem plotseling de revolver ontnemend)
Stel je toch
| |
| |
zo niet aan! Ik heb geen verstand van pistolen; maar dat dit ding niet geladen is....
(Zij bekijkt de revolver en legt die dan neer)
Zo'n pias! Je moest je schamen.
Koba.... vrouw.... als ik je nu smeek.... op m'n knieën smeek....
(hij valt op de knieën.)
Kom, kom.... al dat komediespel. Sta op. Doe je overhemd weer dicht en....
(in vertwijfeling)
Heb je dan zelfs geen medelijden meer voor me over?
Wel zeker. Wie zou geen medelijden hebben met 'en grrrroot man, die zo'n erbarmelik klein figuur maakt?
(met vlijmend sarkasme)
Toen die patser schoot, was zijn pistool wèl geladen.
O, God.... o, God! En dan nog die sarkasmen.... dat cynisme!
Jammer nu maar niet langer. Ik heb heus geen lust me op je te wreken. Zelfs ben ik bereid je te helpen.
Misschien kan ik de aureool om je hoofd nog doen eerbiedigen, die je zelf niet meer in staat ben te zien.
Wat bedoel je nu weer? Wat.... wat kan je?
Als je mij het adres geeft van mevrouw Schaesbergen, zal ik naar haar toe gaan en....
Je bent wel niet goed snik!
Vin je? Nu.... als jij liever naast haar aan tafel wordt gezet....
Nooit zal ik dulden, dat mijn vrouw met.... met....
Dat is ze toch niet.... niet meer! Maar dat jullie samen om mij zoudt kunnen lachen.... je grieven breed uitmeten.... misschien plannen beramen om.... Neen, neen, neen! Wat zou 't ook baten? Denk je, dat zij, die er op staat bij van Stellingen aan tafel te eten....
Er wel iets op zal weten te vinden om weg te kunnen blijven wanneer er zulke hoge gasten komen als jij? Ja, dat denk ik. Ik zou er wel 'en stukje van m'n pink om durven verwedden. Zij zal er vermoedelik evenmin op gesteld zijn naast jou terecht te komen als jij naast haar.
| |
| |
Geef me dus het adres maar. Morgen zal ik er dadelik....
Maar dan kan ik toch net even goed.... ja veel beter zelf gaan. Geef me die brieven dus terug en....
Neen, man. Wel dom; maar zo dom niet. Jij geeft mij het adres. En asjeblief terstond.
O, mijn God, wat 'en vernedering, wat 'en vernedering!
Wat praat je toch? Er zijn immers geen getuigen bij geweest.
(met afschuw in zijn stem)
Och.
(hij wil zijn kamer weer binnen gaan, maar keert weer om)
Zie jij dan ook van je scheidingsplannen af?
Zolang je minister zult zijn, zal ik bij je blijven. Ben je nu tevreden?
Dat is ten minste iets.
(hij wendt zich weer naar zijn kamer)
Nu.... goed.... dan zal ik....
(vrolik binnenkomend)
Daar ben ik!
Zo, kind; veel plezier gehad?
O, ja; dol veel. Verbeeld u, dat.... maar
(beiden besluiteloos aankijkend)
wat heeft papa? Hij ziet zo bleek.... zijn jas hangt open en....
Papa is moe, kind, van het hofbal.
En bezig zich uit te kleden om naar bed te gaan.
(nog wantrouwend)
Oooooo.
Wil ik jou es wat zeggen? Wij gaan morgen avond met ons drieën naar de komedie.
De komedie? Heus? O; da's heerlik! Wat geven ze?
Je ziet, kind, dat we alles doen wat we kunnen om jou een aangenaam
(hij kust haar)
en gelukkig leven te geven.
(op enigszins plechtige toon tot Erik)
Haal je nu, Erik, wat ik je gevraagd heb?
(nors naar zijn kamer gaande)
Ja.... ja.
Vergeet ondertussen je steek niet.
Ach!
(hij keert terug om zijn steek te halen en verdwijnt in zijn kamer.)
| |
| |
(Aleida barst plotseling in tranen uit.)
Wat is dat nu?
(Zij gaat Aleida liefkozen)
Maar kind....
| |
Derde bedrijf.
Zelfde dekor; maar de dubbele deur in de achtergrond is nu wijd opengezet en men ziet in de eetkamer, waarvan de achterwand versierd is met deftige familieportretten. Voor die portretten is een groene wand gemaakt van palmen en opgestapelde bloemen. Voorts zijn beide kamers overal met bloemgeschenken, waaraan kaartjes hangen, kwistig versierd. Tegen de achtergrond van groen en bloemen staan in het midden Louis en Aleida: naast Aleida staan van Stellingen
(in geklede jas)
en Katharina; naast Louis staan Erik
(eveneens in geklede jas)
en Jakoba. Enige mensen staan voor het jonge paar, nemen handendrukkend van hen en van hun ouders afscheid, komen dan naar de voorkamer en verdwijnen door de deur rechts achter, die Mulder telkens opent en sluit. Nieuwe bezoekers komen van rechts achter op, gaan het jonge paar en hun ouders begroeten, komen weer naar voren en verdwijnen door de deur rechts achter. Alle dames zijn in wandeltoilet; de heren komen òf zonder hoed òf met een hoge hoed, die zij in de hand houden. De twee laatste bezoekers zijn de oude graaf van Heshoven, die men ziet binnenkomen en Willem Spronting, de vriend van Louis, die al binnen is; maar het laatst heengaat. Na het vertrek van Heshoven wordt het elektriese avondlicht ontstoken. Een bediende gaat rond met een blad waarop glaasjes staan gevuld met rode en gele dranken. Een meisje
(geen bediende)
biedt snoep aan in een zilveren hengselmandje.
| |
Toneel I.
Jakoba, Erik, Aleida, Katharina, Van Stellingen, Louis, Mulder, Willem, van Heshoven.
Nadat de overige bezoekers zijn heengegaan komen van Heshoven met Erik geheel naar de voorgrond; Louis en Willem komen tot even over de scheiding van achter- en voorkamer; de drie dames en van Stellingen blijven in de achtergrond. De knecht met het blad en het meisje met de snoep verdwijnen.
| |
| |
Nog eens, meneer van Heshoven, ik ben u ten zeerste erkentelik voor uw bezoek. Uw tegenwoordigheid op de engagementsreceptie van mijn dochter heeft aan die receptie een biezondere luister bijgezet.
Mijn beste meneer Uiterwaarden, 't is me een avantage u mijn belangstelling te kunnen proeveren in het engagement van zo'n allercharmantst paar als uw dochter met de jonge van Stellingen. Na mijn langdurige ziekte heb ik de laatste dagen serieus gevreesd, dat mijn Esculaap mij het uitgaan zou verbieden. Gelukkig was vandaag de temperatuur wat gestegen.
't Is voor u een beau jour geweest; maar ook een vermoeiende dag.
Zeker.... zeker. Wij verheugen ons in het bezit van een uitgebreide vriendenkring.
Mag ik van de gelegenheid profiteren u nog eens de tout mon coeur.... deze keer mondeling.... te felesiteren met uw nominatie tot Minister van Justitie,
(hij drukt hem de hand; Erik buigt.)
Dank u zeer, meneer van Heshoven, dank u zeer. Dat ik deze benoeming voor een deel ook aan u verschuldigd ben, zal ik nooit vergeten.... nooit.
Dank ze in de eerste plaats aan uw capaciteiten.
Heel vriendelik van u zo te spreken, maar werkelik.... ik had niet verwacht in aanmerking te zullen komen en de moeilikheden van allerlei aard aan de vervulling van mijn taak verbonden heb ik me geen ogenblik ontveinsd.... geen ogenblik. Maar toen Hare Majesteit eenmaal haar keuze op mij gevestigd had, heb ik begrepen in het belang van ons volk niet te mogen aarzelen. Ik hoop de mate van mijn krachten niet te hebben overschat en stel mijn vertrouwen op de steun van de Voorzienigheid.
Daar doet u wel aan. Wat zijn wij mensen zonder hogere bijstand? Au revoir, meneer Uiterwaarden.
(Hij drukt Erik, die diep zucht, nogmaals de hand en gaat rechts achter weg. Erik kijkt een ogenblik de gang in of van Heshoven behoorlik uitgelaten wordt en keert dan peinzend naar de voorgrond terug, waar Jakoba tot hem komt.)
| |
| |
Erik, is 't nu de tijd voor Sherry?
(knorrig)
Ik heb m'n orders gegeven. Wees zo goed te zorgen, dat ze worden uitgevoerd.
(terwijl Jakoba naar de schelknop gaat)
Koba.
(Zij keert terug.)
Ik ben allesbehalve gerust.... allesbehalve.
Ja, man, een slecht geweten....
Zeg toch geen dwaasheden!
Mevrouw Schaesbergen heeft me anders zo plechtig verzekerd niet de minste lust meer te hebben om waar ook met jou samen te komen, dat....
Jij kent die vrouw niet zoals ik.
Jij weet niet half hoe sluw haatdragend die zijn kan.
Medelijdend ook. Met mij en met Leida heeft ze diep medelijden.
Trarare! Laat je toch niet in de luren leggen door de praatjes van zo'n kreatuur! Als ik geen middel vind en ik zal geen middel vinden om niet bij van Stellingen aan huis te komen, dan heb ik voortaan geen gerust ogenblik meer te wachten. In de laatste nachten heb ik geen oog gesloten.
Wees dan maar blij, dat je al meer geruste ogenblikken in je leven hebt gehad, dan je wel beschouwd toekomen.
Ben je weer bezig met je vervloekte sarkasmen?
(Mulder verschijnt; Jakoba lacht even schouderophalend en gaat naar de achtergrond terug).
(tot Mulder.)
Mulder, de Sherry.
Terstond, meneer.
(Rechts achter af; Erik gaat naar de achtergrond.)
(met Louis naar voren komend.)
Het is en blijft hansworsterij.
(Aleida, die iets naar voren is gekomen met de bedoeling wat aan Erik te vragen, hoort deze woorden, schrikt er van op, en blijft even achter Louis en Willem, die haar niet opmerken, luisterend dralen.)
Dat geef ik je toe; maar we hebben nu altans een regering.
En jij denkt: panta rhei.... onze beurt komt ook nog.
| |
| |
(lachend)
Iets dergeliks.... ja.... al voel ik me geen partijman.
(uit de achtergrond roepend)
Leida.
(opgeschrikt naar de achtergrond teruggaande)
Ja, moeder!
(de hand reikend aan Louis, die hem al pratend naar de deur rechts achter vergezeld heeft)
Dus.... tot overmorgen. Zeg.... je aanstaande benijd ik je; maar je schoonvader benijd ik je niet. Wat 'en aansteller!
(lachend)
Zo kwaad niet. Valt heus mee in 't gebruik.
(Willem lachend af.)
(Zenuwachtig naar voren komend en schellend.)
Waar blijft die Sherry nu?
(zoetsappig tot Louis)
Ben je gelukkig, m'n jongen.... in de wolken?
Kan u daar nog aan twijfelen, papa?
Neen. Je hebt gelijk.... je hebt gelijk. Wie zo'n juweel krijgt.... ja, ja, ik moet 'et es zeggen omdat ik et mag zeggen.
En wat 'en geluksvogel je bent, dat de Voorzitter van de Eerste Kamer je engagementsreceptie heeft bezocht!
Goed.... goed; maar je verdient 'et. Ja, je verdient 'et. - Is 't niet merkwaardig, dat ik dadelik na je eerste bezoek...
Toen ik, tot mijn spijt, uw middagdutje bedierf....
Is vergeven en vergeten. Dadelik heb ik toen aan m'n vrouw gezegd, let op: die jonge man wordt je schoonzoon.
U schijnt op de mensen een biezondere kijk te hebben.
Zou 't anders kunnen zijn na zoveel jaren advokatenpraktijk? Neem ondertussen een goede raad van me aan: Houd de vriendschap met van Heshoven warm.... houd ze warm. Al ben ik er zonder protektie gekomen, dat lukt niet iedereen.
Daarvan ben ik overtuigd.
Van Heshoven is ijdel.... onder ons gezegd en gebleven: als veel mannen van betekenis.... voor een vleiend woord erg gevoelig. Ich kenne meine Pappenheimer! Welnu, geef 'et hem.... dat vleiend woord.... geef 'et hem. Het kost je zo weing en je kunt er zo veel voordeel van hebben.
| |
| |
Dank voor uw raad.
(Mulder brengt op een zilveren blad Sherry.)
Hier onderwijst men de jeugd, hè. Ja.... ja. A, daar is de Sherry.
(tot de anderen in de achterkamer.)
Katharina, Van Stellingen, Koba, komen jullie nu es allemaal hier en drinkt een glaasje Sherry.
(Mulder schenkt in en biedt aan.)
(met de dames langzaam naar voren komend)
Ja; na dat lange staan zal een hartversterking goed doen.
Zo'n receptie is wel erg vermoeiend.
't Gewarrel van al die mensen voor je ogen.
Ja, ja. De plichten van de samenleving.
Die soms heel zwaar wegen, waar?
(allen gaan zitten; Louis bij Aleida, Erik bij Katharina; van Stellingen bij Jakoba. De bij elkaar zittenden spreken luider of zachter met elkaar en soms ook met de overigen. Het gesprek tussen Aleida en Louis vlot niet; Aleida is zeer strak.)
(tot Katharina)
Of ze!
(zoetsappig tot Aleida)
Ben je gelukkig, kind? Heb ik een goeie keuze voor je gedaan?
Dat zal ik u es zeggen onder vier ogen.
(ze heeft half ernstig, half schertsend gesproken; maar Erik vermoedt niets.)
(tot Katharina)
Een mooie tijd, Katharina, als er op de wereld niets voor je bestaat dan de aangebedene van je hart. We hebben hem allemaal gekend; maar....
Jij ook?
(Erik maakt een beweging van ergernis.)
Je kunt je die gevoelens zo slecht herinneren. Waar?
(tot Erik)
En jullie gaan tegenwoordig zo naar toneelvoorstellingen, hoor ik.
(hij lacht gedwongen.)
Heeft Koba 't je verteld? Ja, van Stellingen, 'en mens is nooit te oud om te leren. Dat het toneel licht tot onzedelikheid verleidt en onkuise gedachten opwekt.... ik denk er niet aan van die mening af te stappen. Integendeel.... integendeel! Maar Koba zegt.... en daar voel ik voor.... daar voel ik zelfs veel voor.... juist daarom.... juist daarom moeten wij, mensen van onze ‘standing’ het toneel niet de rug toekeren. Wij zijn, wel beschouwd, verplicht er een invloed ten goede op te oefenen.... verplicht.
| |
| |
Een opvatting, die te verdedigen is.
Hebben Shakespeare, Molière, Schiller en meer van die grote mannen in hun tijd ook niet getracht het toneel op te beuren? Zelfs.... met sukses?
(zich mengend in het gesprek)
En nu zijn we begonnen met de Big van 't 168e te gaan zien.
Is dat een stuk van Shakespeare?
(luid lachend)
Niet presies.
(ernstig)
Van Shakespeare niet; maar....
Het laat je es lachen. Het dageliks leven.... altans het mijne.... is zó saai, dat....
(snel invallend)
Ik geef anders toe, dat je dergelike stukken door Fransen moet zien spelen. Wij Hollanders zijn er te degelik voor, ofschoon ons volk van de andere kant beschouwd....
(hij praat zacht door.)
(tot Aleida)
Wat heb je dan toch? Wat scheelt er aan?
Niets,
(zij weert hem af of staat op)
Laat me nu asjeblieft een beetje met rust.
(schouderophalend)
Ik begrijp je niet.
(zij praten lang door met lange tussenpozen van stilzwijgen.)
(tot Jakoba)
Of je gelijk hebt. De tegenwoordige dienstboden zijn een ruïne voor je zenuwen.
Hebben jullie die nieuwe huishoudster al?
Mevrouw Schaasbergen is juist van morgen aangekomen.
Als die nu op den duur maar niet tegenvalt. Dat gebeurt wel meer. Niet waar, Erik?
Laat ik jullie nog es inschenken.
(Hij wil inschenken.)
(haar glas met de hand bedekkend)
O, neen; dank je wel.
(oprijzend)
Manlief.... als wij om half acht hier terug willen zijn voor 't dinee.... Gastheer en gastvrouw zullen zich misschien graag wat opfrissen. Waar?
Mevrouw van Stellingen, ik ben tot uw dienst.
(allen staan op.)
| |
| |
En ik zal me het genoegen veroorloven jullie uit te laten.
Tot straks dan.
(Katharina en Van Stellingen gevolgd door Erik rechts achter af.)
Leida; kind, nu moeten wij een beetje voortmaken. Geef je ridder dus een poosje verlof.
Ik ga aan Mulder nog enige wenken geven voor de tafel.
(Zij verdwijnt door de grote achterdeur.
(tot Louis)
Ga nu maar je smoking aantrekken.
Zeg me dan eerst wat er aan scheelt.
(kalm, maar ernstig.)
Nu niet. Morgen.
Maar dat is toch plagen, Aleida.
Kon ik maar vermoeden wat ik misdreven heb. Ik ben me van geen kwaad bewust. Heb je misschien iets verkeerd begrepen.... of verkeerd uitgelegd.... of....?
Morgen zal ik je alles zeggen.
En als ik je nu bij voorbaat om vergiffenis vraag.
(dringend)
Heb asjeblieft geduld tot morgen. Ik moet op m'n gemak met je kunnen praten, en dat gaat nu niet.
(aarzelend heengaande)
Wat is dat nu ellendig!.... Die onzekerheid....
(terugkerend)
Geef me ten minste een afscheidszoen.
(half lachend, half ontstemd)
Moet dat nu?
Moeten.... Als je 't er niet op gezet hebt me wanhopend te maken.
(schouderophalend)
Nu.... neem 'em dan maar.... die zoen
(zij laat hem kalm begaan.)
Aleida;.... hoor es.... ik vind je van avond heel onaardig. Je bent zelfs wreed,
(hij wil rechts achter heengaan.)
(van rechts achter opkomend en dus Louis ontmoetend.)
Ga je nog even naar huis, Louis?
(enigszins verward en schichtig)
Ja.... meneer.... papa. Ik.... ik ben heel gauw terug.
(uit de eetkamer terugkerend en Aleida plotseling in tranen ziende uitbarsten)
Leida.... kind.... wat is er aan de hand?
| |
| |
Moeder.... valt ieder mens tegen wanneer je hem beter leert kennen?
Wel neen, kind. Wel velen; maar toch niet ieder.
(zoetsappig)
Maar, meisjelief, wat is er voorgevallen, dat je tot zulk een pessimistiese opvatting heeft gebracht?
Ach papa.... vraag daar maar niet naar.
(schreiend links af.)
| |
Toneel II.
Erik, Jakoba, later Jaantje.
Dat begrijp je weer niet? Trarare.... trarare! Zo'n gebrek aan mensekennis is toch werkelik merkwaardig. Dus jij ziet niet in, dat als we dit huwelik laten doorgaan, Leid met open ogen haar ongeluk te gemoet gaat?
Neen, dat zie ik zeker niet in.... net evenmin als jij 't inzag, toen je me zei: dat jonge mens wordt je schoonzoon.
Ziedaar nu juist het onderscheid tussen jou en mij. Ik zie mijn dwalingen in; jij blijft voor jouw dwalingen stekeblind.
Zou je denken. En ben je dus van plan nog na de engagementsreceptie je toestemming tot Leida's huwelik te weigeren.... enkel en alleen, omdat ze vermoedelik met Louis een kleine strubbeling heeft gehad?
(met opgeschroefde verontwaardiging)
Kleine strubbeling.... kleine strubbeling! Als jongelui.... al vóór hun huwelik.... terwijl ze in zaligheid behoorden te zwemmen.... te zwemmen.... zulke hevige onaangenaamheden hebben, dat er tranen worden vergoten, dan noem jij dat een kleine strubbeling? Wat en verblinding! En dat voor 'en moeder.... 'en moeder!
(zeer kalm)
Weet jij al waarover ze 't samen hebben gehad?
Ik weet 'et niet en ik wil 't niet eens weten. Dat ze onaangenaamheden hebben is me volmaakt voldoende.
Als 't in jouw kraam te pas komt een verloving, die je eerst met alle macht gewild, zelfs bevolen hebt weer eens te verbreken. Ja; dat begrijp ik. Jij zoudt er in 't geheel niet tegen
| |
| |
opzien de blaam op je dochter.... want dat 'en meisje, wier engagement afraakt, geblameerd is in de ogen van de mensen.......
Dom noem jij ieder, die jou geen gelijk geeft.
(op ruw dwingende toon)
Ben ik Leida's vader of ben ik dat niet?
(steeds leuk)
Wat dat aangaat kan je gerust wezen. Maar als jij er geen been in ziet voor je dochter een huweliksplan op te geven met een jonge man, die je zelf zo hoog hebt gesteld, de enige zoon van je oudste vrind.... van de premier van het nieuwe kabinet, dan....
Trarare.... trarare! Hier dient gehandeld te worden eer 't te laat is!
Maar niet zolang 'et nog te vroeg is.
Wij zijn verplicht maar met één ding rekening te houden.... te weten Leids geluk.
Dat ik gehoopt, zelfs vertrouwd heb haar door deze verbintenis gelukkig.... zeer gelukkig te kunnen maken.... ik denk er niet aan dit te willen ontkennen. Maar.... beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Deze wijze spreuk zal je wel kennen en dus.... ik weet wat me te doen staat. Dat ik met takt te werk zal gaan, spreekt van zelf; maar met jouw erotiese koppelplannen ben ik niet van plan rekening te houwen.
(terwijl Jakoba niet dadelik weet wat te antwoorden, wordt er getikt)
Binnen.
(enige brieven en tijdschriften overhandigend)
De post, meneer,
(af.)
(de tijdschriften en brieven vluchtig doorsnuffelend)
Even kijken.
Ik weet wat ik van de mensen te wachten heb.
(terwijl Jakoba ook een blad inziet)
Daar heb je 't ook al!
Wel, de Ware Jakob. Ook zo'n blad met een spotprent.
(hij ontdoet het blad zenuwachtig-gehaast van de omslag)
Godver.... Kijk es! Kijk es.... wie is dat?
Wel?.... De Nederlandse maagd en een man met
| |
| |
een steek op z'n hoofd, die haar een rolletje aanbiedt, waarop staat: wet op de zedelikheid. Hij lijkt goed, die man met de steek.
Maar die Nederlandse maagd.... op wie lijkt die?
Zie je dat niet.... Wil je 't misschien niet zien? Ben jij soms in het komplot?.... met Louis? Heeft die de plaat getekend of laten tekenen?
Wou je nu nog beweren, dat je geen slecht geweten hebt?
Wou jij ontkennen, dat deze Nederlandse maagd het portret is van Dora?
O, heet ze Dora. Dat wist ik nog niet. Nu, wees gerust man. De gelijkenis tussen Dora Schaesbergen en deze Nederlandse maagd bestaat alleen in jouw opgeschrikte fantasie.
Wat? Die neus.... die mond....
Zijn jong en mooi en Dora is lelik en oud.
Hoe jammer dan, dat je haar voor je ministerschap de bons moest geven. Ik heb nu geen tijd me langer met die dame bezig te houden; maar eer ik heenga wil ik je nog even een raad geven. Doe geen nieuwe pogingen om Leids huwelik in de war te sturen.
(met ingehouden woede)
Trarare.... trarare. Al smeed jij nog zoveel duivelse plannen om mijn verdere carrière te vernietigen, ik zal ze allemaal weten te verijdelen! Louis is 'en slechte.... door en door slechte jongen en ik zal er voor waken, dat mijn dochter zo'n individu niet tot man krijgt.
(beslist)
En ik zal er voor waken, dat Leida niet op haar oude dag net als haar moeder, zal moeten verklaren: ik heb geleefd voor niemendal!
En als ze nu van het geluk, dat jij haar geven wilt, niet gediend is!
Daar ben ik nog zo zeker niet van.
Alsof dat niet luce clarius was! Maar wil jij mij een raad geven, ik heb er een voor jou. Bedenk wel, dat mij kompromitteren gelijk staat met Leid kompromitteren. Komt de wereld te weten, dat jij mij een pias noemt, dan blijft Leid levenslang de dochter van zo'n pias. Begrepen!
| |
| |
(weer niet dadelik een antwoord vindend zegt alleen)
Zo.
(en gaat links af.)
(die nog vóór Jakoba verdwijnt, naar de achterdeur is gegaan, roept daardoor)
Mulder!
| |
Toneel III.
Erik, Mulder, later Jan.
(opkomend door de achterdeur)
Heeft meneer geroepen?
Ja. Ik wens een wijziging te brengen in de wijnen.
Tot uw dienst. 't Was: alles fijnste merken, omdat meneer van Stellingen al aan de akademie bekend stond als fijnproever.
Presies. We hadden dus....
(van een lijstje oplezend)
Bij de hors d'oeuvre Heidsieck Monopole extra dry....
In alle glazen een scheutje.... veel schuim.
Mijn glas goed vol, omdat ik dadelik spreken wil en zolang ik spreek: stilte achter tafel.
Geen bediening.... geen geluid.
Voor mijn vrouw is Champagne te opwindend. Haar schenk je dus weinig in.
Hadden we Château Yquem, Mouton Rothschild en Chambertin.
Dat verander je in Graves, Saint Emilion en Petit Bourgogne.
(zijn lijstje veranderend)
Zoals meneer verkiest.... telkens éénmaal inschenken zeker.
Presies. Dan nog eens Champagne.
Cognac is voldoende. Koffie voor de dames hier, voor de heren aan tafel. Een half uur later tee. Kwart over tienen het rijtuig.
| |
| |
Uitmuntend.
(na een buiging links achter af.)
Is de tweede dienknecht er al? Wie heb je?
Jan Hemsink. Ik meen hem juist gehoord te hebben.
(de dubbele deur openend)
Ben je daar, Jan?
(te voorschijn komend door de dubbele deur)
Present.
(Erik groetend)
Meneer.
Goed.
(hij wendt zich peinzend af.)
(tot Jan)
Kom mee naar de kelder. Er zijn flessen te dragen,
(geheimzinnig en iets zachter)
Het zakie raakt af.
(met Jan door de dubbele deur af)
Wat ik je brom.
(alleen zijn rede rekapitulerend)
Waarde vrinden. Neen. Kinderen, vrinden en vrouw. Maar dan.... wat dan?
| |
Toneel IV.
Erik, Louis.
(van rechts opkomend en enigszins schrikkend bij het zien van Erik, die in gedachten verzonken, hem niet dadelik opmerkt.)
O.... ik.... daar ben....
(zich plotseling beheersend)
Jij.... jongen, je komt als geroepen.
Ja. Net dacht ik: kon ik Louis maar even onder vier ogen te spreken krijgen.
Onder vier ogen? Is er iets....?
Iets, dat je vermoedelik minder aangenaam zult vinden. Maar tot mijn groot leedwezen kan ik.... mag ik deze teleurstelling je niet besparen.
Presies; maar blijf nu kalm.... zie de zaak helder in en....
Kon ze me dat dan niet zelf zeggen?
Laat ons niet afdwalen naar bijzaken. Elk ogenblik kunnen je ouders aanschellen. We dienen dus kort te zijn en bondig. Dat jullie verhouding minder goed is geworden heb ik met groot verdriet waargenomen. Daar zal je, hoop ik, niet aan twijfelen.
| |
| |
Met je welnemen. Het geluk van mijn enige dochter, een kind, waar ik zo zielsveel van houd, m'n oogappel staat op 't spel. Het zal je dus niet verwonderen, dat de besluiten, die ik genomen heb.... genomen in haar belang.... dat die besluiten onwrikbaar vast staan.
Wat voor besluiten bedoelt u.... wat valt er te besluiten?
Jullie huwelik mag niet doorgaan.
Later.... Je weet hoe vrouwen zijn. Ook de allerbeste is.... wispelturig. Varium et mutabile semper femina. Dus....
Ja maar; mijn hemel.... ik....
Laat me even uitspreken. Ik vertrouw er op, dat jij.... als de gentleman, die ik altijd in je gezien heb en.... wat meer is.... als de man, van wie ik weet, dat hij mijn kind zielslief heeft....
Dat jij me zult willen helpen dit enig kind voor de blaam te bewaren, die de wereld nu eenmaal gewoon is bij een verbroken engagement te werpen op het meisje.
Maar ik zie nog volstrekt niet in, dat ons engagement verbroken hoeft te worden.
Zou jij dan een huwelik zonder liefde wensen?
Dat stellig niet, maar....
Welnu.... Leid heeft je niet.... altans nog niet.... lief. Het doet me innig leed je dit te moeten zeggen; maar.... 't is onvermijdelik. Je weet hoe gaarne mijn vrouw jou tot schoonzoon zou aannemen. Ik zeker niet minder. Maar van het begin van jullie kennismaking af heb ik het mijn vrouw gezegd: wij dienen de zekerheid, de absolute zekerheid te hebben, dat Leid evenveel van hem houdt als hij van Leid. Zolang we deze zekerheid, deze absolute zekerheid niet bezitten, mogen wij als ouders onze toestemming niet geven.
Nu spreekt het van zelf, dat van avond niemand merken mag, wat er gaande is. Je ouders niet en Leid zelf even-
| |
| |
min. Ik zal daarom aan tafel dezelfde rede.... altans nagenoeg dezelfde rede houden, die ik ook gehouden zou hebben als er niets ware voorgevallen. Jij kunt me dan antwoorden in dezelfde geest. Takt heb je genoeg om te weten welke bewoordingen je zult moeten kiezen. Daarna kunnen we vanavond uiteen gaan in de beste harmonie. Dan breng ik morgen ochtend aan je ouders een bezoek, of schrijf ik hun.... schrijven is misschien nog beter, leg hun alles uit en maak hun duidelik, dat jullie engagement wel niet verbroken hoeft te worden.... dat woord ontglipte me; maar 't is te sterk.... ik neem 't dus terug.... maar dat het raadzaam is voor een poos.... in Leids.... ja in jullie beider belang.... onze vertrouwelike omgang te staken. Jij wilt toch in de diplomatie gaan; dat is me bekend. Goed.... goed.... ik verzet me er niet meer tegen. Om het je makkelik te maken zal ik je zo gauw mogelik een positie.... een mooie positie verschaffen in de een of andere aangename, interessante residentie bijv.: Konstantinopel of Bukarest. Bukarest vooral moet een alleraardigste stad zijn. Prachtige vrouwen. Veranderen de omstandigheden.... komt Leid tot andere inzichten.... wat ik hoop en in 't geheel niet uitgesloten acht.... dan is op deze manier niets verloren en kan alles nog uitstekend terecht komen.
Dat hoop ik ook. Eigenlik kan ik er zelfs niet aan twijfelen; maar.... al wat u zegt.... ik voel me zo overrompeld, dat....
Dat spreekt, m'n jongen.... dat begrijp ik volkomen. Intussen de tijd dringt. Ik moet me nog verkleden. Houd me dus ten goede, dat ik me niet in verdere uitweidingen begeven kan. In alle geval reken ik er op, dat jij je woord zult houden en je als een gentleman gedragen. Drink ondertussen een goed glas Champagne; dat zal je moed geven. Ik zal Mulder zeggen, dat hij jou eens extra inschenkt. En.... zoals ik al zei.... vertrouw op de toekomst. Later komt alles terecht.... alles.... alles! Geen twijfel aan. Tot aanstonds dus. Tot aanstonds,
(rechts voor af.)
(verbijsterd)
Gerechte hemel.... wat betekent dat... wat overkomt me?
(hij valt op een stoel of kanapee neer.)
| |
| |
| |
Toneel V.
Louis, Jakoba, Aleida.
(door Aleida gevolgd van links opkomend)
Zie je wel? Net wat ik dacht: Louis zit al op je te wachten.
(opspringend)
Aleida.... is 't waar?
Dat je niet van me houdt?
Wie heeft je die onzin wijsgemaakt?
(jubelend)
Onzin.... 't is onzin? Goddank!
(hij omhelst haar hartstochtelik.)
(Louis zacht afwerend)
Ja wel.... maar....
Is er toch iets niet in den haak?
Je zult 'et horen; maar blijf asjeblieft kalm. Zal je dat?
Zeg me eerst wie je wijs heeft gemaakt, dat....
Dat je niet van me hieldt? Wel.... je eigen vader.
(tegelijk)
Hè? Wat? Papa?
(tot Jakoba)
Wat zegt u daar nu van?
Dat je 't heus niet te zwaar op moet vatten. 't Is al weer politiek.... niets dan politiek.
(verbaasd en tegelijk)
Politiek?
Wel ja. Natuurlik is papa overdreven bezorgd voor het geluk van zijn enig kind.
En dat mag je hem niet kwalik nemen. Nu heeft ie gezien, dat jullie 'en kleine.... kleine bisbille hadden.
(enigszins opgewonden)
Dat zegt u zo.... en 't kan ook wel zo wezen.... maar waarin bestond dan toch die.... die bisbille?
(tot Aleida)
Weet jij wat ik een ogenblik heb gedacht?
Dat alles afgesproken werk was tussen je vader en jou.
(verontwaardigd)
Maar Louis.
(tot Aleida)
Nu dien je hem wel helemaal uit de droom te helpen.
| |
| |
(tot Aleida)
En jij zwijgt? Wat is er dan toch aan de hand?
Er is....
(bijna schreiend)
Hè.... neen. Ik kan 't niet zeggen. 't Is me te onaangenaam.
Maar dat is om gek te worden!
Ja, Leida.... Dat je mij niets wilde zeggen.... goed; maar wat je nu bezielt....
Wat me bezielt? Morgen ochtend had ik Louis willen schrijven, dat er van een huwelik tussen ons geen sprake kan zijn.
Ik meende 't wel degelik. Mijn besluit stond ineens vast.
Was 't alweer es zo laat? Maar....
Gelukkig heb je dan toch kennelik dat vaste besluit weer laten varen.
Dat is 't juist. Als je dan weer van me weg bent en ik voel hoe innig veel ik van je houd....
(trachtend haar te omhelzen)
Maar Aleida, kind....
(hem afwerend)
Neen, neen; raak me asjeblieft niet aan.
Wat is dat nu voor dwaasheid?
't Is in 't geheel geen dwaasheid, moeder. Ik kan geen man trouwen, die de gek steekt met papa.
Heeft Louis dat dan gedaan?
Wanneer.... waar.... hoe....?
Jij weet niet meer, dat je vriend Spronting het nieuwe ministerie een hansworsterij heeft genoemd en dat jij 't daarmee helemaal eens was?
Maar goeie hemel, kindje, wat je gehoord hebt, heb je glad verkeerd begrepen. Willem doelde niet op je vader.
| |
| |
En je mag Louis toch niet laten boeten voor de woorden van zijn vriend Spronting.
Nu asjeblieft geen uitvluchten.... geen.... politiek. Louis.... zeg me de waarheid.
Maar ik zeg je de waarheid.... de zuivere waarheid. Willem en ik, we spraken over het parlementaire stelsel.... in 't algemeen.... over de aanstellerij van alle partijen en ten slotte ook alle ministeries, die 't willen doen voorkomen of ze, tot heil van vaderland en volk, de edelste, de onbaatzuchtigste beginselen in toepassing brengen, terwijl ze op de keper beschouwd enkel hun best doen om alle macht in handen te krijgen of te houden.
Maar zo denkt Louis niet over papa.
Ik zal toch de draak niet steken met een man, die zo'n schitterende loopbaan als advokaat achter de rug heeft, een man, die bovendien de vader van mijn aanstaande vrouw is.... van een wezentje, waar ik zo dol veel van houd!
(nog niet geheel gerustgesteld)
En dat panta rhei.. onze beurt komt ook nog?
(Louis lacht luid).
Toen Willem dat zei, lachte jij ook.
Weet je wat panta rhei beduidt?
Ik ken immers geen Latijn.
Panta rhei is geen Latijn, maar Grieks en betekent, dat er op de wereld niets blijvend is. Alles vervloeit en verandert en wie twintig jaar geleden presies voor de samenleving paste, past er tegenwoordig niet meer voor. Dat ik je papa 'en beetje ouwerwets vind en me met zijn opvattingen niet altijd verenigen kan.... ja.... dat....
Ach, Louis, ik ben heus voo papa's zwakheden niet bilnd.
(voor zich zelve)
Lief kind.
Maar ik kan 't niet verdragen, dat ook anderen zijn zwakheden zien en dingen van hem zeggen, die....
(zij schreit; Jakoba troost haar).
Kindjelief, dat vind ik heel mooi en lief van je en van mij hoef je heus geen kritiek op je vader te vrezen.
Och, kritiek is niet 't ergste.
| |
| |
Als je wist hoe papa zich die spot aantrekt! Geen blad met karikaturen of hij scheldt er op en toch is hij op al die bladen geabonneerd. Je moest eens zien hoe opgewonden zenuwachtig hij ze openmaakt en inkijkt. Weet je wat wij moesten doen?
(lachend)
Nu.... ja. Dat ook.
Ik zou immers nooit een andere man kunnen nemen dan jou.
Neen, hè
(hij kust haar hartstochtelik).
En wat moeten we nu nog meer doen?
Op 't ogenblik voelt papa zich in die afschuwlike politiek nog als 'n visje in 't water; maar wie weet hoe gauw dat veranderen zal.
Panta rhei.... vooral bij hem.
Daarom moet jij nu niet dadelik, maar pas later in de diplomatie gaan. Wanneer je dan ergens bent aangesteld, bijv. in Italië of Spanje, dan nemen we papa mee naar zo'n ver land, waar niemand hem kent en dus niemand om hem lachen kan.
Zal gebeuren, hoor. Ik beloof 't je.
Ja? Da's heerlik
(zij zoent hem).
En een heel goed plan
(Aleida ook omhelzend).
Kind, je vader heeft gelijk. Je bent een ware schat. Je bent een engel. Zal je 't altijd bedenken, Louis?
Maar wees nu op je hoede. Ik ken m'n man en ik vermoed, dat hij nog vóór de soep een rede zal houden.
Dat heeft hij me al aangekondigd.
Zie je wel. Ik betwijfel 't zeer of hij dan in de richting zal sturen, die jullie welkom is.
Hij heeft me uitdrukkelik verzekerd, dat hij van avond net wil doen alsof er geen vuiltje aan de lucht was.
Om des te beter te kunnen zorgen, dat er een vuiltje aan de hemel komt. Neen, Louis, dat stelt me niet gerust.
| |
| |
Zo gauw weet ik dat ook niet te zeggen. Maar het beste zou zijn.... Ja, nog eer hij begint te speechen, moet jij hem op de een of andere manier duidelik maken, dat jullie je eigen weg wilt gaan en je door niemand daarvan af laat brengen.
Maar niet ruw zeggen, hoor, Louis.
Dat zeker niet; maar ik zie helemaal niet in hoe....
't Is misschien dwaas van me, maar ik heb met papa soms zo'n innig medelijden. Hij ziet 'et ook niet in.... van dat panta rhei.
Kom, kom. Denk je, dat hij geen Grieks kent?
(die heeft nagedacht)
Wat zou u er van vinden, als ik....
(Erik binnen ziende komen)
Stil, daar is ie.
| |
Toneel VI.
Louis, Jakoba, Aleida, Erik, later van Stellingen, Katharina, Mulder).
(in geklede jas)
Daar zijn ze. Ik zag ze aanbellen. Hebben jullie nog es naar de tafel gekeken? Is alles in orde?
Je weet, dat je op Mulder vertrouwen kunt.
Da's waar. Door en door degelik
(zijn rede weer even rekapituleerend)
Kinderen, vrienden en vrouw....
Alleen de aanhef maar. Weet je nog niet, dat ik de rest altijd improvizeer?
(onbeluisterd door Louis en Aleida)
Pas dan maar op je straks niet te verspreken.
Moet dat weer een hatelijkheid zijn? Heb je nog meer voor?
Niets anders dan 't de van Stellingens duidelik te maken wat voor een schat van 'en dochter jij bezit.
Dat weten ze toch en ik ook.
Neen, dat weet jij nog niet.
(gevolgd door van Stellingen in geklede jas)
Daar zijn we alweer.
| |
| |
Ik zie 't tot mijn groot genoegen. Gaat zitten.... gaat zitten.
We zullen wel gauw aan tafel kunnen gaan.
Uiterwaarden, 't'huis heb ik nog even tijd gehad een paar bladen in te zien. Het nieuwe ministerie heeft over 't algemeen een zeer gunstige pers.
Neen, neen, kollega. Ook omtrent jou zijn de verwachtingen hoog gespannen.
Dan zal ik helaas moeten tegenvallen.
Had de benoeming dan niet aangenomen, Uiterwaarden. Je was toch vrij, waar?
Hij gelooft wel es meer niet, wat ie zelf vertelt.
Je kon je vergissen, van Stellingen, je kon je vergissen. Gnoothi seauton, ken u zelven. Dat is altijd mijn leus geweest en die leus heeft me geleerd bescheiden te zijn. Dat ik meen in te zien waar wij heen moeten; ja, dat is waar. Versterking van het overheidsgezag.... strengere tucht.... eenvoud.... krachtigere beteugeling van alle zedeloosheid.... Enfin, je kent m'n program.
Dat alles wil jij immers ook, van Stellingen.. waar?
Maar nu de uitvoering van dat program. Eén ding is zeker: ik sta of val er mee.
Blijf dan voorlopig nog maar staan en laat ons de politiek voor een poosje op zij zetten. Van avond wil ik es kennis maken met jouw kelder. Je sherry was al vast puik.
Beste vriend aan een man van zo'n kieskeurige smaak als jij al aan de akademie bezat, moet ook mijn kelder tegenvallen. Helaas mag ik me zelf geen fijnproever noemen.
Alweer iets, dat je zelf niet gelooft. Wie een vrouw als de jouwe heeft weten te veroveren, mag zich gerust op z'n fijne smaak beroemen.
(schalks zonder scherpheid)
Van Stellingen, ik ben het komplimentjes krijgen te lang ontwend om je nu een goed antwoord te kunnen geven.
| |
| |
(oprijzend)
Ga dan maar es kijken of we nog niet aan tafel kunnen gaan
(Jakoba staat ook op).
(de achterdeuren geheel openend)
Als meneer en mevrouw zo goed willen zijn
(allen rijzen op).
(tot Jakoba)
Gastvrouw, mag ik je mijn arm aanbieden?
(aan Katharina zijn arm aanbiedend)
En mag ik het genoegen hebben?
Maar het jonge paar voorop.
(terwijl de overigen verwondering tonen)
Wat is er, m'n vriend? Wou je iets.... Zijn er bezwaren?
Ik wou gaarne nog eer wij aan tafel gaan iets.... iets zeggen, dat.... dat.... dat minder geschikt is voor de oren van bedienden.
(nadat alle aanwezigen geluiden van verwondering hebben doen horen)
Je wilt toch geen rede houden.... nu al....?
Ik wou altans zeggen, dat....
A, neen, m'n jongen, a, neen! Gelijk heb je.... groot gelijk. Wat wij te zeggen hebben.... is van te intieme aard om het te uiten in tegenwoordigheid van mensen, die niet behoren tot een van de beide families. Maar mij dunkt, dat aan mij, de vader van de bruid toch het eerste woord moet blijven. Ik zal dus de vrijheid nemen je goeie voorbeeld te volgen of liever je voor te gaan. Kinderen, vrienden en vrouw. Wat ook in dit aards bestaan nog voor me weggelegd moge zijn, deze dag is en zal blijven de schoonste dag mijns levens. En zodanig overmand voel ik me door een machtig naar uiting strevend gevoel van innige dankbaarheid, dat ik, al dadelik bij den aanvang van onzen maaltijd mij niet weerhouden kan te getuigen van de treffende wijze, waarop een hogere macht steeds al mijn handelingen heeft geleid en bestuurd. Mijn ganse, reeds op jeugdigen leeftijd aangevangen en voorspoedig doorgezette carrière levert daarvan zo duidelik het onweerlegbaar bewijs, dat ik ongetwijfeld de juistheid van mijn woorden niet nader hoef aan te tonen. En dat deze hogere leiding mij tans het vertrouwen schenkt de zware taak, die de koningin heeft goedgevonden mij op de schouders te leggen, tot tevredenheid van hare Majesteit en tot welzijn van ons volk te kunnen volbrengen....
| |
| |
het zal u begrijpelik, ja, ik mag wel zeggen het zal u voorkomen van zelf sprekend te zijn. Maar hoe gelukkig en vol vertrouwen ik mij van avond oak voel en voelen mag, onvoldaan zou ik toch wezen als ik denken moest: nog is het geluk van mijn enig kind niet verzekerd. En ziet nu hoe ook in dit opzicht de hogere leiding zich heerlik openbaart. Op hetzelfde ogenblik, dat ik het grote genoegen smaken mocht kennis te maken met den enigen zoon van mijn oudsten en besten vriend van Stellingen, hoorde ik in mij een stem, die zeide: deze veelbelovende jonge man zal 't zijn, die uw dochter naar het altaar voert en die de kroon op uw leven zet door u de zekerheid te geven, dat uw geliefd kind een schone toekomst te gemoet gaat. Van dat ogenblik af heb ik geen aarzeling meer gevoeld. Al kende mijn dochter haar aanstaanden man nog maar heel weinig, al kende haar moeder hem nog in 't geheel niet, ook op hem heeft mijn vertrouwen niet gewankeld en.... ik durf het nu al zeggen.... wankelen zal het nooit. Want krijgt mijn kind in hem een voortreffelik echtgenoot, hij zal 't steeds meer beseffen, dat mijn Aleida hem zijn zal tot een voortreffelike vrouw. Ik durf dit met blijden trots verklaren, omdat de degelike opvoeding, die zij genoten heeft, in hoofdzaak het werk is geweest van een gade, door de Voorzienigheid mij geschonken, die ik in een huwelik van meer dan twintig jaren heb leren kennen en steeds meer waarderen als een edele, hoogstaande ziel, een verstandige en liefdevolle moeder, een levensgezellin, die mij vaak genoeg de vraag naar de lippen heeft doen wellen: wat zou er van mij geworden zijn zonder haar trouwen steun, haar liefderijken troost? Kinderen, vrienden, vrouw, nog veel meer zou ik kunnen en willen zeggen... maar de Champagne parelt....
(luid roepend)
Mulder, breng de Champagne hier.
(Aanstonds wordt Champagne op twee presenteerbladen door de beide dienknechts
rondgediend)
Ik wilde zeggen: de Champagne parelt reeds te lang in uw glazen, ik mag u niet langer weerhouden ze te drinken en ledig mijn eerste glas op uw aller welzijn!
(tot Erik gekomen en 't laatst met hem klinkend)
| |
| |
Biezonder mooi gesproken, man, maar.... vergeet niet, dat ik de brieven bewaar tot Leida getrouwd is naar mijn en haar zin.
Meneer Uiterwaarden, aanstaande schoonvader, sta mij toe u onmiddellik met een enkel woord te danken voor uw gevoelvolle toespraak. Ik ben uitermate verheugd niet alleen het hart van uw dochter, maar ook de harten van haar beide ouders te hebben mogen winnen en ik hoop aller genegenheid steeds te mogen behouden. Maar het zij mij vergund van de gelegenheid gebruik te maken om u een kleine biecht te doen, die ik misschien onder vier ogen minder goed over mijn lippen zou kunnen krijgen.
(met verschillende betoningen)
Wat is dat?
U heeft me eens uw hulp en steun beloofd op voorwaarde, dat ik presies zou doen wat u zei.
En nu moet ik u tot mijn spijt verklaren mij aan deze voorwaarde niet te kunnen houden
(Erik schrikt weer).
U heeft me gezegd, ga niet in de diplomatie en zie: ik ben vast besloten wèl in de diplomatie carrière te willen maken. Later heeft u 't weer goedgevonden, dat ik toch en zelfs dadelik in de diplomatie zou gaan; maar nu kan ik me helaas ook daarnaar niet richten. Integendeel wil ik er nog een poosje mee wachten. Ten slotte heeft u mij verzocht mijn huwelik met uw dochter voorlopig nog uit te stellen en u gaf daarvoor verschillende gronden aan. Maar die gronden tot de mijne te maken is me eenvoudig.... onmogelik. Moet ik u dus door de omstandigheden gedwongen in menig opzicht teleurstellen, toch durf ik hopen en blijf ik vertrouwen, dat u mij uw zeer gewaardeerde steun en hulp in de toekomst niet zal ontzeggen en dat ik, ondanks al wat u vermoedelik niet terstond kan billiken, zal eindigen met uw tevredenheid te verwerven en mij uw genegenheid waardig te maken.
(Van Stellingen en de beide moeders roepen: Bravo; Uiterwaarden staat verbluft en met zijn figuur verlegen te kijken. Men klinkt weer).
Beste vriend, van al die afspraken wist ik niets; maar met de wensen van Louis kan ik me zeer goed verenigen en ik ben overtuigd, dat jij dit eveneens zult doen, nu je je dochter nog een poosje hier houdt.
| |
| |
Spreekt van zelf, van Stellingen.... spreekt van zelf. Place aux jeunes! Tegenwoordig stellen de kinderen de wet en wij moeten ze uitvoeren.
(klinkend en met iets weemoedigs in haar stem)
Panta rhei....
Heeft je aanstaande jou al Grieks geleerd?
Alleen die twee treurige woorden.
Wat treurig? Vrienden, ik stel nu voor aan tafel te gaan en ons tweede glas te ledigen op de toekomst van onze kinderen en op de vervulling van hun wensen! Zij leven!
Katharina van Stellingen, Jakoba:
Zij leven!
(met Erik klinkend)
Nu ben je op de goeie weg. Blijf er op.
(nijdig)
Ik wou, dat we vier jaren verder waren.
Ben je van plan die vier jaren in de Kamer ook zo'n pias te zijn?
Ach jij.... nagel aan mijn doodkist!
(Men neemt plaats. Mulder schenkt in; de andere knecht dient hors-d'oeuvres. Stemmen, geroezemoes).
|
|