De Nieuwe Gids. Jaargang 35(1920)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Van de jonkvrouw in de torencel door Hélène Swarth. - ‘Ontwaak, mijn lief, uit uw winterslaap! En haat mij niet als een wreeden knaap, Doch loon met erbarmen wat ik u misdeed. Geleden is ons liefdeleed. De weide is van bloemen al blank en geel, De vogelen juichen met zoet gekweel. Als een vogel, in doornige struiken verward, Zoo klapwiekte en riep er mijn eenzaam hart. Heen is Ursul gegaan zonder wederkeer; Mijn vrijheid, mijn leven behoeft zij niet meer. O ik nader al zingend al over de zee. Ontwaak nu! ik haal u, ik neem u mee. Neen, wrok niet, maar treed aan het venster en wenk En weet dat ik u en niet hàar gedenk.’ * * * Door de ruischende branding blank als sneeuw Vloog zijn bootje zoo vlug als een zwevende meeuw, Tot den toren op 't eilandje, waar hij sloot Jonkvrouw Elsa met haar mondeken rood, [pagina 251] [p. 251] Met haar oogen als sterren vol hemellicht En de stralende bloem van haar aangezicht, Wijl hij rein wilde blijven en heilig trouw Zijn éenmaal voor àltoos verkorene vrouw. Doch nu had hem de dood van zijn plicht bevrijd, Nu mocht hij gaan tot zijn zaligheid. Hij landde op het eilandje en bond de boot, De poort van den toren hij opensloot. De weerhallende wenteltrap hij besteeg. Hij sloot open de cel - en de cel was leeg. Leeg waren èn zetel èn blanke spond En de lelie lag welk, die voor 't raamken stond. Doch rees toen hij: - ‘Elsa! mijn Elsa!’ riep, Van haar lage schabel een vrouw, die sliep. - ‘Uw wangen zijn bleek en uw oogen, rood - O Bertha! is mijn Elsa dood?’ De vrouw kon niet spreken van hartewee. En zij weende en zij wees naar de blanke zee. Wild greep hij haar handen - ‘O spreek nu! spreek! Uw oogen zijn rood en uw wangen bleek. Lief had gij haar zeker als elk wel moet Die zag bloeien haar ziel en haar mondeken zoet. Hoe sprong zij in zee? wàarom waakte gij niet? Neen, ik droom, 't kàn niet waar zijn! - wat is er geschied?’ - ‘Gebeurd moet het wezen vóór morgenrood. Ik sliep nog, toen sprong ze in de zee, in den dood. [pagina 252] [p. 252] Ik dorst niet te melden die mare van rouw: Ik wist dat te sterven lag Ursul, uw vrouw. Wel zond ik een visscher met schepnet en haak En gaf hem, haar te zoeken de droeve taak. Doch hij keerde en zijn net was met buit wel bevracht. - Jonkvrouw Elsa heeft hij niet meegebracht. O zij treurde zóózeer dat zij nooit meer zong En het schrijnde mijn hart als zij handen wrong. Voor de armen wel naaide zij menig kleed, Tot de naald haar trillende vingers ontgleed. En zij zuchtte: - ‘Geen arme is zoo arm als ik!’ En zij zag naar den einder met starenden blik. ‘En beroosde de golven het avondrood Dan dankte zij God: - ‘O de dag is dood! En straks mag ik weer slapen en droomen van hem En zijn oogen weer zien en weer hooren zijn stem!’ ‘En zij tuurde in de vlammen en beefde bij 't vuur. Zuchtend: ‘Wàarom is 't leven zoo eindloos van duur?’ ‘En ik troostte en ik maande tot bede en geduld. - Draag in deemoed uw kruis tot de tijd is vervuld!’ ‘En 'k verhaalde wel sagen of neuriede een lied. Zij verzonk in haar wanhoop en luisterde niet. - Bertha, 'k weet dat mijn liefde zondig is, Doch ik boet met àl te veel droefenis! - En is u het leven een vagevuur, Verblijd u: het brandt er uw ziel wel puur. [pagina 253] [p. 253] Dan neemt uw beschermengel u bij de hand En brengt u naar 't bloeiende Hemelland. - Doch zoo ik mijn lief in den hemel niet zie Vertroost mij geen sferenharmonie. - Toch ééns zal hij komen, beloofde ik het kind, Om eeuwig te wonen met wie hij mint. - Doch zou in den hemel Vrouwe Ursul ook zijn? Dan zoude ik er branden van hellepijn. - Neen, vrees niet! Zoo ik, maar een zondige vrouw, Niet zien kan uw lijden zonder rouw, Zou dan uw engel in 't Paradijs Uw liefde niet geven haar eindlijke prijs? - Ja, 'k wil sterven en 't eerst naar den hemel gaan! Als hij komt vindt hij mij op den drempel staan.’ * * * De ridder sprak geen woord van wee. Aan den voet van den toren lokte de zee, De lentezee als een lentewei Van blanke bloemen velerlei. Hij strekte de armen naar zijn bruid En sprong het torenvenster uit. De dienende vrouw sloeg een kruis en kreet - De zee lag weer als een bloemenkleed. Vorige Volgende