De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
I.Een der eerste en merkwaardigste gevolgen van de Russische revolutie - gevolg zelf van den grooten wereldoorlog - is wel de onafhankelijkheidsverklaring der Finsche Republiek. Daardoor is een strijd om Recht, die meer dan een eeuw lang, door een geheel volk - niet met de wapens, maar toch met een heldenmoed, die in de wereldgeschiedenis slechts weinig voorbeelden kent - werd gevoerd, opgelost in een apotheose van het Recht, in een nederlaag van het Geweld, in een verblijdende en gelukkige bevrijding van een klein volk uit de tyrannie van een grooten, onderdrukkenden staat. De staatsrechtelijke betrekkingen, die Finland, vroeger een Zweedsche provincie, verbonden aan Rusland, dateeren van het jaar 1809; zij hadden van den aanvang af het eigenaardige karakter, dat de Russische Tsaar, autocraat in zijn eigen land, in het veroverde gebied beloofde te zullen regeeren naar de bepalingen der in Finland bestaande Zweedsche grondwet. Daardoor was van den beginne af de aard der betrekkingen tusschen Rusland en Finland bepaald: de Tsaar van Rusland was tegelijk grootvorst van Finland. Er was een persoonlijke unie tusschen Finland en Rusland, geen inlijving. Naast het Russische | |
[pagina 273]
| |
keizerrijk bestond het afzonderlijke, vrije, op zich zelf staande, autonome Finland; slechts zou de drager der Russische kroon, van de beruchte muts van Monomachus, tevens den Finschen grootvorstenhoed dragen. Maar overigens stond het grootvorstendom op zich zelf, naast het Russische Rijk. Dit bleek duidelijk op den Landdag, die op 15/27 Maart 1809 te Borgå werd gehouden. Reeds twee dagen voor dien datum had de gouverneur-generaal van Finland de stenden ter vergadering opgeroepen, met herauten en trompetten, naar oud-Zweedsch gebruik. En op den avond van den dag, waarop de Tsaar plechtig de stad Borgå was binnengekomen, onderteekende hij het stuk, dat de Russen ‘de open brief’, de Finnen de ‘acte van zekerheid’ noemden, en dat sedert de ‘magna charta’ van Finland is geweest. Den volgenden dag, 16/28 Maart, opende de keizer de vergadering van den Landdag, met een troonrede in de Fransche taal, waarin hij zeide: ‘Ik heb beloofd te handhaven uwe Constitutie en uwe fundamenteele wetten. Uwe vergadering hier bekrachtigt mijne belofte. Die vergadering zal een mijlpaal zijn in uw politiek bestaan’. En den daarop volgenden dag, in den Dom, verklaarde de gouverneur-generaal, dat ‘Z.K. Majesteit zich heeft verwaardigd te bevestigen de Constitutie van Finland, deze sanctioneerende met zijne handteekening’. Toen de keizer in den Dom aankwam, waarin de stenden reeds bijeen waren, nam hij plaats op den troon, die niet met het Russische wapen, maar met den Finschen gouden leeuw op een rood veld was versierd. Toen werd het document voorgelezen, waarin de Tsaar de Constitutie en de rechten van Finland bevestigde, en eerst daarna legden de vier taalmannen der stenden, een voor een, den eed van onderdanen-trouw af, luidend: ‘te zullen aanmerken als hun wettige overheid den groot-machtigen vorst en heer, Alexander I, keizer en alleenheerscher der Russen en grootvorst van Finland, en onschendbaar te zullen bewaren de fundamenteele wetten en de Constitutie des lands, zooals die nu zijn aanvaard en van kracht zijn’. Daarna hield de keizer een toespraak, waarin hij nogmaals verklaarde: ‘de fundamenteele wetten van den Finschen staat te zullen handhaven’. De keizer verliet Borgå op 23 Maart/4 April en vaardigde, voor | |
[pagina 274]
| |
zijn vertrek, nogmaals een ‘genadige afkondiging’ af, waarin de afgelegde belofte werd herhaald, die op 's keizers last in alle kerken van Finland openlijk werd voorgelezen.Ga naar voetnoot1) Er is wel geen twijfel aan, dat de geheele handelwijze van Tsaar Alexander I er op gericht was, duidelijk te doen uitkomen, dat er een verschil bestond tusschen Rusland en Finland, dat Finland geen gewone provincie was van Rusland, doch een afzonderlijke staat, door een persoonlijke unie met Rusland verbonden. Er waren natuurlijk aangelegenheden, belangen, die het, wegens den nauwen band tusschen de beide staten, gewenscht was eenparig te regelen en te verzorgen. Omtrent de wijze, waarop dat zou geschieden, is nooit twijfel gerezen, zoolang de unie heeft geduurd. Na gemeen overleg tusschen de twee regeeringen werden gelijkluidende verordeningen tot stand gebracht, in het eene land en in het andere, met inachtneming van de eischen, die voor de wettigheid van zulke maatregelen moesten worden nageleefd. Dat wil voor Finland zeggen: de maatregelen moesten in wettigen vorm worden ingediend door den Senaat, samengesteld uit de hoofden van departementen, bij den wettig gekozen Landdag, en door dezen met meerderheid van stemmen, en waar het de grondrechten des volks, der stenden of der enkelingen gold, met het eenstemmig goedvinden der stenden, worden aangenomen. Deze Finsche constitutie, door Alexander I plechtig bezworen, evenals door zijn verschillende opvolgers Nikolaas I, Alexander II, Alexander III en Nikolaas II, heeft zich gedurende vele jaren op regelmatige wijze kunnen ontwikkelen. Want zelfs onder den zoo autocratischen Tsaar Nikolaas I werd, wel is waar, de Finsche Landdag niet bijeengeroepen, maar overigens op geen enkele wijze aan de rechten van Finland geraakt. Het was voorbehouden aan den Tsaar Nikolaas II, om den eed, dien hij in 1896 op de constitutie van Finland had afgelegd, te verbreken, om deze constitutie en alles wat daarmede samenhing te behandelen als een ‘vodje papier’. En toch had Nikolaas II, bij de aanvaarding van zijn regeering, met bijzondere welwillendheid over de Finsche grondwet en de werking ervan gesproken. Hij had eenige beperkende bepalingen, | |
[pagina 275]
| |
die zijn vader, op initiatief van Pobjedonostzef had ingevoerd, wat de bevoegdheden van den Finschen Senaat betreft, herroepen, iedere bemoeiing van de regeering te Petersburg met de Finsche zaken verboden en in de troonrede, bij de opening van den Finschen Landdag in 1897, op sympathieke wijze belangstelling getoond voor het welzijn zijner Finsche onderdanen. Maar de gebeurtenissen zouden weldra de verwachtingen teleurstellen, die men van Tsaar Nicolaas en zijn denkbeelden had. De later zoo vaak en zoo duidelijk gebleken zwakheid en verregaande onbekwaamheid van dezen vorst was nog verborgen achter zijn welwillend optreden. Maar de donkere machten, die hun invloed zouden doen gelden en zijn regeering maken tot de meest noodlottige, die Rusland ooit had gekend, en haar zouden doen ondergaan in een bloedigen oorlog en een groote revolutie, waren reeds toen aan het werk. In 1898, nog geen jaar nadat de Tsaar den Finschen Landdag op plechtige wijze had geopend, werd een buitengewone zitting van dien Landdag bijeengeroepen, waarin een ontwerp van herziene legerinrichting werd voorgelegd, dat de rechten der Finnen zeer ernstig aantastte. Toen dit ontwerp door den Landdag niet werd aangenomen, verscheen een keizerlijk besluit, waarin werd verklaard, dat daar er een leemte was in de betrekkingen tusschen beide landen, voornamelijk voor zaken, de beide staten gelijkelijk betreffende, zulke zaken voortaan beslist zouden worden door den Keizerlijk-Russischen Raad, na ingewonnen advies van den Finschen Landdag. Wat dat beteekent zette prof. v.d. Vlugt in zijn brochure ‘Voor Finland’ aldus uiteen (pag. 9): ‘Wilt gij een staat zijn staatskarakter, zijn zelfregeering, zijn eigen heer- en meesterschap volledig ontnemen - geen eenvoudiger middel dan wat hier de raadsleden des keizers Z.M. met opzicht tot Finland hadden aan de hand gedaan. Ontkleed de opperste organen van hunne tot dusver geoefende bevoegdheid om zelven in laatsten aanleg de grenzen vast te stellen hunner bemoeienis; draag die bevoegdheid aan een ander over, desnoods aan denzelfden persoon, die vroeger ook al ‘den tittel op de i zette’, maar nu bijgestaan door vreemde raden. Zietdaar, uw toeleg is gelukt, het beoogde doel kon in beginsel niet volkomener zijn bereikt’. | |
[pagina 276]
| |
Dat gevoelden de Finnen als bij instinct. Zij begrepen, dat dit de geweldigste aanranding was, die hun Constitutie en hun fundamenteele wetten ooit hadden ondervonden. De troonrede, waarmede in Januari 1899, namens den Tsaar, de Finsche Landdag door den gouverneur-generaal Bobrikof werd geopend, kondigde het geschil duidelijk aan. In deze troonrede werd den Landdag alle wetgevend gezag ontzegd, en slechts een adviseerende waarde aan de besluiten der Finsche volksvertegenwoordiging toegekend. De Souverein sprak daarin niet meer als grootvorst van Finland, als een jaar te voren, maar als de Tsaar van Rusland, en behandelde Finland als een Russische provincie. En een maand later, op 15 Februari 1899, werd de beruchte keizerlijke oekase uitgevaardgd, door Nikolaas II onderteekend, maar opgesteld door een comité van acht leden, onder voorzitterschap van grootvorst Michael, als president van den Rijksraad, waarin werd bepaald, dat alle wetten en alle besluiten, het algemeen belang van het Rijk rakende, ook die voor speciale Finsche quaesties, zouden worden opgesteld door den betrokken Russischen minister, die daarvan mededeeling zou doen aan den Finschen staatssecretaris. De Landdag had niet langer het recht, de wetten te verwerpen of goed te keuren, evenmin als zij zouden worden bekrachtigd door den Senaat, uit de hoofden der Finsche departementen van Algemeen Bestuur samengesteld. Zij werden slechts om advies naar den Landdag verzonden en dan door tusschenkomst van den Russischen Rijksraad onderworpen aan den Tsaar, wiens beslissing ze rechtsgeldig maakte. Deze oekase had dus geen ander doel, dan het opheffen van de wetgevende bevoegdheid van den Finschen Landdag, het vernietigen van het Finsche zelfbestuur, het oplossen van het zelfstandige Finland in den Russischen staat. Dat was voor de Finnen een aanranding hunner rechten. Hun grijze staatsprocureur Söderhjelm poogde in een persoonlijk onderhoud met den Russischen gouverneur-generaal Bobrikof dezen een verklaring te geven van de ongerustheid zijner landgenooten, en zeide: ‘Excellentie! Ik kan mijn kind verliezen en ik zal diep verslagen zijn, maar ik zal mijn best doen mijzelf te blijven; ik kan mijn | |
[pagina 277]
| |
vrouw ten grave dragen, ik zal geheel gebogen zijn, maar ik zal pogen mijzelf weer op te richten. Doch mijn volk kan zijn recht op zelfregeering niet verliezen, of het is een gebroken volk; het houdt op zich zelf te wezen’. Tevergeefs waren zulke uiteenzettingen; tevergeefs de protesten van den Senaat en den Landdag, tevergeefs de eerbiedige adressen van honderdduizenden Finnen tegen dezen maatregel. Op een adres, dat door geheel Finland werd geteekend, waren binnen enkele dagen een half millioen handteekeningen geplaatst, dat is door een op de vijf inwoners, groot en klein, mannen en vrouwen. De afgevaardigden, die dit adres overbrachten naar Petersburg, werden door den Tsaar niet ontvangen. Een deputatie, bestaande uit den Franschen Senator Trarieux, den Nederlandschen professor van der Vlugt, den grooten ontdekker der noord-oostelijke doorvaart Nordenskjöld, den Turijnschen hoogleeraar Emilio Brusa, den Noorschen geoloog Brögger en dr. Norman Hansen, directeur der oogheelkundige polikliniek te Kopenhagen, poogde den Tsaar een adres aan te bieden, waarop handteekeningen voorkwamen uit alle landen van Europa; zij werd door den Tsaar niet ontvangen. Het was met de Finsche vrijheid gedaan! | |
II.Als het bevel van een nieuwen Gessler was het keizerlijk woord gehoord in Finland: ‘Ich will ihn brechen diesen starren Sinn,
Den kecken Geist der Freiheit will ich beugen,
Ein neu Gesetz will ich in diesen Landen
Verkündigen - ich will....’
En die keizerlijke wilsuiting had de verontwaardiging doen ontstaan in de harten der Finnen, de wanhoop ten top gedreven, de gevoelens van trouw en aanhankelijkheid in Finland doen verkeeren in haat. Maar daarvoor was de keizerlijke regeering ongevoelig. Zij had wel middelen om haar zin door te drijven, ook al zou de geheele bevolking van Finland zich verzetten. | |
[pagina 278]
| |
De gouverneur-generaal Bobrikof schorste de dagbladen, sloot de scholen, voerde een politie-regeering in, die alle vereenigingen en vergaderingen belette. Een schrikbewind werd ingevoerd, dat alleen afhankelijk was van de willekeur van den chef der politie en van den gouverneur-generaal. De leden van den Senaat werden vervangen door Russische regeeringscreaturen. De Finsche taal werd vervangen door het Russisch, de Finsche postzegels - laatste schijn van zelfstandig bestaan, - afgeschaft: de Russische roebel tegen gedwongen koers ingevoerd als wettig betaalmiddel. De Russische legerwet maakte een einde aan het bestaan der Finsche garde. De Finsche recruten moesten bij het Russische leger worden ingelijfd. Honderden en duizenden Finnen onttrokken zich door de vlucht aan de noodzakelijkheid, om in het Russische leger den Tsaar te moeten dienen, die de rechten van Finland zoo willekeurig had vernietigd. Een wet werd ingevoerd, waarbij bepaald werd, dat Russische ambtenaren in Finland konden worden aangesteld, zonder zelfs de Finsche taal te kennen. Integendeel - de Finnen moesten maar Russisch leeren. Het Russisch werd de taal, waarin op de scholen en lycea onderwijs moest worden gegeven. Dit alles wekte in Finland een storm van verontwaardiging, die zich uitte in gewelddadig verzet. De gouverneur-generaal Bobrikof werd doodgeschoten, evenals de procureur van den Senaat, Johansen. Nuttelooze staatkundige misdaden, die tot nieuwe represailles van Russische zijde aanleiding gaven.
Eenige jaren later was de toestand volkomen veranderd. De oorlog in Oost-Azië had de macht der Russische regeering gebroken; de opstanden in Rusland hadden tot gevolg gehad, dat de Tsaar eindelijk had toegegeven aan den drang van sommigen zijner raadgevers, en besloten had zijn land een constitutie, een vertegenwoordiging te geven. In het manifest van 19 Augustus 1905, door den minister Boeligin uitgevaardigd, werd Finland, evenals andere deelen van Rusland, uitgenoodigd afgevaardigden te zenden naar de Doema. Aan den Landdag van 1906 werden eenige belangrijke wetten voorgelegd. Maar de principieele tegenstelling tusschen den groot- | |
[pagina 279]
| |
vorst-Tsaar en den Landdag bleef bestaan. De Landdag eischte afschaffing der beperkende maatregelen, herstel der autonomie en van de bepalingen der Constitutie, in 1809 door Tsaar Alexander I te Borgå verleend. Om die eischen kracht bij te zetten ontstond een krasse oproerige beweging in Finland. De gouverneur-generaal Obolensky werd genoodzaakt te vluchten, en aan boord van de ‘Slava’ naar Petersburg te vertrekken. De toestand in Rusland was zoo verward, de toekomst zoo hopeloos, dat de Russische regeering geen andere keus meer scheen te hebben, dan toe te geven aan de Finsche eischen. Reeds vier dagen later werd het keizerlijk manifest uitgevaardigd, waarbij alle decreten, sedert 1901 uitgevaardigd, werden herroepen, en de Finsche Senaat werd uitgenoodigd een wetsontwerp op te stellen, voor een Finsche nationale vertegenwoordiging, op den grondslag van het algemeene kiesrecht, met uitgebreide volmachten voor den Landdag. De Finnen zouden weldra op wreede wijze worden genezen van den waan, dat zij hunne vrijheid hadden herkregen. De Russische regeering achtte zich niet gebonden door een overeenkomst die haar in een oogenblik van zwakheid was ‘afgeperst’ - zooals zij dat noemde. Zoodra de toestand in Rusland weer even van dien aard was, dat de regeering de handen kon roeren, werden de gunstige bepalingen, in 1905 in arren moede voor Finland uitgevaardigd, weder ingetrokken. De Russische ministers maakten er weer aanspraak op, over de Finsche quaesties te mogen meespreken, en de keizer verleende hun het recht (20 Maart 1908) om zich tusschen den Finschen Landdag en den grootvorst te plaatsen. Hij bepaalde, dat de Finsche autoriteiten, Senaat en Landdag, slechts door bemiddeling en onder toezicht van de Russische ministers, met den grootvorst mochten verkeeren. Natuurlijk lokte dit besluit weder protesten uit. Maar opnieuw kon Rusland met kracht tegen de Finnen optreden. Gouverneur-generaal Gebhardt moest aftreden en werd vervangen door generaal Beckmann, wat beteekende, dat het burgerlijk bestuur moest plaats maken voor den militairen dictator, die de methode-Bobrikof, maar nog wat willekeuriger en krachtiger, zou toepassen. De Senaat werd ontslagen en vervangen door personen, die in de | |
[pagina 280]
| |
Russische opvattingen deelden. Een commissie werd benoemd, uit zes Russen en vijf Finnen bestaande, om voorstellen te doen, over de toekomstige betrekkingen tusschen Rusland en Finland. In deze commissie, waarvan Charitonof de voorzitter was, stonden de beide groepen zoo scherp tegenover elkaar, dat aan een overeenstemming niet te denken viel. In de oogen der Russen was Finland niets dan een Russische provincie, en het was de taak der commissie vast te stellen, welke afzonderlijke rechten aan Finland, zonder schade voor het Rijk, zouden kunnen worden gelaten; de Finnen daarentegen bleven betoogen, dat Finland een autonome staat was, welks rechten zonder toestemming van den Landdag niet konden worden gewijzigd. De zes Russen verklaarden hun ontwerp voor dat der commissie, de vijf Finnen verklaarden zich, in de commissie en daarbuiten, tegen die opvatting. Zoo werd het ontwerp der commissie - dat wil zeggen der Russische meerderheid, - naar de Doema gezonden, en door deze aangenomen. Het was bij de behandeling van dit ontwerp, dat Stolypin de groote redevoering hield, die als een staaltje van Russische casuistiek is op te vatten. Daarin zeide hij: dat in Borgå slechts een autonome organisatie werd verleend, en dat voor de onderlinge verhouding het vredesverdrag met Zweden, waarbij Finland een Russische provincie werd, het eenige richtsnoer was. Deze redeneering is even zot, als die van de Russische regeering: de Tsaar, die aan Finland autonome rechten verleende, kan die ook vernietigen. De opvatting, dat de Tsaar boven de wet staat, dat hij die eenmaal zich zelf bond aan de wet, zich ook weer ontbinden kan, en dat een eed, door den Tsaar afgelegd, door hem niet behoeft te worden nageleefd, wanneer de omstandigheden dit noodig maken - zijn de groote oorzaken geweest van den smadelijiken val van het Tsaristische bewind. Maar toen de Tsaar nog heerschte en Stolypin zijn minister was, pogend goed te praten, wat de Panslavistische omgeving van den Tsaar noodig achtte, om de eenheid van Rusland tot stand te brengen, werd de stelregel gevolgd: dat Finland niet het recht had, zich te verzetten tegen maatregelen, die de regeering te Petersburg in het belang van Rusland noodig achtte. Dat was de geest der voorstellen, die aan de Russische Doema | |
[pagina 281]
| |
werden voorgelegd, en waarvan de aanneming den bekenden reactionairen afgevaardigde Poerisjkewitsj den kreet ontlokte: ‘Finis Finlandiae!’ En als een weerklank op die woorden, van opgeblazen zelfgevoel sprekend, klinkt nu de verklaring van den Finschen president: ‘Onze eeuwenoude drang naar vrijheid moet thans werkelijkheid worden. Het Finsche volk moet als onafhankelijke natie met de overige vrije volken worden gelijk gesteld’. Niet het einde der Finsche vrijheid, der Finsche onafhankelijkheid is gekomen, zooals Poerisjkewitsj verwachtte, maar het einde van de regeering der onderdrukkers, die de Finsche vrijheid wilden vermoorden; en als een Phoenix rijst thans de vrije, onafhankelijke Finsche republiek op uit de asch. Niet het ‘Finis Finlandiae’ is het laatste woord geweest, maar het: ‘leve de vrije Finsche Republiek!’ | |
III.Het was de Russische revolutie, die Finland de gelegenheid gaf de vrijheid te herwinnen. Zij stelde echter de Finsche staatslieden voor zeer moeilijke quaesties. Het land was bezet door een groot aantal Russische troepen, die het volk tyranniseerden, en het ontbrak aan de machtsmiddelen, om daartegen op te treden. Wel werden in der haast op verschillende plaatsen burgerlijke vrijcorpsen opgericht, om de rechten der bevolking te beschermen. Maar anarchistische elementen onder het gepeupel maakten gemeene zaak met de gedemoraliseerde Russische soldaten, die zij ophitsten en onder wier bescherming zij driester durfden optreden. De gouverneur-generaal Stakowitsj zag al evenmin als zijn opvolger Nekrassof kans, om de orde te handhaven. Daarbij kwam de dreigende hongersnood, die den toestand nog moeilijker maakte. En terwijl in Rusland het ontbindingsproces in de geheele maatschappij voortging, deden de Finsche staatslieden het hunne, om de zelfstandigheidsverklaring van Finland voor te bereiden. Twee wetsvoorstellen werden opgemaakt, waarvan het eene de stichting der Finsche Republiek bepaalde, het andere bestemd was | |
[pagina 282]
| |
de verhouding tusschen Finland en Rusland te regelen. Het eene voorstel werd bij den Finschen Landdag ingediend, het tweede was bestemd voor de Russische Constitueerende Vergadering. In het eerste voorstel werd bepaald, dat de wetgevende macht zou berusten bij den Landdag en den president van de republiek, en de uitvoerende macht bij den president en den ministerraad samen. Verder luidde het, dat de president voor een tijdperk van zes jaar gekozen zal worden, en 28 April zijn functie zal aanvaarden; hij zal in vredestijd opperbevelhebber van Finland's gewapende macht zijn; vraagstukken in verband met de Russische regeering zullen door den president in overleg met den ministerraad behandeld worden. De ministers zullen door den president worden benoemd. Over het geheele land wordt de dienstplicht ingevoerd. De grondwet stelt den nieuwen regeeringsvorm vast en heft de oude wetten over den politieken regeeringsvorm op. Het andere wetsvoorstel, dat de verhouding tot Rusland behandelt, verklaart, dat Finland met Rusland vereenigd blijft, maar met eigen wetgeving, eigen regeering, alsook met onafhankelijke wetgevende en uitvoerende ambtenaren. De quaestie van vrede en oorlog geldt voor beide landen gemeenschappelijk en wordt in overeenstemming met de Russische grondwet opgelost. Traktaten met vreemde staten worden door Rusland gesloten, wanneer de regeling er van, door dat land, niet aan de Finsche regeering overgelaten wordt. Zoo naderde voor Finland het tijdstip, waarop de nieuwe verkiezingen voor den Landdag plaats zouden hebben; op 9 October was de uitslag ervan bekend. De socialisten leden ditmaal de nederlaag en verloren de volstrekte meerderheid, die zij voorheen in den Landdag bezeten hadden. De nieuwe Landdag was als volgt samengesteld: 95 socialisten, 65 leden van het burgerlijk blok, 18 leden van de Zweedsche partij en 22 agrariërs. De socialisten verkregen 316,922 stemmen, de burgerlijke partijen 213,502. Deze nieuwe landdag, waarin de burgerlijke partijen een kleine meerderheid hebben, aanvaardde het door de Petersburgsche regeering verkondigde beginsel van de rechten der volken, om zelf over hun lot te beschikken, en kondigde op grond daarvan, op 7 December, eenstemmig de volkomen onafhankelijkheid van Finland af. | |
[pagina 283]
| |
De mededeeling, daarvan gedaan aan de Maximalistische regeering te Petersburg, werd door deze beantwoord met de verklaring, dat de Russische regeering de volkomen vrijheid en onafhankelijkheid der Finsche Republiek erkent. En nu reeds hebben Zweden, Noorwegen, Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en Frankrijk de Finsche Republiek erkend. Het bestaan van de Finsche Republiek is dus verzekerd, zeide staatsraad Hjelt, wanneer tenminste de toestanden in Rusland zich kunnen bevestigen en indien werkelijk de revolutie aan de oude imperialistische uitbreidings- en russificeeringsplannen een einde heeft gemaakt. Het einde der monarchie in Rusland, het verdwijnen dus van den grondslag van de vroegere verbinding tusschen Rusland en Finland, die naar het woord en de zienswijze van Alexander I slechts een persoonlijke was, hebben de beslissing van regeering en volksvertegenwoordiging in Finland voldoende gerechtvaardigd; en zij verwachten daarom te recht, dat de groote mogendheden van Europa den nieuwen toestand zullen erkennen, en den nieuwen, souvereinen staat der Finsche Republiek zullen opnemen in den Europeeschen Statenbond. Het feit, dat deze Republiek zich zelf in staat acht, om zelfstandig te bestaan, en alle noodige organische voorwaarden bezit, om die zelfstandigheid te kunnen uitoefenen, acht de Finsche regeering voldoende aanleiding, om met vertrouwen het antwoord van de Europeesche staten tegemoet te zien en de beslissing van de conferentie, die het toekomstige lot van Europa zal regelen, af te wachten, overtuigd, dat die beslissing voor Finland niet anders dan gunstig zal zijn. |