tezamenbracht, in hun als Gallische vlotheid en radheid den indruk van een prettig-bezighoudenden, suggestieven wolken-optocht, waarvan de werking u nog bijblijft en gelukkig maakt, ook nadat hij verdween.
Van Genderen's luchtigheid, die hem zelfs schijnt bij te blijven, als zijn onderwerpen iets tragisch' krijgen, is zijn dadelijk opvallende en aangenaamste eigenschap, te aangenamer omdat zij zeldzaam bij ons is. Hollandsche auteurs toch hebben, in overeenstemming met ons volkstemperament, in niet weinig gevallen, iets looms en gewichtigs, iets als achttiende-eeuwsch bedachtzaams, waardoor zij maar heel langzaam voortkomen in hun vertelling of hun betoog. Let wel, die langzaamheid van voortbeweeg heeft weinig te maken met de verdiensten van den auteur.
Bij de besten van vroeger, bij onze klassieken, komt zij even goed voor als bij sommige modernen. Waar deze een preciese beschrijving willen geven, trachten zij dit te bereiken b.v. door een bijeenzetting van adjectiva, die onderling niet zoo heel veel in beteekenis verschillen, voor één enkel zelfstandig naamwoord, waardoor de aandacht van den lezer onwillekeurig verflauwt, omdat er telkens de ongeduldige gedachte in hem moet opschieten: nu ja, dat weet ik al, dat heeft de schrijver al gezegd.
Zóó nu, heb ik een oogenblik gedacht, zou óók het boek van van Genderen moeten wezen, want het begin-stukje ‘Een Misdeelde’, leek mij aan het zelfde euvel te lijden, toen ik het te lezen begon. Ik werd sterk-getroffen door het sentiment dat iets Alfred Valettiaansch scheen te hebben, maar ‘het bleeke levenlooze licht,’ ‘sjovel en uitgedragen ondergoed’ en andere dergelijke, waarbij telkens het tweede adjectief maar weinig nieuws bij het eerste voegt, en in het algemeen, de heele stelmanier, die mij voorkwam met al zijn knapheid, iets al te bewust-gewilds te hebben, deden mij vreezen, dat het boek zou lijden aan het gebrek van te weinig door-en-door gevoelde, onbewust-psychische spontaanheid, dat een kunstenaar voor alles te vermijden heeft. Doch, gelukkig, hoe verder ik kwam in den bundel, hoe beter hij mij ging bevallen, en ik besloot dus maar te denken, dat dit openingsstuk ‘Een Misdeelde’, ook het oudste van den auteur, en dus, qua schrijfwerk, het minst geslaagde zou zijn.