De Nieuwe Gids. Jaargang 27
(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 456]
| |
Varium.Parnygraphie - Pornographie? Het is gebeurd, onlangs, zóó kort nog maar geleden, dat iedereen het zich herinneren zal, het is werkelijk gebeurd, dat, in onze goede stad 's-Gravenhage, een welbekende Leidsche firma van auctionnarissen, door de rechtbank aldaar, veroordeeld is (elk der leden) tot f 25. - boete of 10 dagen hechtenis, wegens het openlijk aankondigen van... La Guerre des Dieux van Parny, - als zijnde aanstootelijk voor de eerbaarheid. La Guerre des Dieux anciens et modernes van Evariste Parny, le premier poète élégiaque françaisGa naar voetnoot1), het werk, waarin brille un talent poétique de premier ordre, et qui est considéré comme le meilleur poème de la langue française, après La Pucelle de Voltaire, hier te lande veroordeeld, als aanstoot gevende aan de eerbaarheid! Let wel: de eerbaarheid, niet den godsdienstigen zin (wat zeker te danken is aan het feit, dat de laatste zang eindigt met Le triomphe du christianisme over de heidensche goden, Jupiter, Odin enzoovoort, en ... ce seul cri retentissait dans l'air: maar, indien dit boek ‘aanstootelijk voor de eerbaarheid’ blijkt te zijn, dan vraagt men zich verwonderd af, waarom juist de schrijver Parny moest worden veroordeeld, en zoovele anderen (laat mij voorzichtigheidshalve geen namen noemen!) vrij uit kunnen gaan. Want heusch Parny is verreweg de ergste nog niet. Heeft Sainte Beuve, - een, geloof ik, wèlgeacht en vertrouwbaar beoordeelaar, niet over hem gezegd: Récitez à une jeune fille naïve une élégie de Lamartine, si belle qu'elle soit, et une élégie de Parny, vous verrez laquelle elle comprendra, laquelle elle retiendra...? Welnu dan? waarom ons belet Parny te kennen, een dichter, ook door | |
[pagina 457]
| |
Chateaubriand gewaardeerd: ‘Je n'ai point connu d'écrivain’, zegt deze, ‘qui fût plus semblable à ses ouvrages: poète et créole, il ne lui fallait que le ciel de l'Inde, une fontaine, un palmier et une femme.’ Nietwaar, het beeld, dat Chateaubriand, - een, ook op zedelijk en godsdienstig gebied, vertrouwbaar beoordeelaar! - ons van Parny ‘ophangt’, is niet zoo heel afschrikwekkend? Begrijpt gij het, begrijpt iemand het, waarom juist Parny de rol moet spelen van het zwarte schaap...? Neen natuurlijk, gij begrijpt het niet, en niemand begrijpt het, wijl de wegen der Heilige Hermandad ‘ondoorgrondelijk’ zijn. Gij herinnert u nog wel, het geval met de verboden briefkaarten, en gij vraagt u af, waarom een sportfiguur als de Discuswerper, een afbeelding van een Moeder, die, terwille van een practisch en hoogst zedelijk doel, zich wat laag heeft gedecolleteerd, in staat is ‘de jeugd te prikkelen’, terwijl de plaat His first love, waarop twee kindertjes elkander kussen, een blondkrullig coquetje, en een knap en ernstig jongetje in een matrozenpak, - men zou zoo zeggen een voorbeeld en aansporing voor de jeugd! - niet schadelijk schijnt te worden geacht, maar overal gezien en juist zoo ‘snoezig’ (wat de plaat dan ook is) gevonden, en met zulke verteederde oogen bekeken wordt! Waarom, vragen wij alweder, dát heeft ons toch ten zéérste verbaasd! een premie gesteld op het aanwijzen van ooievaars-roovers, terwijl een land toch niet zedelijk kan worden genoemd, zoolang het niet gezuiverd is van dit bij uitstek onzedelijke dier! Is het niet inconsequent, en zou men niet éér verwachten, dat er een premie werd gesteld, op het rooven van een ooievaar? De wegen der heilige Hermandad zijn en blijven ‘ondoorgrondelijk!’ Want, - foei, ik bloos, nu ik het woord neerschrijven zal, - want... nog altijd groeit de... kool, (oef! het is er uit!) weelderig op uitgestrekte velden, en is zelfs het graag-gegeten wintervoedsel van ons gansche volk. Neen, zoolang de kool (hè, wat een invulgair woord, chou klinkt toch nog beter) nog in volle vrijheid groent en roodt en geelt, zoolang is er, wij zeggen het met ‘bloedend’ hart, nog something rotten in the state, dat de krachtige hand der voormelde Hermandad eischt, om met wortel en kroon te worden uitgeroeid. Waarom, gaat gij onwillekeurig voort met vragen, als Parny | |
[pagina 458]
| |
niet toegelaten kan worden, dan wèl b.v. die ontzettende ‘verklarende’ woordenboeken en dictionnaires geduld, waarin men alle ‘gemeene’ woorden onomwonden genoemd vindt, en zelfs met een uitlegging erbij! Waarom überhaupt de geheele Fransche taal hier geduld, - want wie geen Fransch kent, zal de Guerre des Dieux niet lezen, - Fransch verstaan is dus in eersten aanleg de oorsprong van het kwaad! en veroorloofd, dat deze taal hier bijna het burgerrecht heeft verkregen, en in de hoogere kringen als omgangstaal werd gebruikt, ja, zelfs zóó algemeen is geworden, dat die hoogere kringen nu weer het Engelsch prefereeren! In 't geheel geen lezen leeren zou misschien nog het állerverstandigste zijn, - maar een mensch kan dan toch nog hooren en zien, en ooren en oogen vangen, helaas, zelfs zonder het te willen, zooveel onzedelijks op... Kom, laten wij geen halve maatregelen nemen, en radicaal het middel toepassen, het eenige, dat waarlijk helpen kan, namelijk, zoodra een mensch geboren wordt, hem in een narcotischen slaap brengen, en hem daarin houden, gedurende zijn geheele leven. De anaesthetisten-zelf kunnen de kuur natuurlijk niet op zichzelven toepassen, - maar ik twijfel niet, of er zullen helden gevonden worden, die deze dankbare taak willen op zich nemen, immers, ten allen tijde zijn er edele zielen geweest, die martelaren van hun overtuiging wilden zijn. En lang zullen zij hun eervollen arbeid niet hebben te vervullen, want in minder dan geen tijd zal alle leven (o, gelukkig, want in alle opzichten is ‘leven’ onzedelijk) van den aardbol verdwenen zijn. Het is werkelijk niet, dat wij ‘gekheid’ maken. Integendeel, wij zijn in hoogen ernst. Wij hebben eenvoudig willen aantoonen, dat een Zedelijkheidswet, die haar actie niet tot de uiterste consequentie kan doorvoeren, feitelijk niets bereikt. En dat het onmogelijk is, om tot de verste grenzen te gaan, hebben wij hierboven bewezen, immers, het oorspronkelijkste levensprincipe zou daardoor worden aangetast: Nec amare decebit... Om terug te keeren tot onzen Parny: wij eindigen met de woorden, die Sainte Beuve over hem sprak: ‘Je ne crains pas le sourcil jaloux des censeurs; qu'ils viennent se montrer, s'ils osent... Je les renverrai, non pas couronnés, mais fouettés de roses’.
N.G. |
|