| |
| |
| |
Een boek over J.K. Huysmans door Frans Erens.
Uitstekende levensbeschrijvingen van merkwaardige mannen of vrouwen behooren tot de meest instructieve lectuur. Het werk van Gustave Geffroy over Blanqui werd indertijd door een fransch litterator van naam tot een der tien mooiste boeken van de negentiende eeuw gerekend, doch was, naar mijne meening, van te speciaal en beperkt belang, dat iedereen met dit oordeel zou kunnen meegaan. De opzet, de degelijke en conscientieuze behandeling voldeden aan de eischen en zouden kunnen dienen als model. Eene volledige biographie van Goethe, welke aan iederen eisch voldoet, hebben wij niet. Die biographieën zijn of te kort en te summarisch, of de auteur stond niet op eene genoegzame hoogte om den reus met zijn verrekijker te kunnen benaderen, en de al te groote bewondering ontnam hem het noodzakelijke zelfbezit van zijn geest. Zoo werd de groote biographie door Bielschowski slechts een welverdiende huldetoast aan den kolossus van Weimar. Een der beste en degelijkste biographieën, welke er bestaan, is zeker die van Johnson door Boswell. Maar wie heeft nog in onzen tijd het geduld ze te lezen?
Een paar jaren geleden werd er in de fransche en in de couranten van andere landen gemeld; dat Jean de Caldain, de particuliere secretaris en vriend van Huysmans eene groote levensbeschrijving van den auteur van ‘A Rebours’ zou publiceeren. Daarvan kwam niets, en zooals ik heb vernomen, zou deze heer zijn plan hebben opgegeven. Men mompelde allerlei en de levensbeschrijving blijft uit. Doch nu is bij den bekenden antiquaar en uitgever Charles Bosse een klein boekje verschenen van Gustave Coquiot, dat den veel belovenden titel voert: Le vrai Huysmans. Coquiot heeft dezen
| |
| |
zeer goed gekend in zijne laatste jaren, was een echte famulus van den meester, kwam gedurende eenigen tijd bijna dagelijks bij hem, ging met hem den apéritif nemen en 's avonds in een stil café van den linker Seine-oever een bock drinken. Tegenover hem liet Huysmans zijn meest verborgen opinies los, aan zijn sarcasme den meest vrijen loop. Iedereen wist wel hoe Huysmans was, maar iedereen wil wel nog eens gaarne de bijzonderheden vernemen van zijn merkwaardig gedrag, van zijn karakter, van zijn levensintimiteit.
Dit boekje brengt nu wel wat, zelfs veel, maar wij meenen bij het lezen, lang niet genoeg. Daarenboven verrast de auteur niet door een diep inzicht in de ziel van zijn model, maar vertelt hier en daar vrij oppervlakkig, aan ons zelf overlatende uit de gegevens onze conclusies te trekken.
Een prachtige figuur die Huysmans! Met den eenen voet staat hij in de volle realiteit van het moderne leven en met den anderen zet hij zijn stap naar het audelà der mystiek. Zijn kritiek, vooral neergelegd in ‘Certains’ is zelf een meesterstuk van visie. Wat is hij onverbiddelijk geweest haast voor iederen schrijver en schilder! En toch zij verdienden het bijna allen, die troep fransche schrijvers van den huidigen dag: Ellendige arrivisten, die wanneer hunne bronnen van gedachten en sensaties waren uitgedroogd, zich wierpen op de Politiek met haar ‘amas d'infamies’ en die wanneer zij geen apostaten waren der litteratuur, zoozeer verlitteratuurden, dat er niets menschelijks meer aan hen overbleef. Hij is blijven knorren en morren, omdat hij boven al die peuteraars en grootsprekers stond en zich voelde staan en om niet meer in hun ijdeltuitig gezelschap te vervallen zocht hij het hooger op en daar heeft hij reëel gevonden bij de H. Theresia en St. Jean de la Croix voor de leer en bij de H. Lidwina voor de praktijk. Leven is voelen en voelen is oneindig in nuances en verschil. Het voelen begrijpen kunnen wij niet, wij verstaan en benaderen en gelooven alleen. Door welke mysterieuze macht is hij tot het voelen der heiligen gekomen? De geloovige heeft daarop maar één antwoord en dat antwoord was dat van Huysmans: de genade. Zijn vrienden van vroeger begrepen hem niet meer, maar eerbiedigden het mysterie van het menschelijk lot. Zijn vrienden waren immers geen gewone menschen, geen presidenten van politieke banquetten,
| |
| |
geen dansers in den heksensabbath van het arrivisme, geen kruipers voor hertogen en millardairs, maar zij behoorden tot de kleine gemeente, die het duurzame zoekt en zich bezig houdt met het ware goud in dit leven van zijn valsche ingredienten te ontdoen.
Meestal zijn de werken van een schrijver interessanter dan zijn levensloop, dan zijn psychische evolutie, dan zijn afkomst, dan zijne familie, dan zijne preferenties van smaak, in het litteraire of in de kunst en wetenschap in het algemeen, dan zijn preferenties van smaak in eten en drinken, maar toch bij eenige schrijvers treedt de persoon boven de werken uit, verheft zich soms ten koste van de werken. Bij Zola is dit laatste niet het geval. De persoon Zola was niet zeer merkwaardig, ten minste in verhouding tot zijn werk. Bij Huysmans is de persoon even belangrijk als het werk. Deze man, die iederen dag op een bureau zat en zelden of nooit reisde, altijd de zelfde straten liep, heeft heel Europa verbaasd en geinteresseerd, door zijn buitengewone zielshoedanigheden, door zijn woorden, door zijn bekeering niet alléén tot het gewone katholicisme, maar tot het hyper-katholicisme, van den echten heiligen mensch. Het eigenaardige van Huysmans is zijn vasthouden aan zijn eenmaal begonnen levensgewoonten. In dat opzicht was hij dezelfde bij zijn dood als dertig of veertig jaren vroeger. Er zijn menschen die niet van gewoonten veranderen en men is verwonderd hoe zij steeds de zelfden blijven, en sinds jaren en jaren op hun ouden dag handelen zooals zij deden, nadat zij het college of het gymnasium verlieten. Jean Moreas kwam in 1882 dagelijks in den café Vachette op den boulevard St. Michel en in 1909 zag ik hem terug en hij vertelde mij dat hij bijna dertig jaren lang dagelijks daar bezoeker was geweest. Sainte Beuve die toch veel had doorleefd en meegemaakt veranderde nooit van woning gedurende zijn lang leven.
Huysmans nog meer dan Moreas was een hardnekkige. Moreas had de ambities van een arrivist. Hij had zoo graag lid van de Academie geworden. Verlaine zelf, hoe weinig hij er den schijn van had, was vol eerzucht. Alleen offerde hij die soms op aan de vrouwen. Ik weet niet of ik het mis heb, maar Huysmans was te hoogmoedig om eerzuchtig te wezen. In zijn tegemoetkomingen aan de wereld ging hij alleen tot de grens van het strict noodzakelijke, maar op die grens snauwde hij ieder af, die meer van hem verlangde. Hij was een secure waakhond in zijn eigen sfeer
| |
| |
en heeft zijne persoonlijkheid zoo manmoedig verdedigd, zijne zielsomgeving zoo schoon geveegd van onbehoorlijke indringers, dat hij in vrijheid zijne ziel kon wenden, waarheen hij wilde, de vleugelen dier ziel kon uitslaan om de hoogte in te gaan, zich zelf uit die hoogte te zien in den afgrond van zijn verleden. Zoo zag men die opzienbarende bekeering en zijne vlucht naar de landen der mystiek. Daar heeft hij naar het schijnt begrepen, wat een heilige is en dat begrip is voor hem geen ijdel woord gebleven, maar hij heeft gevoeld wat een heilige was. Dit is hetgeen wij weten: wij veronderstellen, dat hij de genade ontvangen heeft om zijn leven daarnaar in te richten.
Het is wel een vreemd iets. Twintig jaren geleden scheen Zola zooveel grooter, zooveel beter schrijver dan Huysmans. Wij stonden toen vlak voor hunne hoogten. Maar nu zien wij hen op afstand en uit de verte en nu is er niet zoo een onderscheid meer. Integendeel wij hebben alles te zamen genomen nog meer aan het werk van Huysmans dan aan dat van Zola. Deze blijft schitterender, dat is ontegenzeggelijk, toch is de auteur van A vau l'eau de belangrijkste van de twee. Ja dit kleine boekje is een onsterfelijk meesterstuk; de trouwe uitbeelding van den einde-negentiende-eeuwschen celibatair, zoo diep ingaand doorploegd van triestheid, zoo vol weemoed en toch zoo vreemd aan alle sentimentaliteit. A rebours is een zoo merkwaardig boek als Zola er geen heeft voortgebracht, en dan La Bas en En route, en Certains! Stellig ja, zij zijn niet mooier die boeken van Huysmans dan die van den geschiedschrijver der Rougon-Macquard, doch zij verraden meer innerlijk leven en de ideeën en gestalten, die er zich in bewegen, hebben een ruimer terrein van sensaties en verscheidenheid. Niettegenstaande het groot verschil met Flaubert is er toch met hem die overeenkomst, dat zij beiden in hun werk eene grootere afwisseling hebben gebracht dan Zola, die in zijn arbeid meer uniformiteit en daardoor meer eentoonigheid heeft ontwikkeld.
Alhoewel het werk hier het belangrijker gedeelte is voor de litteratuur, is toch ook de mensch Huysmans eene zoo merkwaardige geweest, dat zijn leven eene bestudeering overwaard is. Daarvoor heeft nu Coquiot eene bijdrage geleverd, waaruit wij wel wat kunnen leeren, doch wij verlangen meer dan dit boekje ons biedt. Wij zijn den man niettemin dankbaar voor het gebodene. Doch
| |
| |
bij eene tweede uitgave vulle hij aan, wat hij maar ten halve heeft gezegd. Er zijn overigens in den laatsten tijd in Frankrijk meerdere kleine boekjes en brochures over den auteur van ‘En route’ uitgekomen, doch geene geeft nog dat compleet overzicht van zijn werken en van zijn leven.
Dat werk en dat leven is als uit een stuk gegoten. Zij zijn innig verbonden: Steeds vinden wij Huysmans terug, in zijn romans van vroeger even goed als in die van zijn later leven. Des Esseintes is de zelfde als monsieur Folantin en Eugene Legantel is niemand anders als Durtal. Cyprien Tibaille uit Les Soeurs Vatard is niemand anders. Het geheel omvat de evolutie van een 19de fin de siècle mensch, die boos en nijdig over zijn eigen zwakheid, de sterkte bezat zich zelf te overzien en zich te wreken over den gelukkiger begaafden, door dien reflex in een prachtserie van woorden te uiten, omdat hij de grenzen der gelukkigen dezer wereld even goed overzag, als de zijne. Hij kon aan de gelukkigen hun geluk niet vergeven en daarom ontnam hij hun in aanzien, wat hij kon. Hij toonde in hen aan het slechte en ijdele en toen hij in de katholieke kerk een bondgenoot vond in de verachting dezer aarde, in de afstraffing van de hoogmoedige gebaren en het zingenot, wierp hij zich in den schoot dier kerk, die meer dan eene andere gemeenschap toegeeflijk is als eene moeder. De openbare biecht was voorafgegaan: die biecht, dat is het compleete werk van Huysmans, waarin hij aan de menschheid zijn zonden en zijn tekortkomingen ontvouwd heeft. Omdat de litteraire wereld in Frankrijk zoo achteruitgaande is in de laatste jaren: de roman gezonken tot gewone feuilleton-productie; het tooneel niet meer in vergelijking kan komen zelfs met den tijd van Labiche, omdat de dichters elke individueele uiting missen en wat vaagheid en banaliteit hullen in enigmatieke rythmen, terwijl deze troep baantjes-, lintjens- en vrouwenjagers optrekken door de straten van Parijs met de leus van vivre sa vie, die zij meenen dat van Nietzsche afkomstig is, doet het goed en weldadig bijna aan in stilte ver van dien troebelen en corrupten menschenstroom een boek van Joris Karl Huysmans te volgen, die met zijn geesel en roede tuchtigt niet alleen,
maar ook in zijn ‘En route’ en ‘Sainte Lydwine’ wijst naar de vrije en opene hoogvlakte.
De fransche litteratuur heeft in de laatste vijftig jaren ver- | |
| |
schillende roomsche boet-predikers gehad. Vroeger stond dat soort menschen op den kansel. Velen hebben in onzen tijd de pen en het papier ter hand genomen. De hevige en breed aangelegde polemist Louis Veuillot, de zachte, sublieme Ernest Hello, de ridderlijke Barbey d'Aurevilly, de nijdige Huysmans. Zij zijn allen dood nu. Er leeft er nog een van het ras: de ongemeene, verwrongen stylist Leon Bloy, wiens volzinnen eenen zoo weelderigen rijkdom hebben, zoo overstelpend zijn van ideeën, dat zij vermoeiend werken, indien men er lang bij stilstaat. Ja, Leon Bloy maakt den indruk van een fou furieux, en toch bij aandachtige lezing en na eenigszins aan het geluid en gehamer zijner knodsslagen gewend te zijn, kan een zekere bewondering voor hem niet uitblijven. Huysmans verkropte zijn woede meer in zijn binnenste, Bloy zijn vroegere vriend en vijand tevens brult dien uit zonder schaamte. Huysmans was een angstige, hij durfde niet gaan buiten zijn kring, buiten den dwang zijner betrekking van employe van het ministère de l'Intérieur, buiten zijn straat, buiten zijn quartier: Bloy voelt zich als niets hebbende te verliezen, als de anarchist van de daad, die niets liever doet dan het vernietigen van alles wat ligt op zijn weg. En toch is Huysmans mij liever dan Bloy, omdat hij meer nadenkt en beter overweegt en daarom verder ziet.
|
|