| |
| |
| |
Bibliographie.
Robert Browning.
Robert Browning, de zoon van een beambte aan de Engelsche Bank, die gehuwd was met de dochter van een Dundee'schen reeder, Wiedemann genaamd, werd geboren te Camberwell, den 7en Mei 1812. Als jongen was hij sterk en flink ontwikkeld; hij hield veel van talen en muziek, schreef, op zijn twaalfde jaar, Byroniaansche verzen, en dweepte op zijn veertiende met Shelley en Keats; Shelley was het, naar wien hij zich richtte, in het eerste gedicht, dat hij publiceerde Pauline. Ook stond hij onder den invloed van de colleges in het Grieksch, die door George Long aan het University College werden gehouden, en van een vriendschap met Alfred Domett, een dichter van Nieuw Zeelandsche tooneelen en avonturen, die de Waring is uit Brownings Dramatic Romances and Lyrics, welk gedicht een zeer levensware schets van Domett geeft.
Toen hij ongeveer twintig jaar was, kwam hij met zijn vader overeen, dat hij zich niet in het bizonder op de kunst zou toeleggen, maar eerst zorg dragen voor zijn algemeene ontwikkeling, waardoor dan vanzelf zich wel zijn kunst zou openbaren. In December 1832 voltooide hij zijn eerste gedicht Pauline, het fragment van eens dichters bekentenis aan de vrouw, die hij liefheeft; geschreven is dit in Shelleyaansche rijmlooze verzen, en het is vol van lyrische ontroering en sterke verbeeldingskracht. De schoonheid der zegging maakte zoo'n indruk op den jongen Rossetti, dat deze het geheele gedicht overschreef van het exemplaar, dat zich in het Britsch museum bevond.
Van 1833-'34 maakte Browning een Europeesche reis, om zijn opvoeding te voltooien; hij bezocht Petersburg en het Noorden van Italië; en in de lente van 1835 deed hij het licht zien Paracelsus, waarover hij twee jaar had gewerkt.
| |
| |
Het karakter van Paracelsus, als dat van een pionier van nieuwe wetenschappelijke denkbeelden, wordt ontwikkeld in den vorm van een dialoog tusschen Paracelsus en zijn vrienden, Festus, en diens vrouw Michal, en Aprile, een Italiaansch dichter, die een vage vóórschaduwing van Sordello is. Paracelsus is opmerkelijk door verschillende zeer-oorspronkelijke en zeer-expressieve regels, door vier ingevoegde lyrische verzen van groote schoonheid, en doordat het alreeds de openbaring geeft van de voorkeur voor geleerde onderwerpen en ongewone lectuur, die zoo karakteristiek voor Browning is.
In 1835 maakte Browning kennis met Macready, en het resultaat daarvan was een verbazingwekkende tentoonspreiding zijner snelgroeiende analytische krachten, in het vijf-bedrijvig drama in rijmlooze verzen: Strafford. Dit werk werd in 1840 gevolgd door het zware en ietwat onbegrijpelijke, psychologische epos Sordello. De onbegrijpelijkheden werden in hoofdzaak veroorzaakt door een te groote snelheid en onsamenhangendheid in zijn wijze van denken, en kunnen hem dus niet zoo zeer als fouten worden aangerekend. Evenwel Browning zelf noemde, aan het eind van zijn loopbaan, slechts half ironisch, Sordello ‘absoluut onverstaanbaar.’
Thans naderen wij tot het zeer bizondere en fraaie drama, dat men een ‘poppen-spel’ zou kunnen noemen Pippa passes, welk werk, zooals door bijna iedereen wordt toegegeven, het meest volmaakte is van Brownings langere gedichten. Het hoofd-motief, dat van het kleine Asolo'sche zijdeweefstertje, Felippa of Pippa, die ‘voorbijgaat’ van het eene tooneel naar het volgende, en zonder het zelf te weten invloed uitoefent op de eene groep na de andere, alleen door de zangen, die zij uitjubelt in den nieuwjaarszonneschijn, - zegt men, dat in Browning opkwam, toen hij eens een wandeling maakte in een bosch bij Dulwich. Tevreden met haar leven van moeitevollen arbeid en haar enkelen jaarlijkschen vrijen dag, springt Pippa uit haar bed in haar zolderkamertje, vast-besloten niet één greintje van haar twaalfurigen vrijheidsschat te verspillen.
Pippa passes werd in 1841 uitgegeven als no. 1 van een serie dichtwerkjes, Bells and Pomegranates genaamd; zestien pagina's in twee kolommen klein gedrukt voor dertig cent. De latere deeltjes hadden meer bladzijden, en werden verhoogd in prijs. In snelle
| |
| |
opeenvolging verschenen: King Victor and King Charles (1842) Dramatic Lyrics, waarbij o.a. Cavalier Times, My last Duchess, Johannes Agricola, The pied Piper (1842) The Return of the Druses (1843) A. Blot in the 'Scutcheon (1843) Colombe's Birthday (1844).
The Blot in the 'Scutcheon was een tragedie in drie acten, die door Macready in Drury Lane werd ten tooneele gebracht. De dichter en de dirigent hadden er een discussie over, want Browning meende, dat er niet half genoeg gedaan was, om het succes te verzekeren. Ofschoon Browning zelf bekende: ‘Als applaus hetzelfde is als succes, dan had dit verminkte en mishandelde stuk zeker succes genoeg.’ Phelps, die tezamen met Miss Helen Fawcit de hoofdrollen vervulde, deed het in 1848 te Sadler's Wells opnieuw vertoonen; wederom werd het toegejuicht, maar bleef toch slechts een paar avonden op het repertoire. Colombe's Birthday werd eerst in April 1853 opgevoerd, in het Haymarket Theatre.
In den herfst van 1844 bezocht Browning voor de tweede maal Italië. Het volgende jaar deed hij het zevende nummer van de Bells and Pomegranates verschijnen, dat bewonderenswaardige deel Dramatic Romances and Lyrics. Dit bestond, evenals de Dramatic Lyrics van 1842 uit korte gedichten, en bevatte de meeste, die in bloemlezingen worden herdrukt, o.a. de aangrijpende ballade: How they brought the good News from Ghent to Aix; en The Italian in England; The Englishman in Italy; The Tomb at St. Praxed's; The lost Leader; Time's Revenge; Pictor Ignotus; Home Thoughts from abroad.
In 1845 maakte Browning kennis met zijn toekomstige vrouw, Elisabeth Barrett Moulton Barrett (1806-1861) zelve een hoogstaande dichteres, die toen reeds bekend was door haar The Seraphim (1838) en Poems (1844).
Zij was een vrouw met een zeer teer en zwak gestel, die het grootste deel van haar leven liggende op een sofa doorbracht. Haar vader was er sterk tegen, dat zij een werkzaam leven zou leiden; hij vreesde, dat hij haar zou verliezen, en stond haar dus niet toe, in het huwelijk te treden, zelfs niet om voor haar gezondheid op reis te gaan. Van Browning zeide hij: ‘Ik heb niets tegen hem, maar mijn dochter moest liever aan een andere wereld denken!’ Het was totaal hopeloos, om te denken, dat
| |
| |
ooit zijn toestemming tot dit huwelijk zou kunnen worden verkregen; dus trouwden Browning en Elisabeth in het geheim in de Marylebone Parish Church, den 12en September 1846. Enkele dagen later verlieten zij samen Engeland. Maar hoewel Elisabeth's gezondheidstoestand daarna aanmerkelijk verbeterde, en het huwelijk volmaakt gelukkig was, kon haar vader haar deze daad toch nooit vergeven. Haar brieven las hij niet eens. De beide dichters gingen eerst naar Pisa, daarna naar Florence, waar zij ten slotte hun intrek namen in het oude paleis, dat als Casa Guidi bekend staat. Hier werd hun eenige zoon, de latere schilder Browning, geboren, ‘Pennini’, zooals hij door zijn moeder werd genoemd.
In hetzelfde jaar als waarin zijn huwelijk plaats vond, publiceerde Browning het achtste (laatste) nummer van de Bells and Pomegranates, dat twee der schoonste en meest populaire zijner langere gedichten, Luria en A Soul's Tragedy bevatte. In 1850 volgden Christmas Eve en Easter Day, en twee gedichten, die handelen over het Laatste Oordeel en de Opstanding en andere punten uit de Christelijke geloofsleer, en die dit doen op een geheel nieuwe, maar geenszins sceptische wijze.
In 1855 eerst zag wederom een nieuw werk van Browning het licht, Men and Women, een verzameling, in twee deelen, van korte stukken in denzelfden geest als de Dramatic Romances and Lyrics. Hier bereikte hij misschien wel het toppunt van zijn grootste kracht. Een prachtvoller galerij van wat men ‘schilderijen’ der ziel zou kunnen noemen, is nimmer geproduceerd. Artiesten, musici, philosofen, staatslieden, minnaars, en menschen van de wereld, vertoonen zich hier, als 't ware onbewust, in hun meest typisch karakter. Niets zoo teekenachtig, zoo scherp en vast, zoo inzichtsvol doordringend in het diepere leven werd ooit geschreven. Opmerkelijk vooral in deze monologen is de ontroerende geschiedenis van den goddelijken schilder, Andreo del Sarto, wiens aspiraties worden gekneusd en vernield door zijn schoone, hartelooze vrouw, - en de incarnatie van een spitsvondig geestelijke, die geen eigenlijk gezegd geloof bezit, in Bishop Blougram's Apology. Deze zijn in blank verse geschreven, maar het dramaatje In a Balcony, en het stuk met den vreemden titel A Toccata of Galuppi's en A Grammarian's Funeral gaf hij in lyrische maat.
Vooral het laatste paarde aan fijne en diepe emotie een muzikalen klank, als slechts zelden bij Browning wordt aangetroffen.
| |
| |
The Grammarian's Funeral is een treffende weergave van den geest der Renaissance, zooals die werkte in de hersenen der geleerden, de Stephani en de Scaligers, die klassieke werken bereikbaar maakten voor de moderne wereld.
In 1856 verloor Browning zijn lieven jeugd-vriend, John Kenyon, die een schoolmakker van zijn vader was geweest, en aan wien Mrs. Browning haar Aurora Leigh heeft opgedragen. Aan den dichter en diens vrouw liet hij een aanzienlijk deel van zijn vermogen na.
Het grootste gedeelte der drie volgende jaren werd in Italië doorgebracht; te Florence, de baden van Lucca en Siena, en te Rome, waar de beide artiesten veel omgingen met Hawthorne, Leighton en andere kunstenaars. Hier schreef Browning Sludge the Medium. In de lente van 1861 ging Mrs. Browning's gezondheid plotseling sterk achteruit, en den 29en Juni stierf zij in het Casa Guidi, - waardoor een innige verbintenis een einde nam tusschen twee verwante zielen, als waarvan de geschiedenis maar weinig voorbeelden bewaart. In datzelfde jaar, gebroken naar ziel en geest, vestigde Browning zich weer te Londen, om dichter bij zijn vader en zuster te zijn. In 1863, over zijn eerste groote droefheid heen, begon hij zich weer allengs meer en meer onder de menschen te bewegen; hij verkeerde veel in artistieke kringen, waar hij weldra een zeer geziene persoonlijkheid werd. En ondertusschen schreef hij te Pornic het grootste gedeelte van zijn belangrijk boek Dramatis Personae dat veel van zijn schoonste en meest karakteristieke werk bevat. Het verscheen in 1864, en is, evenals Men and Women een verzameling van dramatische monologen, of alleenspraken van personen, die ons in den een of anderen toestand, waardoor hun ware aard te voorschijn komt, worden voorgesteld. Het bevat behalve Mr. Sludge dat tegelijk een soort van aanklacht tegen en een buitengewoon subtiele verdediging van de spiritistische vertooningen van Home en andere mediums was, en Caliban upon Setebos, dat een ontwikkelingsproces in godsdienstige denkbeelden van een eenvoudig man geeft, ook Abt Vogler en Rabbi Ben Ezra. Verder het als een Italiaansch vignet zoo allerliefste A Face, en de nobel-gevoelde, maar vreemde en abrupte uittarting van den dood in de lange regelen van Prospice.
In November, December 1868 en Januari en Februari 1869 werd in vier opeenvolgende maandelijksche uitgaven The Ring
| |
| |
and The Book gepubliceerd. De ontvangst hiervan was een ware triomf voor den auteur, die thans, bijna zestig jaar oud, voor het eerst de plaats innam, die hem rechtens toekwam in de eerste rijen der letterkundigen. De verkoop zijner werken, die soms zoo traag was, dat er in een half jaar nauwelijks één enkel exemplaar werd gevraagd, ging thans geregeld door, en werd zelfs zeer groot, en met Brownings onbekendheid was het voorgoed gedaan. In 1869 kwam de tweede druk van het geheele The Ring and the Book van de pers. Dit boek bestaat uit twaalf ‘melodramatische’ monologen; elk verhaalt uit een verschillend gezichtspunt en op een andere wijze een beruchte Romeinsche cause célèbre; een moordzaak, waarvan wij achtereenvolgens het standpunt van den gevangene, van onderscheidene Romeinsche groepen van menschen, van de advocaten, en ten slotte de recapitulatie van den Paus, het laatste hof van appel, te hooren krijgen (hoofdzakelijk in ongladde, zelfs ietwat stootende rijmlooze verzen.) Brownings werk na 1870 vertoont over het algemeen een mindere verzorgdheid van de metriek, en een geringere duidelijkheid, ofschoon in geen enkel opzicht een achteruitgang in psychologische subtiliteit of analytische kracht. Prince Hohenstiel Schwangau (1871) en Fifine at the Fair (1872) zijn twee zeer eigenaardig-sophistische pleitredenen voor een laissez-faire en feitelijke beginselloosheid in de politiek en een zekere loszinnigheid van gedrag, welke de dichter doet uitspreken door Napoleon III en een Don Juan van het moderne Pornic. In deze werken, waarvan de meeste lang zijn, en in het koboldachtige sensationalisme van Red Cotton Night-Cap Country, en de chaotische verwarring van Pacchiarotto, overheerschen de zuiver intellectueele elementen vrijwel geheel die der fantasie. Deze strijd der onderlinge
zielsfactoren ging gestadig door, met het resultaat, dat de liefelijkheid meer en meer verdrongen werd door bizarrerie, welke haar toppunt bereikt in Parleyings with certain People. Wie zich evenwel de moeite getroost zich geheel en met de meeste aandacht in deze gedichten te verdiepen, zal veel verborgen geleerdheid en geestelijke werkzaamheid daarin ontdekken; zij vertoonen een soort van mijngroeve van gedachten, evenals Sordello en Paracelsus; maar de denkbeelden zijn in een moeilijken, onfraaien vorm gegeven. Deze gedichten schijnen uit- | |
| |
sluitend ten bate van de Browning Society geschreven te zijn, en het is niet gemakkelijk om in deze lengte van vijf- tot eenen twintigduizend verzen een plaats te vinden, die waarlijk schoon, begrijpelijk en artistiek kan worden genoemd. Terwijl in Pacchiarotto de dichter zich schijnt te vergenoegen met een zwak geluid in plaats van zich in zijn volle zangkracht te geven.
In 1887 verschenen de Parleyings with certain People of Importance in their Day, een onverdiend kompliment, wat de meeste van deze obscurissimi viri betreft.
Brownings laatste werk verscheen juist op zijn sterfdag: Asolando: Fancies and Facts, en was gedateerd 15 Oct. 1889 te Asolo. Merkbaar is het, hoe zijn fijne, verbeeldingsrijke en psychologische kracht hier geworden is tot een mechanische, en toch opzettelijke haarklooverij, en de rijkdom van taal tot een eindeloos ingewikkelden chaos. Toen hij de Parleyings uitgaf, was hij reeds vijf en zeventig jaar oud. Hij stierf in tegenwoordigheid van zijn zuster en zijn zoon in het Palazzo Rezzonico te Venetië, den 12en December 1889 en werd in de Westminster Abbey begraven.
Moge Browning ook geen echt dramaticus zijn geweest, hij wist op merkwaardig juiste wijze weer te geven de gedachte, welke gereed staat daad te worden. Hij dramatiseert om zoo te zeggen de beweging der gedachte en van het gevoel op psychologische wijze. Het feit zelf, dat hij eigenlijk gevoel mist, en niet wat men noemt ‘gemoedelijk’ is, dat hem ontbreekt de teedere melancholie van een Gray bijvoorbeeld, het hartstochtelijke streven van een Shelley, de peinzende verrukking van een Wordsworth, of de eindelooze droefheid van een Tennyson's Tears, idle tears, is waarschijnlijk juist bevorderlijk voor de helderheid en de koele verstandelijkheid zijner intellectueele zeggingswijze, als hij menschelijke karakters schetst in zijn werk; maar door zijn beschrijvingen bekoort hij ons niet. Hij ontroert ons niet door diep-dichterlijke teederheid, maar hij brengt ons in verrukking door zijn ragfijne ontleding van de roerselen der ziel. Bijna scheen het, alsof Browning's poezie alleen de nieuwsgierigheid kon wekken van hoogontwikkelde geleerde menschen. Hij brengt de verbeelding niet in gang, hij weet niet te bekoren door gratie of zoetvloeiende muziek. Waardoor Browning ons treft tot in het innigst van onze ziel, is ten eerste zijn
| |
| |
bizondere gave, om door te dringen tot in de diepste beweegredenen en aspiraties van menschen, die, wat omstandigheden en ontwikkeling betreft, zeer ver van ons afstaan, en ten tweede door den opwekkenden toon van zijn levensvreugde, waardoor hij als 't ware zoo diep neerdalen kan in de bronnen, waaruit de liefde voor en de blijdschap om het leven welt.
Men zou Dickens kunnen noemen het Oog van de 19e eeuwsche Engelsche literatuur, het opmerkzame, en alles-door-schouwende Oog; Tennyson, het Oor, dat gestemd was om de subtielste melodieën der natuur op te vangen; Thackeray, den Prediker in de Woestijn, lamenteerend over de ijdelheid der ijdelheden; George Eliot, het Peinzende Voorhoofd, en Browning den psycholoog, die het een of ander nieuw en vreemd gezichtspunt aan het uitleggen is. Tennyson was zoowel uiterlijk als innerlijk een dichter, zoowel in zijn studeerkamer als in het wereldsche leven; aldoor luisterende naar den klank zijner verzen, en ze over en nog eens over werkende, opdat zij de volmaaktheid zooveel mogelijk nabijkomen zouden. Browning was zich nooit bewust, een dichter te zijn; hij vermomde zijn Muze in het gewaad van een eenvoudig burgerman; hij was aangenaam en bescheiden in den omgang, en ontving iedereen op een wijze, die den bezoeker deed vermoeden, dat hij meer gaf door zijn gesprek, dan kreeg door Brownings woorden. In Tennyson's poezie vinden wij telkens nieuwe schoonheden; in Browning schijnen we daarentegen telkens nieuwe feilen te ontdekken. Waarom hij juist maat en ruim koos voor zevenachtste van zijn productie zal altijd een diep geheim blijven. Men zegt wel eens, dat Browning geheel de ziekelijke verfijnings-zucht miste, die zijn tijd eigen was. De processen, die zich afhandelden in zijn geest waren soms wel in primitief-onbeschaafden vorm, maar altijd prachtig-direct gezegd. De klank van zijn luide stem, de krachtige greep van zijn hand typeerden deze eigenschap reeds. In de bloem zijner jeugd, op drieëndertig jarigen leeftijd, werd deze robuste, krachtige, sterk-gezenuwde man voor het eerst van zijn leven verliefd op den geest en het talent van een veertigjarige, zeer zwakke dichteres, die hem van haar ziekbed sympathieke brieven schreef. Met oneindig veel moeite, daar de ouderwetsch-strenge vader allen omgang met menschen
| |
| |
belette, wist hij een persoonlijke introductie te krijgen, en het gezicht van deze teere vrouw met het mooie lange haar en de zachte donkere oogen, ‘haast enkel ziel’, en ‘schuw, als een fijn grijs vogeltje’, deed hem haar op het eerste gezicht liefkrijgen. De frèle zieke, met droeve herinneringen aan den dood van haar liefsten broeder, buiten de wereld levende, met boeken in plaats van menschen om zich heen, en visioenen en verbeeldingen als eenig gezelschap, voelde dat deze gezonde, schitterende jonge man, die een prachtige toekomst voor zich had, alles ging opofferen aan een droom, die droom blijven moest. En maanden van correspondentie, van uitgebreide en veelvuldige brieven, als zelfs bij de hartstochtelijkste minnaars iets ongehoords is, waren er noodig, om ‘Ba’ (zoo noemde Browning zijn vrouw) te overtuigen, dat hij haar niet lief had om haar letterkundige eigenschappen maar om haar zelf alleen. En daarop werden de brieven nog inniger en lyrischer dan voorheen. De brieven van hem, die zoowel als die van haar, zijn voor de kennis van beider karakter zeer kenmerkend. Miss Barrett, met haar hier weinig ter zake doende kennis, haar Grieksche en Hebreeuwsche citaten, haar eenige manier, om elk, zelfs het kleinste voorval van alle mogelijke kanten te bekijken; Browning, al te vol van gedachten, die iederen zin in het midden door allerlei toevoegingen onderbrak, die als een engel de wacht hield bij de gevangenis van zijn liefste, en die haar de wijze wees, waarop zij zou kunnen ontvluchten; en die allengs de voorzorgen nam om den tyrannieken en erger dan Edgeworth'achtigen vader te ontsnappen. Deze unieke roman van twee artiesten, die elkander vonden, deze liefdesgeschiedenis, zoo levendig, en toch zoo teeder, zoo bekoorlijk in één woord, heeft in de historie der liefde weinig gelijken. De een zoowel als de ander scheen door deze verbintenis tot hooger schoonheid te
stijgen; Elisabeth Barrett schreef haar Sonnets from the Portuguese, in welke autobiographie een zeer sterke en oorspronkelijke ontroering ligt, (terwijl men in Aurora Leigh iets van Brownings manier bespeurt) en hij schiep zijn Men and Women. De verbreeding, die beider leven ondervond was veel meer dan een aanvulling alleen. En in hun huwelijk waren zij volkomen één in volmaakte sympathie en vertrouwen.
N.G.
|
|