De Nieuwe Gids. Jaargang 27(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Verzen van J. Philip van Goethem. I. Verlangen. Ik ben weer even eenzaam als voor jaren En buig mijn trotsche hoofd weer in mijn leed; Men kan zijn oud geluk wel lang bewaren, Maar 't wordt ten einde, God, zoo wrang en wreed Om nooit een nieuw geluk meer te vergaren En nooit te vinden wat men èrgens weet En nooit meer naar het land der vreugd te varen Uit der ellenden zee zoo eind'loos breed. Daar gaat van al dat brandend schoone leven, Zoo bitter weinig door mijn hunkrend hart; En wat is zìen alléén, voor wie niet vinden? O mocht ik altijd nemen, altijd geven En niet gebogen gaan in stage smart, Ik die het leven altijd zóo beminde! [pagina 311] [p. 311] II. De storm. Hoe zal dit alles, àls het is, na jaren Geworden zijn: zal ik den strijd bestaan? Zal ik een schip zijn dat komt trots gevaren De havens binnen waar de menschen staan? Of zullen zwiepend mij de ontzinde baren, Van 's levens zee zóo fel en gees'lend slaan, Dat wie aan land mij lief en dierbaar waren, Mij in de branding zullen zien vergaan? O arme menschen die uw reddingsbooten In diepste stormnacht naar mij uit zult zenden, Ook gij kunt van deez kust geen onheil wenden: Wij moeten wachten tot de Storm, de Groote, Weer siddrend vlucht voor schooner dageraad: Zijt gij verwonderd dat de mast nog staat? [pagina 312] [p. 312] III. Levensstrijd. O uit den nacht van smart en zware zorgen Zal toch wel ééns 't geluk weer mogen dagen: Mij rijst ter kim een nieuwe levensmorgen: Zal ik het felle daglicht kunnen dragen? Diep in mijn hart houd ik den angst verborgen, Dat ik zal néergaan in de felle vlagen En dat mij 't sterke leven wreed zal worgen Als ik in overmoed mijn deel kom vragen. Maar 'k weifel niet den wedkamp aan te binden, Al sta ik méer in 't aanzien van den dood En mocht ik veilger me aan de stilte geven; Want schooner is 't in hellen gloed te vinden Een kort bestaan, maar in zijn kortheid groot: Zoo laat mij leven in den brand van 't leven. Vorige Volgende