De Nieuwe Gids. Jaargang 26(1911)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 489] [p. 489] Uit eerste en uit laatste levensgetij door W.L. Penning Jr. I. Kleuter in de huisgang. Zie 'k om naar prilsten vreugdegloor, Dan staat me een zondagmorgen voor, Toen 'k om zijn spraakloosheid mijn rolschaap wel beknord had, Doch 't meêtrok naar mijn vrijheidsplek Wier galm het won van 't woonvertrek, En waar 'k dat loopergoed met moeite opzij gesjord had. Geduwd en duwend, repten we ons; Ho! zeg 'k - daar krijgt zijn neus een bons; Op! zeg 'k, en pak zijn rug, daar duikelt zijn beklimmer!... - Haar keuken uit, daar komt mijn troost... Ons Trijntje weg - daar werd gepoosd: Mij keek de Huisgang aan: eerste indruk kreeg 'k, voor immer. Dooraderd zie 'k nog vloer en plint, De zold'ring kluchtig scheef gebint, En schim van knaapje en schaap in deurvernis vol barsten; Naar sleutel-hoekje en koop'ren bel Ontzweeft een pluisje, zilv'rig hel, Uit vachtwol opgewaaid bij pluk en ruk om 't hardste. [pagina 490] [p. 490] Voor 't kinderoog heel hoog en lang Leek die vertrouwlijk oude gang, Waarin mijn jaar of wat het zonlicht zagen spelen Op witten muur en groene bank, Met schaduw-knik van de iepe-rank - Voor 't glasraam bovendeurs gevierd door 't vogelkweelen! Daarbij 't gelui dier torenklok, Wier stem mij weg van 't speelgoed trok, En 't stilgeworden kind de ontroering deed beleven Van wijdingsklank omhoog, ver heen!... Mij maakt de erin'ring week en kleen - Zij, schier zoo oud als ik, gaaf is ze en grootsch gebleven. [pagina 491] [p. 491] II. Zucht en genucht. Geen dag, sinds jaren, die voldoening geeft; En wierd mijn oogen 't licht teruggegeven, Dof en wankleurig zag 'k mijn lot gebleven - In mijne doode voel 'k me als uitgeleefd. Doch troostend vaak, na drukken leêgen dag, Wekt profetie of heugnis 't heir van droomen: Mijn lotgenoot, mijn Sterkte zie 'k weer komen - En overal is 't licht en lieflijk door haar lach! Vorige Volgende