| |
| |
| |
Gedichten.
Van Joannes Reddingius.
De regen ruischt.
De regen ruischt in zomernacht,
ik ben zoo stil, zoo stil en zacht,
Ik luister naar den regentik,
hoor tik-tik-tik elk oogenblik
Vergeet al wat ik leed en dacht
zoo menig stillen zomernacht,
Nu zingt een teere stem in mij,
het is voorbij, het is voorbij,
De regen ruischt, ik luister weer,
de regen suist al zingend neer
Hef, eenzaam kind, na langen nacht
van stil verdriet en doffe klacht
| |
| |
| |
Ik leef en ben zoo licht.
Nu ben ik groot en sterk,
en schrijf wat ik door leed
| |
| |
| |
O het spel.
O het spel op pijp van riet,
O die klanken in de lucht,
O het leven-wekkend lied,
nu het zware is weggevlucht.
in de vroegen morgenstond,
vind uw blijdste liedjes uit,
breng uw speeltuig naar uw mond.
Zing een liedje telkens weer
telkens keer en tegenkeer,
telkens schoon en kort van duur.
Daar is niets zoo eêl en echt
als uw vreugd, die wondren doet,
zingend wordt het lied gezegd,
eeuwig wijs en eeuwig goed.
Bloemen voor uw blonde haar,
kersen voor uw rooden mond,
om het liedje wonderbaar,
dat gij vondt en zingend zondt.
O het spel op rieten fluit,
kon ik pijpen zooals gij,
zingend leefde ik van geluid,
| |
| |
| |
De huizen staan zoo mat.
zoo oud en moe-versleten,
'k heb nimmer de oude stad
De menschen doen zoo moe,
dat doet mijn hart zoo 'n pijn.
Maar 'k weet in mij nog licht,
al is 't ook nacht rondom,
| |
| |
| |
's Levens zondoorblonken stonden.
's Levens zondoorblonken stonden zingen mij van U,
veilig door uw welkom komen zijn mijn uren nu.
Donkre wegen heel mijn leven heb ik veel begaan,
soms in vlaag van wilde wanhoop heb ik stil gestaan.
Maar ik vond opnieuw de weelde van den levenwekker, zon,
en ik hief mijn hand ten teeken dat een nieuwe tocht begon.
Tijg ik verder niet en verder sinds uw hart mij vond,
sinds ik weet den liefdezegen van uw koninklijken mond?
Kind, ik raakte nooit uw lippen, kuste nooit uw oogen toe,
daarom kust gij zacht mijn oogen als ik goede daden doe,
Wordt mijn hart door uw genade vromer niet en vroom,
wordt niet wáár de diepvermoede luister van mijn droom?
Al de zondoorblonken stonden zingen mij van U,
veilig door uw liefde, heilig, zijn mijn uren nu.
|
|