| |
| |
| |
Beschuit met Muisjes.
Een Familie-gebeurtenis, in 3 Bedrijven,
door Herman Heijermans.
Dramatis personae:
PROSPER BIEN AIMÉ. |
JEANNE, zijne vrouw. |
CHARLES, zijn zoon. |
FÉLICITÉ, zijn dochter. |
ARISTIDE, zijn oom. |
ADÈLE, zijn tante. |
BAPTISTE, zijn neef. |
HENDRIKA, zijn nicht. |
Groomoe. |
POLLIE. |
CHARLOTTE, dienstbode in het Pension ‘Bien Aimé’. |
Mr. VAN DER WIELEN, advocaat. |
Eenige Bezoekers. |
Het spel geschiedt te Amsterdam in dezen tijd.
| |
| |
| |
Beschuit met muisjes.
Eerste bedrijf.
(Het tooneel verbeeldt de karig-gemeubileerde huiskamer van het Pension ‘Bien Aimé.’ Eerste en tweede plan, ter rechterzijde, vensters met neergelaten rolgordijnen. Voor het achterste venster een klein, verhavend bureau-ministre met telefoon. Voor het voorste venster een leunstoel en bloemen standaard. Eerste plan links, bij voorgrond, een vulkachel - daarnaast boekenrek, met veel-gelezen boeken. Tweede plan dito een deur. Het middendeel van den achtergrond is een glazen schot met opschuifbare glasdeuren. Tullen gordijntjes voor de ruiten daarvan. Links aan den achterwand, een piano, met slordig verspreide muziekstukken - rechts, achterwand, een deur. Midden voorgrond, groote tafel, waarboven gaskroontje. De zon beplast fel de venstergordijnen.)
| |
Eerste Tooneel.
Mevrouw B.A., Charles, Félicité.
(achter schrijfbureau, Félicité vermanend, die om naar buiten te kijken, het voorste rolgordijn opwipt) Fé!... Fé! (dan gestrenger) Félicitééé!
(zonder te gehoorzamen)
Ma, zanik niet zoo 'k Kan me weer niet roeren.
Félicitééé! Félicitééé! Félicitééé!
(aan middentafel, op krant over tafelkleed, adressen op rouwkennisgevingen schrijvend, terwijl zijn krukken naast hem tegen stoelleuning rusten) Nou, nou, nou! Dat kan 'k niet! Daar hou 'k m'n hersens niet bij! Weer 'n adres verschreven... Doe dan wat ma je zegt Feetje!
Mooi staat 't voor de overburen!
| |
| |
En bemoei je d'r niet mee!
Te loeren achter de gordijnen van 'n sterfhuis!
Bemoei je met je eigen bemoeisels! (trekt gordijn hooger op) .
Ach! Ach! (stilte) Félicitééé!
Félicité! Félicité! 't Is gezellig, hier! (nijdig 't gordijn neerflappend) Hoef ik 't me meer as jullie an te trekken! De anstellerij! Geen woord heb 'k met 'm gesproken! De dwingelandij! Niet zingen, geen piano aanraken, niet uit 't raam kijken! Of 'k jullie vannacht niet heb hooren tekeer gaan! (grijpt boek van tafel, smakt in stoel bij haard. Stilte.) Dus - dus ik krijg geen rouwjapon?
Denk 'r niet an! Nog meer onkosten!
Ja, ja, je heb de klok hooren luien... Erven!... God geef 't!
En oom Aristide liep haast te dansen...
Lees nou je boek. Ik zit te werken.
(na eene stilte) 't Hoeft toch geen rouwjapon van zijjen crêpe te zijn! In de Bazar aan de overzij heb 'k katoenen van tachtig cent de meter gezien.
Al kostte ze niemendal: je krijgt geen rouwjapon!
En u dan? Waarom u dan wel?
Ik ben wat anders. En 'k weet nog niet zeker of ik...
Bespottelijk! Mijn naam staat net zoo goed voluit onder de advertentie!... (stilte) 'k Zal zelf meehelpen naaien...
Wil je nu zoo vriendelijk zijn..?
Antwoord 'r toch niet, ma!
Daar heb je hem weer! Waar bleef je? Hoe heb je 't zoo lang uitgehouen?
Feetje, als ik je vader was...
Gompie, jij m'n vader! Jij! Hahaha! Dan had je, zou 'k denken, eerst getrouwd moeten wezen! Dat 's om te
| |
| |
proesten! Jij, de twee voorste vingers van je rechterhand... En de vier treden van 't bordes van 't Stadhuis!... Je springt nog makkelijker door 'n hoepel!
Foei, foei! Hoe schaam je je niet!
Je flapt 'r de onbehoorlijkste dingen uit!
Laat-ie z'n mond houen! Ik steek mijn neus niet in zijn zaken! Als pa thuis is, hoor je 'm niet! Zoo als pa z'n hielen gelicht heeft, zit-ie u en mij op de kop!
Ik zou mijn krukken niet met jouw beenen willen ruilen (de hand onder de kin leggend) - maar wat hier boven is, net zoo min.
Wat beleedig je me nou! Kolossaal! 'k Ben paf!
(tot Charles) Wees jij de verstandigste, jongen! (geklop) Ja?
| |
Tweede Tooneel.
De vorigen, Charlotte.
De post. Heele zooi kaartjes. En de komplimenten van meneer Spoor en of de begrafenis morgen of overmorgen is en hoe laat 'r van 't Sterfhuis af wordt gerejen?
Gut, hoe mal! Wat gaat 'm dat an!
Dan kan iedereen wel meerijjen!
Fé!... (tot de meid) Overmorgen om - om... Hoe laat, Charles?
(couvert aan de meid overreikend)
Asjeblief. Had 't adres al geschreven. 't Staat 'r in. Elf uur. (Meid af) .
| |
Derde Tooneel.
Mevrouw, Charles, Félicité, Groomoe.
(tot Félicité, die de enveloppen der kaartjes opentrekt)
Zou je dat mij niet liever laten doen?
Meneer en mevrouw - en mevrouw, verbeel je! - 'n mevrouw, die zelf de trappen dwijlt! - meneer en mevrouw Ribbels betuigen hun hartelijke deelneming met het ondervonden verlies... Heeft hij natuurlijk geschreven! Ach, Jeanne Bakker!
| |
| |
Jeanne Bakker p.c. Gompie - dat is de schele juffrouw, die pa nog geld schuldig is! Dat stuurt 'n kaartje! Had ze maar liever 'n postwissel gezonden!... Van Dalen en echtgenoote, p.c.!... Wie zijn dat?... Ma!
Krijg ik ze, of krijg ik ze niet?
Dag Jeanne, dag kinderen! Had ik geen boodschap kunnen krijgen! Moet ik zoo iets in de krant lezen? Hebben jullie niet zooveel nagedachte - en dat bij mijn hartkwaal - om te berekenen, dat 'n vrouw op mijn leeftijd zich doodschrikken kan, als ze ineens zwart op wit, zwart op wit... Als de meid me geen glas water gegeven had, was 'k van m'n stoel op den grond gevallen!...
Maar moeder! Maar moeder! 't Heeft geen pas me te vergeten! Wie is 'r dood?... Wie is Gerrit Bien Aimé? Die ken 'k niet. Daar heb 'k nooit van gehoord. Die is toch maar niet uit de lucht komen vallen!... Bien Aimé! Bien Aimé!... Zes, zevenmaal, zie je den naam met vette letters in 'n rouwrand gedrukt! Eer ik m'n bril op had, dacht 'k, dacht 'k van alles, dacht 'k duizend uit, dacht 'k dat Prosper of Charles of oom Aristide... De heele kamer draaide met me rond!... Wie is Gerrit, oud scheepsgezagvoerder?... En waarom heb ik geen boodschap gekregen?
Maar moeder, begrijpt u nou niet dat we u in die herrie, zonder eenig opzet en allerminst met 'n kwaje bedoeling, konden vergeten?
(vinnigjes) Nee! Nee-nee-nee! Nee! (even nadenkend) ... En in 'n herrie? Wat voor herrie? Hoe kan 'r herrie zijn? Ik weet alleen, dat de grond onder m'n voeten wegzonk! Ik zet m'n bril op, lees achter mekaar Prosper Bien Aimé, Jeanne Bien Aimé, Charles Bien Aimé, Félicité Bien Aimé, Aristide Bien Aimé, Adèle Bien Aimé, Baptiste Bien Aimé, Hendrika Bien Aimé...
Hoe kon u dan schrikken, groomoe! Wie mankeerde 'r dan?
Achtmaal, achtmaal de naam in 'n rouwrand! Daar moet je toch bij beven en trillen! Als ik 'n boodschap..
Hij bleef ineens dood - ineens... Ons hoofd stond 'r toen niet na...
| |
| |
(bij de piano 'n paar toetsen aanslaand) Aaaaaa! Aaaaaaa! Avéééé! Avéééé!
Fé! Fé! Men zingt niet in 'n sterfhuis!
In 'n sterfhuis! Hij ligt toch heelemaal boven op de derde étage! Wat 'n nonsens! Als 'k me niet oefen, niet geregeld oefen, dat weet u toch...
Je laat 't en zonder verder geredeneer! Wat moeten de buren wel meenen, als ze hier piano hooren spelen?
De buren! Of die pa en oom Aristide en neef Baptiste vannacht niet gehoord en hoe gehoord hebben! Bonjour! Als 'r niemand overleden is, kniezen we ons dood, en als 'r wel iemand overleden is, kniezen we 'n deuntje harder!
Zou jij liever willen dansen?
Ja, met jou, draak! (slaat de linker-deur achter zich toe) .
| |
Vierde Tooneel.
Mevrouw, Charles, Groomoe.
Heb 'k m'n positieven bij mekander, of, of... In 'n sterfhuis?... In 'n sterfhuis?... Is - hiér - hier in 't huis iemand...?
Wie dan? Wie is Gerrit Bien Aimé?
Nee, vertel jij nou niets, Charles! 't Wordt me hoe langer hoe vreemder, hoe langer hoe ingewikkelder... Is hier in 't huis 'n dooie?... Laat me nu niet op heete kolen zitten, Jeanne! Je begint met me geen boodschap te sturen en je eindigt met je mond te houden!
't Is ook heel moeilijk, moeder, als u nerveus is, aan 't woord te komen! Gerrit, 'n broer van Prosper...
'n Broer! 'n Broer! Zoo ineens? Sinds wanneer?
Natuurlijk sinds-ie geboren werd!
Nee, toe, Charles-lief, jongen, praat jij nu niet mee, zoo helder is de zaak niet om met z'n tweeën tegelijk
| |
| |
uitleg te geven! Waar woonde die broer dan en hoe komt-ie hiér, hiér... En aan wat is-ie gestorven?
(tot Charlotte, die telegram binnenbrengt) Dank je en begin zachtjes an te dekken, Lotte (telegram openend) . Attent! Heel attent! Van Emmie en 'r man.
Nee, ma, leg u 't daar niet neer - pa heeft zoo verzocht alles in de schaal te doen!
Nou, Jeanne, Jeanne, Jeanne! Hoor 'k eindelijk hoe de vork in den steel zit! Daar jaag ik me voor, daar haast 'k me voor, daar laat 'k drie-kwart ontbijt voor staan, daar...
Luister dan even, moeder! Of ik twee-, driemaal 'n aanloop neem - u heeft nog altijd de ouwe gewoonte, om...
Ik? Welke gewoonte heb ik?...
(sussend) Geen gewoonte, moeder! Nou mag 'k?... Gister, gistermorgen, bij 't tweede ontbijt - oom Aristide was jarig - wordt 'r gebeld... (zich interrumpeerend, omdat Charles opstrompelt) ... Wat ga je doen, Charles?
'k Geloof dat 't verstandiger is de adressen hiernaast verder af te schrijven. 'k Raak in de war, en als 'k me te dikwijls vergis, moeten 'r bijgedrukt worden!
(ongerust) Jongen, jongen, dat kan je toch niet alleen met zooveel papieren en met den inktpot... Laat dat nou liever, Charles!
Dan doe 'k 't in tweeën. Nee, nee, 'k wil niet geholpen worden! (af met de circulaires, links) .
Ach, ach, wat ziet de jongen 'r slecht uit! M'n hart krimpt soms als 'k 'm zie... Zoo moeder. (glimlachend) Nou hoef 'k je niet langer op de pijnbank te laten. Ik vertelde je dat 'r gister bij 't tweede ontbijt gebeld werd. Dat was tot ons aller verbazing Gerrit...
(geprikkeld in de rede vallend) Dank je wel! Nou ben 'k nog net zoo wijs! Zou je nou niet eerst 'ns willen zeggen wie en wat die Gerrit is en waar-ie...
Herinnert u zich niet meer, dat toen ik met Prosper trouwde, de ouwe mevrouw Bien Aimé dien dag niet te best te spreken was...
God, kind, wat kun je 'n rare vragen doen! Hoe wou 'k me zoo iets, meer dan 'n kwart eeuw geleden herinneren!
| |
| |
... Goed, moeder! 't Was enkel par manière de dire!... Dat was toen al om 'r oudsten zoon Gerrit, van wien ze in geen tien jaar, naar mijn gissing, iets gehoord hadden.
Begrijp 'k niet. Dat zijn charades.
(geduldig) Jawel, moeder, maar 'k ben juist bezig u die charades... (tot Charles, die den inktpot haalt) Pas op den drempel, Charles! Wil ik 't niet voor je...?
Nee, nee, ma! Je neemt veel te veel notitie van me! (Af) .
| |
Vijfde Tooneel.
Mevrouw, Groomoe, af en toe Charlotte.
Die Gerrit had al niet als jongen - en later evenmin willen deugen. Twintig jaar oud, dorst-ie uit België waar-ie voor de firma van z'n vader 'n paar inkoopen moest doen, niet terug te keeren, omdat-ie met 't geld niet toekwam...
Nee, niet toekwam. Een oogenblik. (tot Charlotte die met dienbak door rechter-achterdeur binnentreedt) Ga je gang maar Lotte en klop niet iederen keer aan. (Charlotte opent schuifdeuren, om in achterkamer tafel te dekken, sluit die weer) Hij had met 'n - met 'n - laten we zeggen met 'n dame kennis gemaakt en meer dan de helft van 't geld, dat de firma 'm meegegeven had, zoek gemaakt. Begrijpt u?
Dat schreef-ie uit Antwerpen an den ouwen heer Bien Aimé, en die natuurlijk bijzonder ontstemd...
... Schreef 'm omgaand terug, dat als-ie 't geld niet behoorlijk afgedragen had aan de firma's waarvoor-ie 't meegekregen had, hij geen stap meer in 't ouwerlijk huis hoefde te zetten. Was Gerrit toch teruggekomen, en had-ie z'n vader om vergiffenis gevraagd, niet waar?, dan zou z'n moeder 't mogelijk voor 'm gesust hebben. Maar dat dee-ie niet. Als 'n echte wildzang - hij is dood, niet? 't is beter dat 'k wat op m'n woorden let - ging-ie met de eerste de beste boot naar Australië..
Naar Australië? Wat had-ie daar noodig?
| |
| |
Ja, nou vraagt u meer dan ik antwoorden kan... (Charlotte met ledige dienbak door suite-deuren naar rechterdeur) ... En vandaar zond-ie - zoo'n buitengewoon-vreemde jongen was 't - alleen nog maar 'n telegram, zoolang ze leefde, op z'n moeder d'r jaardag. In volle zeven-en-dertig jaar had niemand 'm meer gezien. Dat kunt u narekenen. Twintig jaar oud vertrokken - zeven-en-vijftig jaar oud, gister hier plotseling overleden... En 'n vreeselijke schrik voor ons allemaal! Na 't tweede ontbijt zegt oom Aristide: laten we voor m'n jaardag 'n kaartje leggen. Ze hadden duizend uit gebabbeld of liever geprobeerd te babbelen: (Gerrit rookte en pruimde - ja, pruimde! Verbeel u! - rookte en pruimde meer dan-ie over z'n leven en vroeger leven losliet -) en oom Aristide, die zich verveelde en dol met Skat is - dat hoef ik ù niet te vertellen! - stelde 'n partijtje voor. Ik keek toe... Dáár zat Prosper, dáár oom Aristide, dáár Baptiste. Goddank, achteraf beschouwd, de kinderen waren 'r niet bij! Op 'n gegeven oogenblik krijgen oom Aristide en nátúúrlijk Prosper kwestie over, over 'n nonchalance van oom Aristide...
Dat hoef je niet te gelóóven. dat zal wel beslist zoo geweest zijn... Aristide kaart als 'n kind! Als 'n kind...
Prosper verwijt, windt zich op, zooals-ie 't over 't minste, geringste doet - oom Aristide antwoordt - en Gerrit, die geen woord gesproken heeft, begint met z'n pijp in z'n mond te lachen, te lachen, eindeloos te lachen... En in die schrikkelijke lachbui, blijft-ie met 'n kaart in z'n hand dood.
Dat meen je! Dat meen je!
We sloven ons uit, we dragen 'm met z'n driëen Prosper, Baptiste en ik, zoo goed en zoo kwaad als 't ging, naar boven, we telefoneeren den dokter: afgeloopen, niets aan te doen. Hier gekomen, 'n enkel uurtje, na zeven-en-dertig jaar, hier gekomen, om te sterven. Of God 't zoo wou...
Vreeselijk, vreeselijk - in 'n lachbui gebleven! 'k Wist niet dat dat kon. Dat 's angstig. Dat 's heel erg angstig. En bij 'n partij Skat. En met 'n kaart in z'n hand. Ach, ach, Nou ben 'k niet bijgeloovig, maar nou zou 'k toch willen weten - welke kaart dat was...
| |
| |
Daar hebben we niet op gelet!
Vreeselijk! Vreeselijk! En, en - dat jaagt jullie op enorme, op buitengewone onkosten! Dat 's geen meevaller voor jullie. Dat 's alles behalve 'n meevaller. Toen je vader stierf - en God zij geprezen niet in 'n lachbui! - wat moet dat benauwend zijn! - heb 'k voor de volgkoetsen en voor fooien - voor 't graf had-ie natuurlijk zelf gezorgd! - over de honderd gulden... Moeten jullie...? Moeten jullie dat allemaal..? Terwijl je je al niet te roeren weet, terwijl jullie deur...
(bij 't opnieuw overgaan van Charlotte naar achterkamer) Suscht, moeder! De meid!
(dadelijk weer invallend, na het dichtschuiven der suitedeuren) ...Dat is - hoe meer 'k 'r over denk! - 'n bezoeking voor jullie. Dat taxeer ik mèt 't graf, en nog niet eens met 'n steen! - en met 'n tweede of derde klasse begrafenis - en met wat 'r verder bij komt, dingen die je niet meetelt, maar die allemaal kosten, kosten - en met... (verschrikt) Wie betaalt dat?... Wie moet dat betalen? Oom Aristide, die nooit z'n geleend spaarpotje terugziet, van z'n ongelukkig pensioentje? Tante Adèle van 'r stakkerige lijfrente - ja, of jij nou telkens ongeduldig verzit: waarheid is waarheid, van 'r stakkerige lijfrente? Of je neef Baptiste van z'n schulden, die voor die van jullie niet onderdoen? Of jullie zelf - van de léégstaande kamers van je onzalig - al dans je op je stoel: ik zeg van jullie onzalig en onzinnig Pension, waar niemand 't langer dan 'n maand, laten we zeggen 'n verreljaar uithoudt - door Prosper z'n ongemanierdheid, door Prosper z'n onbeschoftheid - door Félicité d'r gegil en gegalm - door... (telefoonschel) .
Goddank! (luisterend) Ja? Pension Bien Aimé. Dat durf ik u niet zeggen... Daar durf ik geen beslissing in nemen. Meneer, m'n man, is 'r niet. Misschien twee, misschien drie volgkoetsen. Wees u zoo beleefd en schel u straks nog eens op. Nee ik durf 't niet met zekerheid... (hangt haak in toestel)
Was dat de Begrafenis-onderneming?
Misschien twee, misschien drie volgkoetsen! Waarom niet vier? Waarom niet vijf? Jullie bent ontoerekenbaar!... Dat plaatst extravagant-groote advertenties, dat rekent
| |
| |
niet, dat overlegt niet... Dat, dat, dat... En jij de schuld! Jij alleen de schuld! Jij laat alles toe! Jij verzet je in niets? Daar net voor de telefoon heb je maar liefst drie keer: Ik durf niet gezegd!...
Lieve God, moeder, wat ga je tekeer, wat ben je weer onredelijk...
Nee toe, laat mij nou ook twee woorden zeggen! (met stemverheffing bij interruptiegebaar) Hij betaalt z'n begrafenis zelf!
Dat 's Spaansch. Dat 's Grieksch. Hoe kan...?
'r Is geld bij 'm gevonden.
Dát weet 'k niet precies.
Weet jij dat niet? Of wil je 't niet voor me weten?
Oom Aristide, die in z'n zakportefeuille keek - ik zou 't niet...
Nee, niet gedurfd hebben - ik vond 't akelig, erg akelig! - vond 'n bankje van driehonderd gulden - en Prosper, even later, in 'n binnenzak, 'n cheque-boek op de Credietbank. Daaruit maakten ze op...
.., Dat-ie geld achterlaat! Daar hoef je niet aan te twijfelen! Dan erven jullie!
Ja, àls 't zoo is, als 'r niets tusschenbeide komt, erven we, wij en Baptiste.
En dat vertel je nou pas! En dat vertel je met 'n gezicht of je 'n ongeluk gebeurt!
Ik maak me niet blij over 'n vogel in de lucht. 'k Heb in - en buiten - m'n huwelijk te veel teleurstellingen ondervonden. Eerst als 'k 't geld op de tafel voor me uitgeteld zie... (tot Charlotte, die uit achterkamer gekomen, in nieuwsgierigluisterende houding staat) Kun jij niet kloppen?
| |
| |
Dan mot 'r eerst koffie wezen!
Dan haal je? (gebaar met vingers)
. Opschrijven doet-ie niet meer.
(zoekt vergeefs in portemonnaie, trekt de lade van 't schrijfbureau open) Geeft u even 'n gulden, moeder. 'k Zal u 'r dadelijk weer...
Moet ik...? (houdt zich in voor de meid) ... Alsjeblief.
'k Zal u 'r dadelijk weer! Dat ken ik, Jeanne! Ik krijg nou al over... Laat mij dat chequeboek 'ns kijken!
Daar zijn Prosper en oom Aristide 'n uur geleden mee naar de Credietbank gegaan, om te informeeren.
Aristide?... Dat was Baptiste toch beter als erfgenaam toevertrouwd!
Baptiste is met den eersten trein naar Rotterdam gegaan.
Omdat 'r ook nog in de zak-portefeuille 'n hotelrekening stak, 'n hotel in Rotterdam. Omdat de stakker hier zonder bagage gekomen is, vermoedde Prosper...
... Heel juist, dat 'r in dat hotel koffers staan. Nou dan is 't mogelijk 'n buitenkansje, en dan doen ze verstandig, héél erg verstandig, geen tijd te verliezen! Dan is 'r haast... nee, wel zeker, reden te feliciteeren! En dan denken jullie toch zeker ook aan mij, niet? Ik heb jullie met zóó'n, zóó'n bedrag bijgesprongen...
| |
Zesde Tooneel.
Mevrouw, Groomoe, Prosper, Aristide.
(opgewekt in den corridor: ‘Leise, leise zieht's durch den Raum, himmlische Weise Walzertraum’, zingend en uitbundig binnenkomend) ... Jeanne... (stopt bij het zien
| |
| |
van zijn schoonmoeder) Goeien middag (nuchter) Goeien middag.
(eveneens uitgelaten binnenkomend, bijna trippelend van plezier en zich de handen wrijvend) ... Jeanne!... (zich voor het bezoek inhoudend) Goeien middag. (een stilte) Wat 'n buitengewoon lekker weer vandaag! (droogt zich de lorgnet, die hij met 'n bril samen draagt) Ja, we hebben samen 'n pracht van 'n wandelingetje gedaan, Keurig. Voortreffelijk. Dat is, om weer jong bij te worden.
(die het telegram uit de kaartenschaal gelezen heeft, en nerveus met de kaartjes scharrelt)...
Attent! Toch merkwaardig, hoe je onder pénibele omstandigheden dadelijk vriendschapsblijken... U heeft 'r zeker ook geweldig bij staan kijken, schoonmama?
(met ingehouden woede)
Nee, daar heb 'k minder bij staan kijken, dan op dit oogenblik! Wel, Wel, hebben jullie samen 'n pracht van 'n wandelingetje gedaan? Wel, Wel! Adieu! Ik verzeker je, dat ik 't onthouen zal! Adieu! Dat is 't toppunt! Adieu!
(vroolijk) Schoonmama, zeg niet zoo dikwijls adieu, want dan raken we mekaar vandaag niet kwijt! Hahaha! (naar z'n vrouw kijkend) O! Oho! Oho! Natuurlijk. Hoe is 't mogelijk, dat 'n vrouw geen twee minuten zwijgen kan!
Sinds wanneer is moeder 'n vreemde geworden?
(zich kort opwindend) Wel, wat drommel... (houdt zich in)...
Enfin, laten we 't dan maar biechten, oom Aristide! Maar, maar, schoonmama, je doet 'r 'n eed op, 'n duren eed, dat je voorloopig aan niemand 'n woord babbelt...
Daar hoef 'k geen eed op te doen! Je weet wel, dat ik niet babbel!
(luidruchtig) Nee! Je vingers in de hoogte! En je belooft plechtig... (telefoonschel. Hij draait z'n schoonmoeder met een ruk om, en luistert) Hallo! Ja, Bien Aimé! Ja, ik zelf! Was juist van plan u op te schellen. Want de heele boel wordt radicaal veranderd. Nee, nee, waarde heer, dat vervalt. 't Moet van a tot z 'n eerste-klasse begrafenis worden - tip top - eerste-klasse rijtuigen, eerste klasse bediening, eerste klasse livrei...
(dicht bij hem) Je heb van die palfreniers achter op iedere koets - zeg 'm dat...
| |
| |
Dat snapt-ie zoo wel, zonder dat 't 'm speciaal verteld wordt! En je ben in de war met 'n bruiloft! Stil nou! (in toestel pratend) Nee, nee, nee, de kosten zijn bijzaak. En cash. Boter bij de visch!... De familie heeft zoo'n respect, zoo'n sympathie, zoo'n gevoel van erkentelijkheid vooral voor den overledene, die 'n door en door braaf man was, die op zoo'n haast noodlottige wijze...
(meeknikkend) En zoo onverwacht.
God, oom, sta me niet te soufleeren! 'k Hou toch geen grafrede! (in den toestel pratend) Nee, dat was tegen m'n oom. Ik wou maar zeggen, dat m'n zoo onverwacht overleden broer...
(met gebaar van ongeduld) ... Dat mijn laatste en oudste broer, 'n zoo uitnemend mensch was, 'n zoo voortreffelijke kerel, 'n zoo prachtige, bescheiden... (slikt z'n aandoening weg) ... dat de familie tenminste op die manier, zijn nagedachtenis eeren wil. En, en, 'r moet 'n steen ook komen, hoor u? Iets bijzonders, iets aparts, 'n gedenknaald, of 'n zuil. Ja, dat breng ik allemaal met u persoonlijk in orde. 'r Mag niets mankeeren. 't Moet tip top zijn. Bonjour. Tot straks, (hij legt de gehoorbuis neer, steekt 'n cigaret op, blaast van genoegen). Menschen ik ben honderd pond lichter.
Ja, 't is 'n wonder van onzen Lieven Heer. 'n Wonder! 'n Wonder! 't Is zoo'n verrassing, dat ik 'r nog van tril... (strijkt met de vingers langs 't voorhoofd) Ik moet telkens zoo komen, om me te overtuigen, om me positief te overtuigen, dat ik, dat wij niet droomen, dat ik bij jullie in de kamer zit... En nou ben ik 'r nog maar alleen indirect bij geïnteresseerd! 't Is keurig, keurig!
Dus, dus, Prosper: 'r is geld op de Credietbank?
Dus jullie erven iets van, iets van - beteekenis, naar Prosper z'n gezicht te oordeelen!
Van beteekenis? Van beteekenis! Jullie hebt niet 't flauwste vermoeden!
Ja, zou u 't me niet liever zelf laten vertellen, oom?
Vertel dan! Je ziet toch hoe ze popelen!
Schoonmama: geen woord, geen woord! Denk 'r aan! Nou dan, we gaan naar de Credietbank...
| |
| |
En ik geef m'n kaartje af...
(zich ongeduldig in de handen klappend) En oom geeft z'n kaartje af. Als jullie dat nou niet hooren, slaapt-ie vannacht niet...
Dan slaap ik vannacht wel, maar zonder mijn kaartje, had de Directie, had Hamel, die mij nog als ambtenaar aan de Bank-van-Leening gekend heeft, jou misschien niet eens ontvangen, en je zeker inlichtingen geweigerd!
(geprikkeld)
En waarom zou-ie mij niet ontvangen hebben? Dat zou ik wel 'ns willen weten!
Zitten jullie mekaar nou niet in 't vaarwater, asjeblief, asjeblief! Je ziet toch, oom, hoe we branden, om 't nieuws te hooren!
Laat hij dan tenminste zoo eerlijk zijn, om te erkennen...
(grommend) Humhum! Dat is om je geduld bij te verliezen! Daarnet aan de telefoon, moest-ie zich 'r ook mee bemoeien. Palfreniers achter op de koetsen heb je bij bruiloften en niet bij begrafenissen!
(zich luidruchtig de handen wrijvend) Goed, dan niet bij begrafenissen...
Ja, of u nou 'n gezicht trekt, of u 't alléén weet: ik heb nog nooit bij 'n begrafenis 'n palfrenier achterop zien staan!
Ja, wat komt dat 'r op aan?
(driftig) Dat komt 'r in zooverre op aan, dat 't eeuwig gekanker van oom Aristide, over de minste kleinigheid, me 't bloed naar m'n kop jaagt! Ik heb nog pas bij de bruiloft van Kleinman van de overzij, wel drie palfreniers achterop zien staan.
(droog) Dat zal dan 'n begrafenis geweest zijn.
Ik? Ik zeg geen stom woord meer.
Nou had ik klaar kunnen zijn! (tot Charles, die de kamer binnen-gestrommeld is, en uit de boekenkast een paar boeken neemt - driftig) En nou dat nog! Heeft dat zoo'n haast?: Kun je dat strakjes niet, als we uitgepraat zijn?
| |
| |
Vooruit, vooruit, vooruit! (schuw, zonder op te kijken, hinkt Charles de kamer weer uit) 't Is hier waarachtig om zenuwpatiënt te worden.
Jullie waren bij Hamel van de Credietbank. Nou, en toen...?
(gemarteld, de schouders ophalend) Humhum! Toen zei ik: meneer Hamel, u heeft zeker de annonce van 't overlijden van m'n broer vanmorgen gelezen? Ik en m'n neef Baptiste zijn naar menschelijke berekening de twee eenige erfgenamen, en u zult 't zeker niet indiscreet van ons vinden, dat we even komen informeeren, hoeveel geld de overledene hier ongeveer heeft staan...
... En hoeveel fondsen ie in bewaring gegeven heeft...
Toen maakte-ie eerst wat bezwaren, dat-ie dat maar zoo niet zeggen mocht, dat eerst de noodige formaliteiten...
Maar toen zei ik: Hamel, wij kennen mekaar al zoolang, en je zult 'r mij 'n persoonlijk pleizier mee doen...
(schaterlachend) Hoe is 't mogelijk! Hoe is 't godsmogelijk! Nou is Leiden ontzet...
Toen jij m'n heelen spaarpot van over de tienduizend gulden - voor je mislukte speculaties in die smerige Amerikanen opmaakte, had je wat meer respect voor m'n grijze haren, zat je me minder onbehoorlijk uit te lachen...
Hè, nee toe, laat 'r nou weer geen ruzie van komen!
Als je nou maar met één woord zegt, Prosper, hoeveel geld 'r staat, kun je verder op je gemak met oom Aristide of met 'n ander afkibbelen!
Wel allemachtig, kibbel ik? Ben ik de wijze man, die alles doet, die alles ziet, die alles opmerkt, die alles beweert? En die tienduizend gulden, die heb je me vandaag voor 't laatst verweten! Die heb je binnen afzienbaren tijd terug! En daar heb je dan toch al dien tijd dikke zeven precent rente van getrokken!
Ik? Ik? Nee dat 's om na te vertellen!
Heb je hier niet volle Pension voor niemendal
| |
| |
gehad? Zou je daar niet bij 'n ander minstens zestig gulden voor in de maand betaald hebben? Is dat geen zevenhonderdtwintig gulden in 't jaar? Is dat geen ruim zeven procent? Wat wil je dan? Wat kijk je dan, of ik je afgezet heb? Zoo als ik mijn aandeel bij de Credietbank getoucheerd heb, maak ik schoon schip! Ik laat me die toontjes niet meer welgevallen!
Toe, toe, Prosper! Je ben nou wat nerveus.
Ik ben niet nerveus: ik zeg de waarheid - ik zeg de waarheid, zooals 'k 'r m'n heele leven gezegd heb!
Ach, ach, als-ie weer met z'n waarheid begint! Toe, zeg jij 't dan, Aristide, hoeveel 'r...
(gnuivend) 'n Ton. Meer dan 'n ton.
(verwoed) 'n Ton! 'n Ton! Dat mocht ik nou niet vertellen! Daar mot hij de aardigheid van afnemen! Dank je wel. Daar spits ik me op straat op, om jou te verrassen, om na zooveel jaren van zorg en ellende je lachend en verwonderd gezicht te zien, en daar smijt oom Aristide, oom Aristide, altijd weer oom Aristide, roet in 't eten! (zit nijdig neer, steekt 'n nieuwe sigaret op) .
God, lieve Prosper, wat hindert dat? Hoe kan je daar op zoo'n oogenblik over vallen! God, wat voel 'k me ineens wee (begint te snikken) . Dat is haast niet te gelooven. Dat is... Dat is... Dat zou zoo'n geluk zijn... zoo iets... Wij 'n halve ton... En Baptiste 'n halve ton... En dat is die arme stumper, die ons allemaal teveel was, zoo onverwacht komen brengen... (droogt zich 't voorhoofd) ... Daar breekt me 't angst-zweet bij uit... Daar raak ik m'n gedachten bij kwijt...
Je gedachten bij kwijt? Maar Jeanne! Maar Jeanne! Moet je daar bij zitten snikken? Dat is gewoon de rijke oom uit Amerika! 't Is, precies zoo als Aristide 't zei, 'n wonder, 'n lot uit de loterij!
(weer vergenoegd op en neer loopend) Ja, nietwaar? 'k Wil wel weten, dat ik 'r ondersteboven door ben! (tot Aristide) Sigaret, oom? Nou, laat me geen uur staan!
Wie straf je daar nu mee? Enkel jezelf. Dan niet. Dan niet. Alleen snap ik 't niet, hoe men over 'n kleinigheid kan boudeeren! Ja, ja, ik weet wel wat u zeggen wil, maar
| |
| |
u flapt 'r ook zoo'n boel uit. En je mot van mekaar 'n hartig woordje kunnen verdragen. Sigaret? Nee, nee, we beginnen niet opnieuw!
En geen maar ook! 'k Zal je nog wel 'ns meer de waarheid zeggen, hahaha! (slaat zich met de handen tegen de buik) Hè! Hè! Hè! Honderd pond lichter! En die pracht van 'n kerel! Die fatsoenlijke kerel! Die eeuwige zwerver, dien we in geen zevenendertig jaar gezien hadden en die ons zoo ineens uit de ratteklem komt helpen! Want, wat stond 't water ons tot aan de keel, hè, Jeanne? En wat 'n hart van goud, als je 'r goed over nadenkt - hoe-ie, zoolang moeder leefde, telkens op 'r jaardag 'n telegram uit Melbourne stuurde! En, z'n belangstelling in ons allemaal, toen-ie daar gister zat...
Ja, ja, maar dat gepruim was wel 'n tikje onsmakelijk...
Zoo. Zoo. Nou, maar dat is mij heelemaal niet opgevallen. Heelemaal niet. Dat doet ieder zeeman. En dat vond 'k juist heel leuk, heel typisch! Ja, oom, of u nou niet van pruimen houdt: ik zie geen verschil tusschen 'n sigaar, 'n sigaret of 'n pruim. Tabak is tabak. En ik had me m'n besten, braven, ronden, eenvoudigen Gerrit, met de zeemanskleur op z'n gezicht, niet met zoo'n stukje brandend papier, als u daar rookt, kunnen voorstellen! Nee, nee, oom, wees nou niet weer in de contramine!
Nou vraag ik jullie, of ik één woord...
Ja, schoonmama en Jeanne zullen mij gelijk geven! Enfin, goed! Vandaag kan niets m'n dag meer bederven. Ja, ja, 't is waarachtig beter over niemendal na te denken! Dood, leven. Leven, dood. Had-ie gister kunnen vermoeden, had een van ons 't kunnen droomen, dat op dezelfde tafel, waaraan we zaten te skaten, vierentwintig uur later de krant met 't doodsbericht liggen zou? Tragisch. Op uw stoel, schoonmama, ja, op uw stoel....
(angstig). Heeft-ie op mijn stoel voor 't laatst...? (staat verschrikt op).
Ja. En met de laatste troef in z'n hand...
Akelig, akelig! En - en - hebben jullie soms opgelet wat voor kaart dat was...?
| |
| |
('t hoofd schuddend) Harten negen.
Nee, harten was troef! Herinner je maar! Ik zat aan de voorhand en Baptiste had gegeven.
Daar hoef je niet kleurenblind voor te zijn. 'n Vergissing is menschelijk.
Wel christenezielen nog toe! Dat 's buitengewoon. Dat 's pyramidaal! 'n Vergissing is menschelijk! 'n Vergissing is menschelijk! Dat moet ù zeggen! Mensch, je heb je toch nog nooit van je leven vergist! Je heb toch altijd en per se gelijk!...
En nou verwondert-ie zich 'r over, dat van de tien kamers van z'n Pension om 'n haverklap tien leeg staan! (driftig opstaand) ... Is 't hier uit te houen? Kan die man met 'n sterveling overweg?
Dat 's tip-top! Dat 's pyramidaal! Daar had 'k nou op slag 'n lapje van honderd voor over, als iemand, als de een of ander onpartijdige - O, wou ù als onpartijdige fungeeren, schoonmama? - achter de deur geluisterd had! Omdat ik nou niet de niais-rol in m'n huis blief te spelen, omdat ik gezonde oogen genoeg pretendeer te hebben, om harten van klaveren te onderscheiden, kan ik met geen sterveling overweg! Jawel! Ga je gang maar! Dat begin ik door te krijgen! (ongeduldig) Binnen! Binnen! Binnen! (tot Charlotte) Ben je doof?
| |
Zevende Tooneel.
De vorigen, Charlotte.
O! Alweer niet goed. As je niet klopt krijg je 'n standje van mevrouw - en as je wel klopt, 'n uitbrander van meneer! (kop koffie aan oom Aristide presenteerend) Asjeblief!
Dat mot je nou toch 'ns leeren Lotje, zonder bad onder de kop. Ik heb niet de gewoonte van 't schoteltje te slurpen!
Da's nummer drie! (giet schoteltje op presenteerblad) 'k Zal maar de wijste wezen! (met tweede kop rondkijkend) ... Is de ouwe juffrouw 'r niet? Mot 'k nou weer al die trappen op?
| |
| |
Ik voor me hart? Godbeware!
Zet 't dan maar op tafel neer, Charlotte. 'k Zal Fé naar 'r kamer sturen.
| |
Achtste Tooneel.
Mevrouw, Groomoe, Prosper, Aristide, Félicité, later Tante Adèle.
Hoe lang ben jij nou nog van plan dat brutale schepseltje te houen? Jij laat je alles welgevallen! Onbegrijpelijk! 't Is of je bang voor 'r ben!
(geduldig) Dat ben 'k ook. Ze krijgt twee maanden loon en heeft meer dan zes gulden aan kleinigheden voorgeschoten! Dat kon je toch ook weten, Prosper...
Kon ìk, ìk...? Sinds wanneer bemoei ik me met 't huishouden!
Goed. Dan vergis ik me. (in linker deuropening) Fé! Fé! Félicitéééé! ('t hooge geluid der oefenende meisjesstem: ‘Aaaaaa! Aaaaaa! Aveeeee!’ weerklinkt) Toe, dat heb ik je zoo verzocht!
(in deuropening) Wel, gompie, màg dat nou niet, pa! Pa, mag dat niet?
Wat leg je dat kind in den weg! Wat hindert dat of... (Mevrouw wijst met een vinger omhoog. Driftig vaart hij uit) Heb jij nou niet zooveel hart en gevoel om dat uit jezelf te laten! Moet je dat voorgekauwd worden?
Maar pa, vanmorgen nog, voor je uitging...
Vanmorgen niets, niemendal! 'r Is 'n oom van je gestorven! Mijn broer is gestorven! En wat 'n uitnemende kerel! Een zooals 'r in geen duizend jaar 'n tweede geboren wordt! Schaam je! Nee, schaam je! Je moeder heeft volkomen gelijk! In de eerste weken wil ik geen gezang hooren! Later kun je je scha inhalen.
Nee, nee, nee! 't Is jammer genoeg - erger dan jammer! - dat we 'm maar zoo kort in ons midden gehad hebben! Die fatsoenlijke, nobele jongen...
| |
| |
Nou! Gister is 'r anders over 'm gesproken...
Kan mij 't schelen! 'k Ben suf! 'k Heb niet gehoord, dat-ie 'r met geld vandoor was gegaan!
Dat zuig je uit je duim! Dat was 'n - dat was 'n - dat was 'n - 'n, 'n 'n, 'n kinderstreek - hoe oud was-ie toen heelemaal? - dat was 'n jongensstreek, zooals alleen 'n echte, 'n door en door echte jongen, uithalen kan!... Hebben we samen geen nestjes leeggeroofd? Zijn we niet samen, als 't donker was, over de schutting van den buurman geklommen, om zakken vol appelen en peren te moeren? Hebben we niet, als moeder 'r porte-monnaie liet slingeren, dubbeltjes, ja kwartjes en eens, hahaha, eens 'n gulden ge-ge-ge-gelangevingerd? Was dat diefstal, wat?... Was 't 'n misdaad, dat-ie in Antwerpen voor, voor, voor - dat kan 'k jou niet vertellen! - dat-ie in Antwerpen wat te veel geld uitgaf! Nee, 't was 'n echte, 'n tip-top, kerngezonde jongen! En vader is te streng tegenover 'm geweest! Veel te streng! Onvergeefelijk streng! Vader heeft 'n eenzamen zwerver van 'm gemaakt! (tot Félicité, die onwilligluisterend 'n gordijntip opwipt) Laat dat Fé! Dat 's ongepast! Wat drommel, wat moeten Kleinman van de overzij en Schoor van de Bazar van ons denken!
En loop even naar boven, Fé, kind, en zeg tante Adèle, dat 'r koffie koud wordt...
Dat vervelende koffiedrinken vooruit! Of we 't niet allemaal tegelijk kunnen doen!
(tot Groomoe) Dag Net, dag kinderen! Is 't waarachtig al over twaalf... Ik was zoo moe, zoo schrikkelijk moe! Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan, geen oog! En zoolang-ie hier in huis blijft, hè, zàl 'k wel geen oog dicht doen!... Voor 't allereerst - ja, ja! - voor 't eerst van m'n leven, heb 'k den heelen nacht licht laten branden! Dat mag je vreemd vinden: telkens weer verbeeldde ik me, dat 'r op de gang op bloote voeten geloopen werd, en dat er 'n deur piepte! (Tot Aristide) Ach, ach, kindje, draag je nou tòch twéé brillen! Dat heeft de dokter je zoo verbojen! Dat is 't bederf voor je oogen! En, en - ach, ach! - je drinkt koffie zonder melk!... Let
| |
| |
'r dan niemand op je, als ik 'r niet ben! (tot Mevrouw, die haar de koffie van de tafel aanreikt) Dank je, Jeanne! En kan die akelige meid 't niet onthouden, om me enkel thee, zonder suiker, op m'n bed te brengen! Je weet toch hoe suiker levend vergif voor me is!... Aristide, kindje, doe je lorgnet òf doe je bril af! Wil je je oogen heelemaal kwijt raken?
Zus! (haar met een vinger wenkend) Pist! Pist! Kom 'ns hier! Nee, dichterbij! (zij buigt zich over hem heen. Hij fluistert haar wat toe) .
(op de pianokruk ronddraaiend) Alweer geheimen! Dat akelige gefluister! (slaat 'n paar maal met een vinger een toets aan) .
Wat 'n nonsens! Wat 'n nonsens! (slaat opnieuw met een vinger aan) Of ik nou zóó doe - wat hindert dat!
De een mag dansen, de ander... Bonjour! Bonjour, hoor!
| |
Negende Tooneel.
Mevrouw, Groomoe, Prosper, Aristide, Adèle.
(opgewonden) Is dat waar? 'n Ton? Meer dan 'n ton? Daar ga 'k bij zitten. Daar knikken m'n kniëen van. Dat stijgt me naar m'n hoofd. Dat is dan voor jullie - en voor - en voor Baptiste! Die arme Baptiste, die nog gister, toen-ie je kwam feliciteeren, kindje, en toen-ie nog de attentie had 'n pakje cigaren voor je mee te brengen, geel, letterlíjk geel van de zorg was! Ach, wat doet me dat voor Baptiste 'n ontzettend, 'n schrikkelijk plezier...
(die voor het schrijfbureau geschreven heeft) Dank je wel, tante! Merci! Uitgezocht lief!
(een zilver zakdoosje met sacharine-tabletjes openend en er een in haar koffie meppend) Gut, val je daar over, neef? Dat ik 't jullie gun, en hoe gun, en dat ik blij ben voor
| |
| |
jou en voor Jeanne en voor de kinderen - en voor Aristide, hoef 'k niet eens met nadruk te zeggen. Maar die arme en bescheiden en zich met weinig tevreden-stellende Baptiste, met 'n zoo ordinaire vrouw, 'n familie van vijf jonge schaapjes, en telkens weer tegenslag in zaken... Als ik me destijds geen lijfrentetje gekocht had, was ik 'm al lang bijgesprongen!
Daar blijf ik 't antwoord op schuldig, neef!
Daar blijf je 't antwoord op schuldig! Daar valt niets op te antwoorden! Wat is Baptiste? Wie is Baptiste? 'n Nul, 'n niemendal, nee, 'n niemendal!
'n Ezel in zaken, een die z'n vak niet kent... O, daar heb je 't weer! Ik sta weer met m'n meening alleen! Merkwaardig, hoe niemand de waarheid hooren wil! Dat begint 'n drukkerij - dat zet 'n uitgeverszaak op - dat wil tegen groote en lang-gevestigde firma's concurreeren - dat...
Toe, Prosper... Wat heb je daar an...
(driftig) Nou jij nog! Wel ja, waarom jij ook niet? Ik zeg, zooals 't is! En als je me eerlijk vraagt: ik vind 't zonde en jammer, dat ik de helft van 't geld van m'n broer in 'n open put moet smijten! We zullen zien, wat 'r na 'n jaar, of na twee jaar, of na drie jaar van overgebleven is! Dat is mijn voorspelling!
En ik - ik zeg niets meer.
| |
Tiende Tooneel.
De vorigen, Charlotte.
(een stapel kaartjes op de tafel leggend) Asjeblief. En d'r zit benejen, in de voorkamer, 'n heer die kamers wil zien.
Wegsturen! Dat had je toch ook uit je eigen kunnen doen! We verhuren geen kamers meer! Zeg 'm - zeg 'm, dat alles verhuurd is!
| |
| |
En al de kamers staan leeg!
Doe wat 'k je zeg! (gaat naar het raam, grijpt van achter het gordijn een bordje ‘Gemeubileerde kamers te huur’, werpt dat op het schrijfbureau) En goddank! Die kouwe drukte en die kouwe complimenten, hebben we tenminste niet meer af te wachten! (nijdig tot de meid) Wat gaap jij nou? Wat kijk jij nou? Wat lach jij nou? We verhuren niet meer! En dat individu benejen, dat zoo weinig tact heeft, om aan 'n sterfhuis aan te bellen, wijs je 't gat van de deur!
En breng die twee telegrammen even weg. Maar dadelijk. Nou?
Dat kun je toch op 'n andere manier vragen! Asjeblief!
('t bankpapier heen en weer draaiend en tegen 't licht houdend) Drie honderd gulden? Drie honderd! Nou, nou! Da's om van te schrikken! (af) .
| |
Elfde Tooneel.
Mevrouw, Groomoe, Prosper, Aristide, Adèle.
Mocht dat nou wel, Prosper?
Dat waren toch de driehonderd gulden...
... Die ik in z'n portefeuille... Waarom zou dat niet mogen?
Hahaha, je zal je an ander grof geschut moeten gewennen! Dat 's pas 't begin! (de pas gekomen kaartjes openend) Mr. Van der Wielen. P.C.... Ja, ja, die krijgt ook nog 'n ongezellige kleinigheid van ons...
Die Baptiste! Die arme Baptiste! En, wat zei-ie wel, toen-ie 't hoorde?
Weet-ie 't nog niet? Zijn jullie 't 'm dan niet wezen zeggen?
| |
| |
Nee, tante. Baptiste is naar Rotterdam.
Naar 't hotel, waar Gerrit voor 't laatst gelogeerd was.
(langzaam overleggend)
Waar Gerrit voor 't laatst gelogeerd was? Wat moet-ie daar?
Tenminste als 'r bagage is.
Begrijp je dat nou niet, zus? Wij twee zijn naar de Credietbank gegaan, en Baptiste...
En als u 't nou nièt begrijpt, tante, is 't ook goed! Dat hoeven we toch niet met z'n zessen uit te leggen! (tot Charles, die met 't pak kennisgevingen binnenstrompelt) Zoo. Dat heeft anders wel geduurd. Daar heb je nou, van toen we de deur uit gingen, op gestudeerd!
| |
Twaalfde Tooneel.
De vorigen, Charles.
Ik moest toch verschillende adressen opzoeken, pa.
Asjeblief, pa. 'r Zijn nog tien overgebleven.
Tien? Tien! 'r Waren 'r toch honderd! Dat klopt toch niet! Hou je mond maar! Ik snap 't al! Natuurlijk weer de helft verschreven! Ik zeg je toch, om je mond te houen! Ga zitten, en lees op, maar zoo, dat ik 't verstaan kan!
Familie Boes, Hoogstraat 273, alhier.
Alhier! Alhier! We weten wel, dat ze niet in Londen wonen!
Daar wachtte 'k op! Heb u niets te zeggen, schoonmama, of oom Aristide, of tante Adèle? Verbaast me! Verder.
(schuw) Mejuffrouw Anna Hagel, geboren Stein...
(woedend de kennisgeving verscheurend) Jij had ambtenaar van den Burgerlijken Stand moeten worden, ezel, kuiken! Mejuffrouw... Geboren Stein! Dat snuffelt den heelen dag in boeken en heeft nog niet 't begrip, om mevrouw te schrijven! Daar kan 'k me nou toch dood over ergeren!
| |
| |
Willen we liever apart gaan zitten, zonder vier getuigen? Vooruit.
Heb je aan Santje gedacht, neef? En aan - God, hoe hiet die ook weer? - die, je weet wel - nou, je weet wel...?
Krijg 'k nou 'n oogenblik stilte, of krijg 'k geen stilte?
Wat jaag je nou? Ze heeft ons toch ook 'n kennisgeving gestuurd, toen 'r schoondochter overleed... Ze is getrouwd met... Dat 's toch afschuwelijk, als je niet op 'n naam kan komen...
Dan volgt Spoor, maar die is straks al gehaald - dan Meier...
Deugt niet. Dan heb ik me vannacht vergist, maar dan had jij dat met je snuggeren kop moeten merken.
Hoogstraten, Turfmarkt 13...
Zeg dat dan. 'r Komt 'r toch ook dadelijk een in Utrecht.
Als 'k je nou niet stoor, Prosper, dan wou 'k vragen, of Dadels ook op de lijst staat?
Drie maal. Vier maal. Dat 's weer iets voor schoonmama, hahaha! Of we Dadels zouen kunnen vergeten, hahaha! Vooruit, vooruit, vooruit!
Hoe heet ze nou toch weer! Je weet toch, wie 'k bedoel, Net! Ze was met zoo'n kreupelen man getrouwd, en ze heeft ook suikerziekte. Gut, de laatste maal dat ze bij Dr. Sijpken was, had ze wel vijf procent... (snel) Neef, je vergeet Sijpken toch niet!
(brullend van 't lachen)
Dat 's alweer piramidaal! Dat 's eenig! En daar moet je je verstand bij houen! Den dokter die zelf den dood geconstateerd heeft, aan Sijpken, aan
| |
| |
Sijpken, aan dien braven Sijpken, 'n kennisgeving van overlijden sturen!
(meelachend) Ja, zus, dat 's nou niet listig van je, hahaha!
(lachend) Tante, tante, hoe kom je daar op!
Ja, Adèle, nou heeft Prosper gelijk, hahaha!
(van 't lachen bekomend)
Hè! Hè! Dat heeft me goed gedaan! En dat 's voor 't eerst sinds langen tijd, dat we allemaal 'ns smakelijk en zonder zorg gelachen hebben!
Nou, daar begrijp 'k niets van. 'n Beleefdheid is 'n beleefdheid! En als mij, godbewaar
(klopt op tafelblad)
wat overkomt, sta ik 'r op, dat mijn dokter ook 'n kennisgeving krijgt! Dat is de burgerlijke beleefdheid...
(tegelijk met de anderen lachend)
Tante, hou op, hou op!...
| |
Dertiende Tooneel.
De vorigen, Baptiste.
(verschijnt in deuropening van achterwand. Hij blijft met 'n strak-gespannen gelaat, en met de handen in de zakken, onbewegelijk staan. 't Lachen der anderen houdt onmiddellijk op. Een stilte van angstige verwondering.)
Nou? Wat doe je - wat doe je... mal! (Baptiste beweegt niet.)
Is - 'r iets gebeurd? (Baptiste blijft versteend.)
Baptiste! Baptiste! Scheelt je wat? (hij gaat met 't zelfde strakke gezicht bij de deur zitten) .
Nou, Baptiste, je maakt ons ongerust! (een stilte.)
(geprikkeld) Wat drommel, wat drommel, wat zit je nou den paljas uit te hangen!... Was 'r geen bagage in dat hotel?
Pollie, Pollie? Wat is dat?
| |
| |
(niet begrijpend) Meegebracht?
Z'n vrouw? Wat, wat, wat, wat klets je nou!
Z'n vrouw? Dat kan toch niet. Hij ìs toch niet getrouwd!
Ja. En hoe. En met Pollie.
Nou zou 't me niets verwonderen, of dat is weer zoo'n kinderstreek van Baptiste! Dat 's weer tip top! Nou zit-ie te glimlachen, terwijl-ie zelf niet weet, waarmee-ie speelt! (zich met gebalde vuisten voor Baptiste posteerend) Ja, waarmee je speelt! Met 'n halve ton voor jouw portie!
'r Staat bij de Credietbank minstens, minstens, minstens - 'n ton, Baptiste!
(angstig) De helft voor jou - de helft voor ons, Baptiste...
(verschrikt, met starende oogen opstaand) Wel allemachtig! Wel wat weerga! Wel vervloekt! Wel God in den hemel! Wel allemachtig, allemachtig, allemachtig!
Als je niks anders te zeggen heb! Wat was dat nou met dat - met dat Pollie?
Nee, nee, nee! Nou moet je me eerst van de - van die Credietbank vertellen! Hebben jullie daar... Staat daar 'n ton - meer dan 'n ton? Wel allemachtig, allemachtig, allemachtig!... (grijpt z'n zakdoek uit z'n zak, wrijft zich het voorhoofd) Of houen jullie me voor de gek?
| |
Veertiende Tooneel.
De vorigen, Félicité.
Gompie, pa, 'r is 'n vreemde juffrouw na boven geloopen, en die zit op de trap te huilen!
Krijg 'k antwoord, of krijg 'k geen antwoord? Heeft-ie meer dan 'n ton nagelaten? Heeft-ie...
| |
| |
(woest) Ik vraag je wie de juffrouw, de juffrouw, waarvan Fé vertelt...
Wel allemachtig, daar ben 'k toch mee binnen gekomen! Je ben toch niet Oost-Indisch doof! Hij is getrouwd, getrouwd, getrouwd!
Met wie, met wie, met wie! Met Pollie! Met Pollie! Met Pollie! (valt buiten adem in 'n stoel) Zoo. (heesch) Zoo. En nou jullie. Dus, dus, op de Credietbank... En dat weet je stellig...? En daar heeft zij, zij me geen woord van gezegd!
(naar een raam toegaand, en dat opschuivend, waarbij hij nijdig een pakket rouwkennisgevingen op den grond smijt) Man, man, hou je mond! Ik stik!... (blazend om adem te halen) Ik stik letterlijk!... En waar, wáár heb je dat mensch gevonden?
(zenuw-geprikkeld) Hier. In m'n vestzak! Bij m'n horloge! Je lijkt wel simpel, oom! Waarvoor heb 'k de reis gemaakt? Waarvoor ben 'k vanmorgen om zès uur op de trein gaan zitten?
Getrouwd? Met - 'n juffrouw, die op de trap zit, getrouwd?... Kinderen, wat krijg 'k daar 'n hartklopping van! Getróúwd - maar dat zal ze dan toch moeten bewijzen, dat ze getróúwd is... Heeft ze je 'r trouwboekje laten zien, Baptiste?
Ja, dat lag in 't hotel naast 'r boterhammenbordje! Naast 'r onderrok, naast 'r haarborstel! De vraag! De nonsensvraag!
Nou, maar ik vind, dat Net geen ongelijk heeft. Als-ie getrouwd was geweest - om 't te zeggen, zooals 'k 't denk: éérlijk getrouwd - dan zou, dan zou...
Ze is getrouwd! Dat hèb 'k geïnformeerd! Bij, bij... Wat doet 't 'r toe! 'k Laat me toch niet door de eerste de beste 'n loer draaien! 'n Ton! 'n Halve ton! Vijftig duizend gulden! (slaat zich met de vlakke hand tegen 't voorhoofd) Wel allemachtig, allemachtig! En 'n vróúw! Een die misschien met alles... En daar kwam 'k straks, als 'n kind zoo onschuldig binnen, in de onnoozele meening, dat oom Prosper over die in
| |
| |
de portefeuille gevonden zielige drie honderd gulden op z'n neus zou kijken...
(naar de deur links) Dan zal 't 't beste zijn, dat ik na 'r toe ga.
Als ze toch zit te huilen... Je kan 'r toch niet...
Hier blijven! Hier blijven! Wat gaat me dat vreemde mensch an! Dat is om razend te worden! Hier blijven! We moeten onder mekaar... Niewaar, oom Aristide, niewaar tante, niewaar schoonmama?
Als ze 'r bij is, kunnen we niet praten!
| |
Vijftiende Tooneel.
De vorigen, Charlotte.
(tot Charlotte) Strakjes! Strakjes! Je ziet, dat we...
(een kruidenierszak met geld op tafel leggend) Nee, zooveel geld hou ik niet bij me. (lachend) Dat ben ik niet gewend. 't Eene telegram was vijf-en-veertig centen, en 't andere...
(ongeduldig) Ja, ja, 't Is goed!
En 't andere dertig. Dat 's vijf-en-zeventig. Dat maakt twee honderd negen-en-negentig gulden vijftien centen. 'k Heb eerst bij den kruijenier - om 't te wisselen, en om is lekker swiet te slaan, 'n pak lucifers gekocht. Asjeblief. Dat is honderd papier. En in de zak zit de rest an zilver. Nou, mot niemand 't natellen?
Strakjes. 't Zal wel kloppen.
(nijdig) Strakjes! De helft zal 'r niet an mankeeren!
(gebluft) Nou, nou! As u dan maar niet later...
(opstuivend) Nee, nee! 't Is in orde!
| |
Zestiende Tooneel.
De vorigen, zonder Charlotte.
(tot Groomoe, die in de stilte bij Charlotte's heengaan, den zak naar zich toehaalt, en 'r iets uit neemt) Mama, mama! Scharrel niet!
| |
| |
Ik heb jou - dat weet je toch, Jeanne? - 'n gulden voor de koffie geleend...
Ben u bang, dat we met uw kapitaal met de noorderzon verdwijnen?
Ja, wat voor 'n manieren, Netje!... Als we dat allemaal deden, Adèle en ik, en wie 'r meer zoo'n kleinigheid voorgeschoten heeft, blijft 'r niemendal voor de begrafenis over!
Neef, mag dat raam niet dicht asjeblief, asjeblief? 't Tocht schrikkelijk, schrikkelijk!
't Geduld van hònderd engelen, moet je hier hebben! Daar willen we beraadslagen over 'n zaak van beteekenis, 'n ernst, alz we nog nooit in de familie hebben gehad - daar valt 'n fortuin uit de lucht...
... 'n Fortuin en 'n vrouw...
Dank je! Daar heb je den soufleur weer!... Daar willen we met kalmte en overleg praten, en daar maakt schoonmama zich over 'n gulden druk en tante Adèle zit op de tocht!...
(die nijdig het venster gesloten heeft) ...Zoo! En nou asjeblief zonder interruptie!
(gejaagd) Als die vrouw z'n vrouw is - en dat zal wel! - tenminste als jij sekuur heb geïnformeerd...
... Hij heeft 'r 'n week gelejen getrouwd! Zoo stellig als tweemaal twee vier! De vent uit dat zeemanshotel was een van de getuigen...
'n Week gelejen? Eerst 'n week gelejen? Dat is - dat is - dat is bedriegelijke bankbreuk!... Dat is 'n Judasstreek!... Dan heeft dat mensch, omdat ze pas 'n week met 'n man van 57 jaar - met 'n halven grijsaard! - getrouwd is - eerst 'n week! - dan heeft dat mensch, dat, dat, dat... - dan heeft ze misschien rechten - dan heeft ze misschien alle rechten...
Jawel, dat wil zeggen, àls ze, àls ze héúsch met 'm na 't stadhuis is geweest...
(wild van zenuwen) Schoonmama, hou u d'r buiten! Ik tril! Ik tril aan m'n heele lichaam!
Nee maar, nou vraag 'k - of dat mijn schuld is!
Dat beweert niemand! Daar denkt niemand aan! Maar lei m'n gedachten niet af! Laat me met kalmte en over-
| |
| |
leg... (geëchaufeerd neerzittend) Dat 's 'n misdaad... Dat is, om niet onder woorden te brengen! Dan zijn we weer foutu!
Als-ie jullie tenminste niet in z'n testament...
(opstuivend) Weer 'n advies! Ons in z'n testament! Ons! Ons! Of-ie voor ons speciaal, voor ons, die-ie in geen 37 jaar heeft opgezocht, 'n testament zal gemaakt hebben!
En als 'r wel, Godbeware, Godbeware 'n testament is, krijgen we geen duit, geen halve duit, geen rooie duit!
En je heb 'r natuurlijk in den trein niets gevraagd?
Van wat? Wist 'k dat in den trein! En ken je wat vragen an 'n mensch, dat enkel maar zit te grienen!
Als 'r geen testament is (bij gebaar van interruptie tot Prosper) - Ja, of jij me nou telkens afblaft: ik ben 'r ook bij geïnteresseerd, of tellen mijn tienduizend gulden niet mee? - als 'r geen testament is, en geen huwelijksche voorwaarden...
Heel juist, dan zijn ze in gemeenschap getrouwd...
... Als ze getrouwd zijn...
... En dan hebben jullie stellig recht op de helft...
Wel christene zielen, houen jullie je 'r buiten, of niet! Ik tril en ik stik - en jullie matten me nog meer af! 't Is 'n zaak tusschen mij en Baptiste...
Nee, tusschen jou, Baptiste en die vrouw...
(wild) Dat weten we nou toch wel! Zie je ons voor twee imbecielen an, oom! Getrouwd! Getrouwd! Dan blijven we in de vervloekte, gek-makende misère, of, of in 't gunstigst geval, als 'r geen testament is en geen voorwaarden, moeten we met dat mensch op de trap, met dat mensch op de trap, half om half deelen, 'r voor haar portie vijftig mille minstens afstaan, omdat, omdat ze 'n week met 'm getrouwd is geweest, 'n week, 'n week! Dat is je gemeenste anarchie! Dat is, dat is, om in mekaar te zakken! (heftiger) En waarom heeft-ie gister z'n mond gehouen? Ik heb 'm toch woordelijk, woordelijk gevraagd, of-ie die zeven en dertig jaar vrijgezel was gebleven! Daar heeft-ie bij geknikt! Daar heeft-ie bij geschaterd! Daar heeft-ie zeven vingers bij opgestoken! Daar heeft-ie bij gezegd: zeven en dertig
| |
| |
jaar op 'n week na! En daar heb ik om gelachen, omdat 'k dacht, dat-ie 'n mop bedoelde... (zit uitgeput neer) .
Nee, dan was dat geen mop. Zeven dagen, 't klopt.
En waarom, waarom heeft-ie 'r dan niet meegebracht? Dat, dat, dat mensch! Waarom die beroerde, geniepige komedie? Ik ben toch z'n broer, z'n eenige broer!
Waarom? Waarom? Omdat-ie 'r niet dorst voorstellen, omdat ik me al geneerde tweede klasse met 'r te reizen! Omdat ze voor 'n jaar of zoo, met 'n knal falliet is gegaan - ja, falliet, falliet! - omdat 'r natuurlijk nog àndere steken an 'r los zijn!
(nerveus) De kamer uit, asjeblief! Jóúw gevraag kunnen we zeker missen!
Ik verwonderde me 'r óók al over, dat 'n meisje van háár leeftijd...
Gompie, tante, van mijn leeftijd, van mijn leeftijd! 't Zou wat moois zijn, als de wijsheid altijd met de jaren kwam! Bonjour! Ben heelemaal niet nieuwsgierig! Bonjour! (af)
(tot Charles, die op de knieën gehurkt, de op den grond liggende rouwkennisgevingen ordent) En jij! En met bekwamen spoed!
(terwijl Charles geduldig heen strompelt) Nou, Prosper!
Ondermijn je m'n gezag weer?
Hoe kan je zóó'n jongen ‘met bekwamen spoed’ toeroepen!
(uitvarend) Jij met je ziekelijke voorliefde voor je zoon... (Charles af)
Oom, asjeblief. We zijn enfin seuls.
Ja, ja. En vertel jij nou, Baptiste, hoe...
| |
Zeventiende Tooneel.
Prosper, Aristide, Mevrouw, Adèle, Groomoe, Baptiste.
Vertellen! Vertellen! Ik begin met m'n advocaat,
| |
| |
met Van der Wielen, op te schellen. Hooren, hoe dat zit, hoe dat moet, hoe dat kan, hoe dat...
Juist. 't Lag me op m'n tong...
We moeten weten, wat 'r in 't Burgerlijk Wetboek over huwelijksche voorwaarden en over gemeenschap en over zoo'n geval van seniele dementie van 'n grijsaard, die 'n week voor z'n dood blieft te trouwen, en van zoo'n indringster in 'n respectabele familie, staat! Ik heb kinderen. Ik heb twee beste kinderen, ik heb twee minderjarige kinderen, waarvan 'k de rechten met hand en tand...
Je heb niet alleen kinderen, je heb schulden...
Bravo! Geestig! Ging dat op mij, of ging dat op Baptiste?
Nou, ik zou denken, op allebei...
(ongeduldig in telefoonboek bladerend) Van der Wielen! Van der Wielen! Van der Wielen? Wel, wat drommel...
Dat had je wel eerder kunnen zeggen!
Kan 'k gissen, dat u 'n telefoonnummer, dat u zóó dikwijls gebruikt, vergeet?
Ik? Jij! Heb ik iederen dag 'n advocaat noodig?
(droog) Oom, laat pot den ketel niet verwijten...
Pot en ketel? Heb ik 'n drukkers-, 'n uitgeverszaak, die...
Nee, oom. U heeft 'n Pension, met meubelen op afbetaling.
Hahaha! (loopt lachend naar de deur) .
Je hoeft niet van plezier weg te loopen, oom? (nijdig in de telefoon) 593! Ja, 593! (mevrouw af door linkerdeur) .
| |
Achttiende Tooneel.
Prosper, Baptiste, Adèle, Groomoe.
(fluisterend) Net, Net - hoe heet ze toch ook weer? Ik pijnig m'n hersens af! Hij was kreupel, en dan droeg-ie van die lakensche dingen over z'n schoenen... Hoe heeten die lakensche dingen, die lakensche dingen...
| |
| |
(nijdig) Suscht! Suscht! 'k Versta niks! Hallo! Is Mr. Van der Wielen daar? Nee? Bien Aimé! Heeft-ie pleidooi voor de Rechtbank? Jammer! Wil u 'm vragen, me dadelijk op te bellen, zoodra-ie op kantoor komt! Zeg u 'm, dat ik 'm dringend moet spreken over 'n erfeniszaak, en, en, dat ik z'n rekening wil voldoen!... Dank u. (hangt gehoorbuis in toestel) . Vervloekt jammer! Wat nou?
'r natuurlijk voorloopig als lid van de familie ontvangen. En aap, wat heb je 'n mooie jongen, spelen! Dat 's de eenige weg. En eerst hooren hoe de vork in den steel zit! En geen advocatenwerk, als we 't maar eventjes kunnen vermijden!
Natuurlijk, Jeanne is al zoo verstandig geweest, na 'r toe te gaan!
(tot Baptiste) Neef, hoe heeten die lakensche dingen, die 'n heer over z'n schoenen draagt?
Tante, laat me met rust! Je zit toch vlak naast den lexicon!
Ja, uw hemeltjes, schoonmama, uw hemeltjes en uw gezucht...? (plotselinge stilte)
| |
Negentiende Tooneel.
Prosper, Baptiste, Adèle, Groomoe, Mevrouw, Pollie, Aristide.
Zoo. Leg uw hoed en uw mantel af. (helpt haar) Dat is mijn man. Prosper, de vrouw van je broer. En dat is neef Baptiste. En dat mijn moeder. En dat tante Adèle, 'n tante van uw overleden man. Ga zitten. Hier is 'n makkelijke stoel.
Mij had u niet noodig voor te stellen, niewaar tante? Wij kennen mekaar al. (bukt zich, reikt 'n voetenbankje aan) .
Schoonzuster, u komt onder be... onder miserabele omstandigheden - met - met de familie kennis maken... En enne... Enne... En we zijn allemaal nog te diep onder den indruk, om veel - om veel woorden te gebruiken... Maarè... Maarè... M'n huis staat voor je open... En... Enne... je blijft onder ons dak!
| |
| |
We hebben kamers genoeg, Pollie!
Heeft u 'm erg veranderd gevonden? (zij schudt suffig het hoofd) . Hij was, hij was 'n best mensch, hij was... (tot Baptiste, die hem aan 'n jasslip trekt) Wat wil jij nou? Wat zeur jij nou? Wat trek jij nou?... Hij was 'n rechtschapen mensch, en niemand sterker dan wij, schoonzuster, beseffen uw verlies, (zij knikt suffig) .
Blijf je met ons 'n stukje eten, Pollie? (zij weigert wezenloos) .
Kom, kom! Als je òns ziet eten, eet je vanzelf mee... Ook de levenden hebben rechten... Toen mijn vader stierf, niewaar Jeanne, niewaar tante, niewaar schoonmama, hebben we, hebben we...
| |
Twintigste Tooneel.
De vorigen, Charlotte.
(met bloemtuil) Asjeblief van Kleinman, van de overzij... En... En...
(ziet de bloemen, tracht zich te bedwingen, snikt ket uit) .
(haar op den schouder kloppend) Nou, nou, nou, schoonzuster...
(achter haar) Kom, Pollie, Pollie!
(terwijl ook de anderen zich deelnemend-hartelijk met Pollie bemoeien) Kom nou, tante!...
Einde van het Eerste Bedrijf.
(Wordt vervolgd).
|
|