| |
| |
| |
Buitenlandsch staatkundig overzicht door Chr. Nuijs. XLII.
‘Was mich hier anzieht fragst du? Alles, Alles!
Der alte Glaube und der Sagen Zahl
Der Freiheit Odem und des Blutes Bande,
Die Tage voller Lust und voller Qual.
Was mich hier fesselt? Unser blauer Himmel
Der Lowtschen, den zu sehen meine Wonne.
Hier nur ist Leben - überall ist Nacht,
Wo uns nicht wärmt die heimatliche Sonne!’
Nikita Petrowitsj: Balkanska Çariça.
Montenegro, het laatste vorstendom van den Balkan, en het oudste tevens, is een koninkrijk geworden. En de dichtende vorst, die zelfs drama's en verzen heeft geschreven, doorgloeid van Turkenhaat en vaderlandsliefde, liefde voor het kleine onvruchtbare bergland:
‘Wie kann sich wohl mit diesem armen Zeta
Rumeliens üppige Thälerflur vergleichen?
Der enge Winkel Montenegro's mit
Dem weiten Reich der Serben und Bulgaren?’
Nikita van de Zwarte Bergen, die sedert geruimen tijd de rol vervult, eenmaal door Christiaan van Denemarken met zooveel overtuiging gespeeld, van ‘schoonvader van Europa’, heeft zich de koningskroon op het eerwaardige hoofd gezet.
Hij volgde daarbij slechts het voorbeeld van Roemenië, Servië, Bulgarije; en al is Montenegro de kleinste der Balkanstaten, met minder inwoners dan een gemiddelde Europeesche groote stad - het heeft een geschiedenis waarop de Montenegrijnen trotsch zijn, en ‘quoique son verre est petit, il boit dans son verre’...
| |
| |
Het is een eigenaardig land, dat land der Zwarte Bergen. Nog maar een halve eeuw geleden, werd het als ‘terra incognita’ beschouwd; en het reisverhaal van zekeren meneer Broniewski, die er in 1833 een reis heen maakte, klinkt onwaarschijnlijker dan menig reisverhaal uit de middeneeuwen.
Die goede meneer Broniewski, wiens ‘Voyage à Monténégro’ (Paris, 1834) een beschrijving van zijn tocht bevat, had zich wel wat in de luren laten leggen, voordat hij zijn reis begon. Hij had zich gewapend als Tartarin van Daudet, want hij was innig overtuigd, dat hij naar een wereld van wildemannen en struikroovers ging. Een scheepslading kralen, spiegeltjes en andere snuisterijen had hij medegenomen, alsof hij handel wilde gaan drijven met Afrikaansche negers of antropophagen van de Zuidzee-eilanden; en hij had zich gewapend met een geheel arsenaal, waarvan hij echter meer last dan plezier had. Want met zijn gordel vol pistolen, zijn dubbelloopsgeweren en zijn slagzwaard op zijde werd hij in een dorp in Montenegro in verzekerde bewaring genomen, wijl men hem van gevaarlijke plannen verdacht.
Maar toch behoefde hij zich over zijn reis niet te beklagen; want hij zag tal van zonderlinge zaken, wat tegenwoordig de toeristen niet meer overkomt, zelfs al gaan ze naar Montenegro.
De Vladika, die toen sedert 1830 aan het Bestuur was, heette Peter II, de opvolger van den beroemden Peter I, die met de Russen Marmont uit Cattaro had verdreven en een ongelooflijken invloed op zijn volk oefende. Hij was op negentigjarigen leeftijd overleden, en had van zijn volk weten gedaan te krijgen, dat het ten teeken van rouw gedurende zes maanden geen onderlingen strijd zou voeren.
Peter II was in dien tijd naar Rusland gegaan, om zich te doen wijden tot aartsbisschop en tot vorst tevens; want in die dagen waren de Vladika's van Montenegro tegelijk geestelijke heeren, al konden ze gewoonlijk beter overweg met het geweer en den dolk, dan met kruisbeeld en bisschopstaf.
Rechters bestonden in dien tijd wel; er was zelfs een rechtbank samengesteld uit zes leden. Maar die heeren hadden weinig of niets te doen, want alle verschillen tusschen de bergbewoners werden kort en goed geregeld met het geweer. De dorpen stelden er een soort ‘honneur de clocher’ in, schuldigen niet uit te
| |
| |
leveren en de onschendbaarheid van hun gebied te verdedigen, zelfs tegen den vorst.
Ook een Senaat had Peter II ingesteld, maar een zeer eenvoudige; de vergaderzaal, in het Senaatsgebouw, was een boerenkamer, naast een koestal. De beraadslagingen werden steeds geeindigd, hoe heftig het debat ook was, als de klok sloeg. Het administratieve bewind was toevertrouwd aan vijftien Perianiki, die meerendeels niet lezen of schrijven konden, en herkenbaar waren aan een arendsveer op hun muts.
Broniewski woonde een terechtstelling bij van een man, beschuldigd van paardendiefstal; dit is een misdaad die zeer zwaar werd en wordt aangerekend, en die steeds met den dood wordt gestraft. De beschuldigde stond niet terecht voor een rechtbank, maar voor de dorpsbewoners, die een soort jury vormden. De daad was gepleegd, de man op heeterdaad betrapt, en na een kort geding werd de dief veroordeeld om opgehangen te worden. De oudste moest hem de straf mededeelen; hij deed dit eenvoudig, zonder veel omhaal van woorden, omhelsde den veroordeelde, en zeide: ‘God zal u vergeven.’ Onmiddellijk daarna werd het vonnis voltrokken.
Paardendiefstal kwam veel voor; maar overigens werd niet gestolen. Coquelle verhaalt in zijn ‘Histoire de Monténégro’ dat men een beurs met geld aan den openbaren weg kon laten liggen, zonder dat iemand die zou meenemen. En Broniewski zegt, dat men, om dit te bewijzen, op een rots aan een veelbeganen weg een paar pistolen, een kruithoorn met zilver gemonteerd en tien ducaten had gelegd, die, toen hij na drie weken weder langs dien weg kwam, nog steeds op dezelfde plaats lagen.
De zeden waren ruw, maar streng. zegt Broniewski; de vorst, Peter II, was wellicht de eenige bisschop van zijn tijd, die in staat was een opgeworpen sinaasappel in de vlucht te raken, maar ook de eenige, die met begeleiding van de guzla, een soort mandoline, de ballades kon voordragen, die hij gedicht had ter eere der Montenegrijnsche helden.
Wat den reiziger het meest trof, was een soort van Homerische breedsprakigheid, om niet te zeggen, grootspraak, in de verhalen van gevechten met de Turken. In een proclamatie van den broeder van Wladika Peter II werd gezegd:
| |
| |
‘Dank zij den Almachtige, den God van Hemel en Aarde, zijn onze slagen gevallen in de rijen onzer vijanden als de slagen van den houthakker in het bosch; ik kan niet zeggen hoeveel wapens en gevangenen wij hebben buitgemaakt, maar het slagveld maakt een ontzettenden indruk, en de doode lichamen der Turken zijn vreeselijk om aan te zien.’
Dit overwinningsbulletin had betrekking op een gevecht, waarin van weerszijden wat geweerschoten waren gelost, zonder dat men elkaar veel kwaad had gedaan.
Heel veel veranderd is Montenegro nog niet, al heeft het onder Nikita, den tegenwoordigen koning, een constitutie, een staatsschuld, een universiteit, een aantal scholen, een staand leger, een zeehaven, een automobielverbinding en eenige andere voortbrengselen der moderne beschaving gekregen.
Een reisverhaal van jonger datum zegt:
Het is een zonderlinge weg, die van Cattaro naar Cettinje, de hoofdstad van het land der Zwarte Bergen leidt. Toen mijn bagage in het lichte rijtuigje was gepakt, dat mij naar Cettinje zou brengen, vroeg ik den koetsier, met een blik op de bergen rondom, waar de weg was. Hij wees met den vinger boven zijn hoofd, en mijn oog volgde die beweging. Een grijs-zwarte bergrug was al wat ik ontwaarde, doch er bleek een opening te zijn in den grijzen muur van kalksteen. Stel u een Z voor, doch in plaats van met twee met negen-en-twintig armen. Dan weet ge hoe de weg naar Cettinje er uitziet. Zigzagsgewijze loopt die door het gebergte, negen-en-twintigmaal van richting veranderend. De kleine paarden hadden vijf uren werk om dien Jacobsladder te beklimmen. Doch het land der vrijheid wordt nooit bereikt dan langs een moeilijken weg.
Toch is de weg niet zoo moeilijk als hij wel lijkt. De bergketen is met zachte glooiingen doorsneden. Steeds is de weg geschikt, om zelfs door bespannen artillerie te worden bereden. Met een nauwlettendheid, die tot eer strekt der ingenieurs die den weg aanlegden, is er voor gezorgd, dat de helling nooit te steil wordt. Op verschillende plaatsen zijn maatregelen genomen om den weg af te snijden en het gebruik ervan onmogelijk te maken. Steeds hooger komt men; de lucht wordt ijler en koeler;
| |
| |
weldra bevindt men zich op 3000 voet boven den zeespiegel...
Het afdalen is moeilijker en gaat veel langzamer dan het beklimmen van den bergweg. Doch spoedig is Njegus bereikt, de eerste plaats op Montenegrijnsch gebied. Dan gaat de tocht verder, bergaf, naar Cettinje.
Cettinje, de residentie van koning Nikita, een dorp te noemen, zou onrechtvaardig zijn; het voor een stad te doen doorgaan, vleierij. Het is een aaneengebouwde plek, bestaande uit een hoofdstraat, een evenwijdig daarmede loopende zijstraat en drie of vier korte, breede verbindingsstraten. Het heeft in 't geheel 1200 inwoners. Twee steden in Montenegro zijn grooter en meer bevolkt; zij liggen dan ook in de vruchtbare vlakte. Cettinje is in 't armzaligste deel van het woeste gebergte gelegen. Doch het is de verblijfplaats van den vorst; het bevat diens paleis, de staatsgebouwen, en de woningen der Europeesche zaakgelastigden.
Het paleis van den vorst verschilt niet veel van de woningen der onderdanen. Het is een lang, breed, wit gebouw van twee verdiepingen, met groene luiken voor de ramen. Een paar breede trappen leiden naar den ingang. Boven die trappen is een balkon. Van wat men gewoonlijk verstaat onder het begrip ‘paleis’ heeft het niets. Een paar adjudanten in eenvoudige uniform gaan heen en weer, een schildwacht in een lange, groene overjas met het geweer op den rug staat op post. Op korten afstand van het paleis is de beroemde boom, waaronder de vorst plaats neemt op een steenen zetel, als hij audiëntie verleent. Op een vasten dag in de week is de vorst der Zwarte Bergen daar te vinden, voor ieder zijner onderdanen, zonder eenige voorafgaande plichtplegingen.
De bijna zeventig-jarige vorst is een man van zeldzame frischheid en energie. Op de breede schouders van een forsche, hooge gestalte staat zijn flinke kop; donkere, vurige oogen lichten in het bruinroode aangezicht. Hij draagt het schilderachtige costuum der bergbewoners, de lichtblauwe korte rok, het met goud geborduurde vest, om de lendenen een gekleurde sjerp, en revolvers in den gordel.
Dit costuum is voor alle mannen gelijk; slechts het borduursel verschilt naar gelang van stand of rijkdom. Allen dragen over
| |
| |
den schouder de Struba, een soort shawl, geel, zwart of bruin, aan de einden met lange franje voorzien. Ook het hoofddeksel is gelijkvormig, bij alle onderdanen van Nikita: een kleine muts, die achter op het hoofd wordt gedragen. Het is zwart, als teeken van rouw over den slag bij Kossovo, in 1389, waarin Lazaro de Groote troon en leven verloor en Servië in de heerschappij der Turken geraakte. De bol is rood ter herinnering aan het bloed, dat in dien slag vergoten werd. In het midden van den bol is een gouden halven cirkel geborduurd, het symbool van Montenegro, dat zijn vrijheid wist te handhaven; en daaronder de Grieksche letters H.I., het naamcijfer vormend van Nikolaas.
Er is nog een merkwaardigheid aan het costuum der Montenegrijnen. In ieder ander land is het dragen van wapenen verboden; in Montenegro is het verplicht. Een besluit van den vorst bepaalt, dat ieder man van de regeering moet koopen een model-revolver, en dat hij dit wapen steeds moet dragen in den silaf of gordel. Onder alle omstandigheden wordt dit bevel nageleefd; en zoo komt het, dat men bij iederen Montenegrijn steeds de kolf van het pistool ziet te voorschijn komen uit den gordel.
Het volk van Montenegro is van een groot, krachtig ras. Mannen van zes voet zijn er volstrekt niet zeldzaam, het is ongeveer de gemiddelde grootte. De vrouwen zijn mooi, zoolang ze jong zijn, van een wilde, verrassende schoonheid; doch hard werken op het land en een moeilijk leven maken haar spoedig oud. De mooie dochters van den vorst, met haar ‘oogen van nacht, oogen van hartstocht’, zooals een Russisch lied zegt, doen uitkomen van welk zuiver ras de Montenegrijnen zijn.
En als de koning van Montenegro zijn gezin om zich verzameld ziet, dan is het een schittering van uniformen en groote namen. Want al is zijn land klein, en zijn bezittingen niet groot, flinkheid, verstand, gevoel en schoonheid hebben zijn kinderen meegekregen. In Italië heeft zijn dochter Elena door haar voortreffelijke karakter-eigenschappen de innige toewijding verworven van de bevolking, en door haar optreden bij menige gelegenheid, vooral bij de aardbeving te Messina en in Calabrie, er toe bijgedragen de sympathie te wekken en te versterken voor de dynastie van Savoye. In Petersburg werken voor Nikita's aanzien en
| |
| |
Europeesche vermaardheid zijn beide dochters, Militza en Stana, die met grootvorst Peter Nikolajewitsj en met hertog George van Leuchtenberg gehuwd zijn; Zorka was gehuwd met Peter Karageorgewitsj, thans koning van Servië. Prins Danilo, de vermoedelijke troonsopvolger, is gehuwd met prinses Jutta van Mecklenburg, en prins Mirko met grootvorstin Natalia Konstantinowitsj van Rusland.
De eerste regeeringsjaren van Nicolaas vormden het tijdperk van ernstigen strijd; de oorlogen met de Turken, de erfvijanden, die meer dan vijf eeuwen lang hebben gepoogd het vrije volk der Zwarte Bergen te knechten, hebben ook het begin van zijn regeering moeilijk genoeg gemaakt. Maar na den vrede van San Stefano, die een einde maakte aan den Russisch-Turkschen oorlog, heeft Montenegro de zegeningen van den vrede kunnen genieten. Het werd toen ook, ondanks de 500-jarige vrijheid en zelfstandigheid, officiëel door Europa erkend. De laatste beperkingen der Montenegrijnsche souvereiniteit werden in het jaar 1908 opgeheven, als gevolg van de oplossing der Bosnische annexatie-crisis. Tijdens die crisis had het allen schijn, dat Montenegro hand in hand met Servië tegen Oostenrijk wilde optrekken. Maar het bleek slechts schijn. Vorst Nikita kon niet anders, daar hij uit nationale en dynastische gronden genoodzaakt was zich voor de Servische bewoners van de occupatie-landen warm te maken. Hij was echter verheugd, toen de zaak met een sisser afliep, wijl hij daardoor uit een onaangename positie verlost werd.
In Oostenrijk heeft men Nikita zijn houding van 1908 niet heel kwalijk genomen, want men weet in Weener regeeringskringen heel goed, hoe groot de dankbaarheid en toewijding van Nikita zijn voor keizer Franz Jozef, die eens in moeilijke dagen land en troon voor hem heeft gered.
Des te grooter is de haat, die sedert de annexatie-crisis de Servische staatslieden tegen den Montenegrijnschen heerscher koesteren; en hierin moet men de oorzaak zien, waarom zijn schoonzoon, Peter van Servië, de feestdagen te Cettinje niet wilde bijwonen.
Dit is de eenige bittere druppel in den feestdrank van den
| |
| |
Koning van Montenegro. Maar hij weet, dat de koningskroning te Belgrado ergernis moest wekken. Dat is niet nieuw voor hem, en daarom heeft hij zich er weinig aan gestoord. Geen daad van den Vorst van Montenegro, hoe ook bedoeld, hoe ook uitgevoerd, kan in Belgrado sympathie wekken, want alleen reeds het bestaan van een tweede Servisch-nationale dynastie, naast de in Belgrado regeerende, wordt daar als een euvel beschouwd. De tegenstelling tusschen Servië en Montenegro bestond steeds en zal wel blijven bestaan, of in Belgrado de Obrenowitsj of de Karageorgewitsj heerschen en of Nikita den vorstenhoed of de koningskroon draagt. Er is een Koning der Hellenen, een Tsaar der Bulgaren - maar in Belgrado meent men, dat van een Koning der Serviërs geen sprake wezen kan, zoolang er twee Servische vorstengeslachten naast elkaar bestaan. Dat is het gevolg van de nationaliteiten-politiek in den Balkan.
Maar koning Nikita van Montenegro laat zich daardoor niet beletten zijn Muze aan te roepen en een nieuwen zang te dichten, om zijn koningschap te verheerlijken, die dan in zijn bundel volks- en heldendichten een eereplaats zal innemen!
|
|