meer in school, had zij, ze ontledend in hun innerlijke leêgte, onherroepelijk ter aarde besteld.
Maar, toen, in blinden eigenwaan, haar correctieve bevoegdheid te buiten gaande, is zij, die toch nooit óók een opbouwende macht kon wezen, zelf gaan zitten als op een troon-over-alles, en heeft met looden hand gedecreteerd, dat het Mogelijk-Zijnde noodzakelijk moest liggen binnen de enge en nooit-in-der-eeuwigheid te verruimen grenzen, waarover-heen zij zelf nog niet had leeren zien.
En nu, voor het kritische onderzoek, de aloude algemeenheden waren nedergevallen, maar tevens de mensch altijd wat vaste punten blijft behoeven, - zal de wereld hem niet een chaos lijken, waar geen touw aan vast te knoopen is, - verhief zich onmiddellijk een nieuwe illusie, een tastbaarder, zinnelijk-essentiëeler schijn; en een netjes-geregeld, flink-vliegend draaiwiel voor alle menschelijke geestes-bewegingen werd weer gevonden in de fictie (philosophisch-gesproken) van de materie, van de, zelfs voor de mannen der wetenschap, uit problematische, nooit-nog-waargenomene, theoretisch-ondeelbare deeltjes opgebouwde slof.
Zoo stond dan nu weer het nieuw heilig-huisje, waaraan men niet mocht raken op bittere straffe van een honenden lach, stond, met angstvallige zorg opgetrokken, binnen betrekkelijk-korten tijd overeind.
Nogmaals werd voor de verwonderd-kijkende oogen van den zorgvol-glimlachenden wijsgeer, die niet alleen afgaat op de brute impressies zijner zinnen, maar ook op wat zijn scherp-ontledend, klaar-ziend verstand hem over den aard dier impressies bewijst - nogmaals, zeg ik, werd voor ieder man, die het wezenlijke wezen van het Zijnde zoo zeker wil kennen als hij zeker is van zijn eigen Zijn, de tragisch-komische farce vertoond van een college tenopperste geleerde, stipt-accurate en vlijtige mannen, die een systeem, maar nú het systeem van den Schijn-der-zinnen, stelden als der wetenschap hoogste Ressort.
En wat nu in het Weten de hersenen beheerschte, de Macht van het oppervlakkig-nuchtere, dat de geesten voortdwong in afge-