waar wij ook gingen was het versterven der wereld van zoo een schoonheid als wij nimmer aanschouwd hadden. Maar er kwamen gure en vochtige avonden, en de wind joeg dorre loovers over de neergeslagen halmen der paden. Wij waren op een stormachtigen namiddag, toen reeds een grijze duisternis over de zee lag, huiswaarts gekeerd en zaten zwijgend voor het vlammend haardvuur. Alfrune had hare voeten aan scherpe doorns gewond en klaagde over pijn en koude. Zij verwijderde haar schoeisel, maar toen ik hare blanke voeten met de roode wonden der doorns zag, nam ik hen plotseling in mijne handen en wild kuste ik het bloed der geliefde jonkvrouw weg en nam het op in mijn eigen lichaam. Toen zag ik haar aan; in hare oogen waren tranen, en zij sprak zacht: Hebt gij dit bloed lief, daar gij het wegkust van mijne voeten?
- Alfrune, antwoordde ik, gij weet dat ik u liefheb meer dan de schoone wereld om ons heen; als ik op de bergen stond en ik die wereld zag liggen met hare zee en wouden en verre rivieren, en ik zag de blanke wolken varen langs den horizont, dan kreeg ik haar lief en wilde haar zelve zeggen hoe lief ik haar had. Maar al schreeuwde ik het haar toe, des morgens en des daags, des avonds en des nachts, ik vernam hare wederstem niet. Toen zag ik u en in uw gelaat, uw oogen, uw stem was de wereld, maar meer nog. En zooals ik niet stil kon blijven staren naar aarde en hemel, maar hen omvatten wilde in mijne armen, zoo wil ik ook u nemen tegen mijn hart en in uw gelaat de schoonheid kussen van het heelal. Ik heb u zoo lief, zoo lief.
Toen kuste ik haar de tranen weg, maar zij zag mij aan met zoo oneindige smart in de zachte oogen dat ik plotseling schrok voor mij-zelven.
- Ach, waarom hebt gij dit gedaan, zeide zij; ik vrees dat ons stil geluk nu niet durend meer zal zijn, dat wilde begeerten het verjagen zullen. Ik was bang voor de minste aanraking onzer lichamen, en nu is het geschied. Iets zeer hoogs en zeldzaams is er in mij heengegaan, maar iets vreemds en zeer schoons voel ik in mij opleven. Ik heb u ook zoo lief.
Zij nam mijn hoofd tegen zich aan en hare handen streelden mijn gelaat. Sedert veranderde ons leven; inniger werd ons sa-