De Nieuwe Gids. Jaargang 15(1899-1900)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 564] [p. 564] In memoriam door Willem Kloos. I. Zoekend doorschrijden zij de hooge lanen, Waar nog, van tijd tot tijd, een breed geglim Op 't hangende geblaêrte, uit westerkim Plots valt, gevoerd langs verre, lichte banen.... Bij iedren omzwaai van het boschpad wanen Zij vaag te zien iets in de verte, een schim, Die weêr omhoog-schiet met verhaast geklim, Zoodra zij naderen haar wenkend manen.... ‘Daar was hij!’ roept dan de een, en slaat voor 't hoofd De vlakke hand.... Maar de andre, min rumoerig, Wijl wijzer, sterker: ‘'k Had het nooit geloofd’.... - Hier klaagt de tortelduif door 't bosch, droef-koerig - ‘Dat zulk een rijke geest, in wreevle stond, Zichzelf, of 't leven waar een gras-bloem, schond....!’ [pagina 565] [p. 565] II. Bloemen zijn vaak als kleurge kleine kinderen, Die stil-tevreden saam in 't gras-veld staan, Totdat zij schrikken plotsling, wijl de wind er, 'n Wild-losse jongen, langs hen heen komt gaan.... Hun hoofdjes schommelen dan wild en wilder en Sterk loopt die dolleman daar af en aan,.... Tot ze, als hij eindlijk wijkt, heel moede en stil daar, in Weeke vertwijfling, zich voor 't laatst neêrslaan.... O, dees tijd is wind-zwaar: de hoofden zwieren.... Veel jong bloeisel, reeds in de' aanvang geknakt, Leert ons te blijven staan met stalen spieren.... Waait ook de storm om 't lijf.... wat zou 't, al brak 't? Beter dan, rumoerig heen-weêr geslagen, Aêmloos te zinken onder de ijdle vlagen! Vorige Volgende