wie eens ernstig de toekomst inziet, moet wel soms denken, al strijdt het met zijn wenschen: ‘'t Blijft toch altijd mogelijk, ondanks alle nú nog redelijke en rechtvaardige oppositie, dat zóó'n sterk willen over een jaar of honderd slaagt!’
Maar dit is óók zeker: mocht zoo iets inderdaad gebeuren, mocht de heele wereld werkelijk ooit socialistisch worden, dan zal het zich-dán-noemende Socialisme, dat ten slotte den strijd zal hebben gewonnen, toch weer heel iets anders wezen, dan wat zich nú ‘Socialisme’ noemt. Want wij, menschen, met ons denken, met ons abstraheeren, trachten steeds maar woorden te vinden, formules en theorieën, ter juiste samenvatting-door-definitie van wat er, als waarachtige quintessentie van der menschheid onbewusten aandrang, om ons henen in de wereld gebeurt. Maar wij zijn - kon het anders zijn! - slechts menschen, en ons denken is, krachtens ons onvolledige weten, meestal gebrekkig en ten deele fout. En zoo dogmatiseert men gewoonlijk maar flinkweg door. Men redeneert dan dor-weg altijd maar verder, zorgend dat men blijft steeds op het strak-getrokken lijntje, dat moet leiden naar het eigenmachtiglijk voorop gestelde doel.
Maar daarom niet geklaagd!
Het dwingerige en bekrompene, het alles scheef- en van-één-kant-ziende, het in den echten zin des woords bourgeoise van de zoogenaamde intellectueelen der huidige, hollandsche Sociaal-demokratie, moge velen, ruimer-voelenden en denkenden, ergeren, - laat die ongevoelig- en ongeestig-, die, letterlijk gezegd, onverstandig-betoogenden, die in-eigen-oog gewiksten hun gang gaan - het eindje draagt ook voor hèn den last.
Want het groote, het onweêrstaanbaar-sterke, 't grootmachtige bewegen der wereld en der dingen gaat toch door op zijn eigen weg, buiten al ons persoonlijk wenschen om. En zij, die stonden aan den rand van den krater, en