De Nieuwe Gids. Jaargang 15(1899-1900)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] November-nacht. Door H.J. Boeken. I. Machten der natuur en zuivre luchten, - Zee-wind, die u over vlakten spoedt Van 't bewogen water, gouden gloed Sparklend op dien dag-vloer, of geduchte Nacht-stem nader-razend, - en gij zuchten, Hangend zacht in 't pijn-woud in de goed- doende erinnering van 's zomers zoet, Wachtend weêr de wek-stem tot genuchten; Zij mijn woord een wek-stem tot u allen, Komt verzaêmt u boven donkre stad, Doet uw teerste krachten binnen-sluipen, Doet uw liefste dauwen neder-druipen, Hoopvol, vol erinn'ring op wie, nacht-omvat, Neerligt, 't speel-noot-zieltjen van u allen. [pagina 207] [p. 207] II. Is zij niet uw speel-noot, vlugge winden? Gij, die draaft van dit eind naar het aêr Van de rollende aarde en die de zwaar- wichtge cargo's maakt tot vlug-gezinden, Daar haar vlucht maakt vlug den teer-beminde, Dat hij, anders log, nu licht, door-vaar 't Hoogste en laagst der toetsen van het snaar- speel-tuig, dat hij mag in 't binnenst vinden. En van 't Oosten brengt zij donkren pracht, - Zwaar dooraemd van verre-zomer-geuren - Hangend zwaar in de'oog-en-lokken-nacht; Van het Westen heeft zij wat doorspeuren Haar doet 't diepst der ziel, en fijnsten zin: Gloed en reinste sneeuw-pracht woont daarin. Vorige Volgende