De Nieuwe Gids. Jaargang 15(1899-1900)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Nemesis. I. Ik zie der naaste jaren sombere orde als mannen met getrokken zwaard. Ze staan, de vlammende oogen licht in de gelaten, wrekend gereed te slaan op 't woord des tijds, wat rot is en verworden. Ik zie den Goudgod van zijn leugentroon geslagen, stede⁀in puin, begraasde straten - Ik zie de schoon groenende kiemen teerbleek uit 't verdorde. [pagina 74] [p. 74] II. Ik zie de kanker-builen onzer aard de steden, met een vlijmend mes gesneden. het vuil leekt uit, mijn hart walgt en ik wend, ijzend van 't liefdrijk wreede, 't oog af, als 't in de diepe wonde staart. Ik zie de grijs-asfalten pleinen woest, d'uittocht van benden, gromlend in ellend, ik zie 't verroest grimmig geraamt van groot station-gevaart. [pagina 75] [p. 75] III. Ik zie, o stad, uw vaal en knokig lijk versombren gansch den gouden horizont. lichte⁀avendvrede zegeviert er boven, maar onder, mijle⁀in 't rond liggen uw donkre schonken, spookgelijk. De Draak is dood, er gloeit geen enkel licht, geen rook walmt op, vergruisd ligt huis en oven, 't Wereldgericht brak voor altoos zijn trotsch, kwaadrokig rijk. [pagina 76] [p. 76] IV. Gij gladgeschoeid, geparasold stadsmeisje, dat op bezoekjens tript, op dansjens springt, dat, lief in huis en zorgzaam op uw kleertjes, piano-speelt en zingt - ik denk, u ziend, aan een zachtzinnig sijsje, in kooitjen rood, met vlerkjens groen en geel, dat, steeds tevree en proper op zijn veertjes, in een bordeel zingt morge' en avond zijn onschuldig wijsje. Frederik Van Eeden. Vorige Volgende