| |
| |
| |
Verzen van Jeannette Nijhuis.
Laat nu geen ander mij van liefde spreken,
Ik wil het lied van eeuwge liefde zingen.
Laat nu géén ander door zijn passie dringen,
Tot een gelofte, die 'k niet mag verbreken.
'k Omwond mijn Lief met dartele seringen,
Die dolensdagen door bebloemde streken....
Laat nu géén ander in zóó smartlijk smeeken
Den glans verhullen dier herinneringen.
Is er dan niemand om het wrak te schragen
Dat hulploos wegdrijft op den wanhoopsstroom
Met niets dan trouw, den vijanden ten wapen?
Waar is de sterke, die mijn zwak kon dragen?
Komt nòg mijn held niet - is 't een lentedroom.
Dat 'k wond mijn Eén'ge slingren om de slapen?
| |
| |
Geheimvol neigden zware zomertwijgen,
Liefkoozend streelend onze jonge hoofden.
Toen, blij, wij gingen in ontroerend zwijgen
In schâuw van droomen, die Geluk beloofden.
Wat wisten wij, van Liefdewijn verdoofden,
Dat zomer kort is - vèr al 't winterdreigen?
Wij waren kindren, die een droom geloofden,
Fluistrend uit twijgen donzig overnijgen.
O, ziel van zoeken, laat u nooit verleiden
Door zomerdroomen, kozend in de boomen -
Een wijl bedwelming geeft oneindig lijden.
Er is geen liefde, geen geluk, er zal
Slechts weemoed zijn voor wie durft wakend komen
In 't wreed-beheerschte, donker-droef Heelal
| |
| |
En in den droom ga 'k nog dat oude pad
En zie ik wéér die kerk van hoogen luister,
Waar 't Heilig Boek van kopergloed omvat
Mystisch opflonkert uit fluweelen duister.
Vaag klagend gaat weer 't weeke winde fluistren
Door forsche boomen, scheemrig ieder blad -
Plots fonklend lichtgejubel - en òpdruischen
De psalmentonen - héél mijn ziele bad.
Wéér hoor ik 't Woord - en, als had God gezonden
Een vlammenheir van liefde en genade
Verwinnend àl mijn duisternis en zonden....
Zoo boog ik neer, - de lichten kwamen nader,
Het licht was God - ik had mijn Heer gevonden.
Hoog stegen hymnen tot den Goeden Vader.
| |
| |
Eens ging ik groot door grootsche vlammenbogen
Wier schrille hitte deed mijn wonden schrijnen,
Toch schreed ik trotsch en zwijgend onder pijnen.
'k Hief slechts mijn hand tot schut voor moede oogen.
Nu daal ik af tot somber-diepe mijnen.
Mijn krachten sterk, in willend alvermogen
Tot strijdend splijten van den loggen logen.
Die houdt ompantserd rijkdom van geheimen.
Want haten doe'k der wereld vlamfestijnen
Waar toch mijn ziel haar duistre smarten lijdt.
Wier gouden gloed geen koude doet verdwijnen...
Diep uit Ellende's duistre mijngewelven,
Herrijst het Licht in hoger majesteit,
En dáár zal 'k schatten, onwaardeerbaar delven. -
| |
| |
U heb ik lief. Lief, die in trouwe armen
Mij veilig heendroegt door vijandge landen -
U blijft mijn Liefde, schoon uit Eden banden
Ons wreede Goden, wetend geen erbarmen.
Nòg voel 'k dien eersten lentedag, dien warmen
Toen Uwe kussen op mijne wangen brandden.
Toen zonnebogen juublend ons omspanden.
Ons, weeldekinderen, vreezend geen verarmen.
Dáárom, gij andre, met uw smartenoogen,
Die uit fluweelen diepten smeekend smachten.
Ga vèr van mij... voor U slechts mededoogen...
O, lief, mijn lief - de lente is herboren
En 't is, als moest ik nòg Uw naadring wachten,
Gij andre - ga - 'k heb ééns mijn Lief verkoren!
| |
| |
‘En dat ik je nooit meer mag zeggen
Hoe lief, of je liefde mij is. -
Dat 'k nooit meer mijn kopje kan leggen
Aan je borst, is mijn droevigst gemis.’ -
Je armen - ze zullen niet ronden
Zich meer om mijn willige hoofd -
En je vleiende oogen verkonden
Nooit meer, wat ik ééns heb geloofd.
Stil gaan nu mijn eenzame dagen
En zoo troosteloos lang is de nacht -
Alom waakt mijn donkere klagen -
En 'k heb je toch alles gebracht....
O, kom, dat ik ééns nog mag leggen
Mijn doodmoede hoofd aan je borst -
O, kom! - dat ik ééns nog kan zeggen
Wat ik niemand ooit zeggen dorst.
| |
| |
Laat lichte dag nu mijn smarten niet wekken.
Ze sluimeren zacht - - - - - - -
Laat stille nacht nu mijn schreienswee dekken,
Mijn Liefste is zoo ver, en mijn zoekende oogen
Ze vinden hem niet - - - - - - -
Stil! - nacht weeft een sluier van mededoogen
Waarom is mijn Liefste dan tot mij gekomen?
Stil - nacht heeft vertroostend mijn handen genomen
Nacht buigt zich over, en lachende droomen.
Zacht zweven ze toe - - - - - - -
Laat nu de dag met haar lichten niet komen
| |
| |
Ik kàn een God zijn - àl de weelden Gods
Uitspreiden tot uw dankbaarste verblijden -
Maar soms ben 'k Duivel - om met hellelijden
Te straffen èlk, die opwaagt tot mijn Trots.
Laat àf - mijn ziel is een onwrikbre Rots
Waar passiegolven vruchtloos tegen strijden -
Van koele hoogten zie ik 't zwaar verglijden
En 't beuken hoor 'k van driftge golvenknots
Wéét, - gij zoudt slaaf zijn, en mijn Heerscher tevens,
Mijn zaligst Heil en opperste vertwijfling,
Gebenedijd - en tòch van God verlaten....
Dàn - hoog mijn liefde als vorstin uws levens
Zou z' u verplettren door haar heftig haten
Op harden rotswand, streng en zonder weifling.
| |
| |
Ja, onverbiddlijk zou ik zijn - en strèng.
Ik zou niet dulden, dat een schenner nader!
Tot 't hoog Geheim waar, 'k al mijn schatten gader,
En waar 'k devoot mijn dooden wierook pleng.
Demp Uwe schreden - stil uw stem - 'k ontblader
Sneeuwbleeke rozen, die 'k hun huivrend breng....
Raak niet mijn graven - dat U niet verzeng
Mijn vlam van haten, als Onheilgen Dader.
Laat vrede mij.... 'k heb al zooveel getorscht, -
Laat mij het Boek Herinnering nog lezen
In vromen weemoed - Ik, die twijflen dorst
En opstaan durfde tegen wat moest wezen....
Laat mij dat ééne, dat 'k mijn Liefde heilig, -
Of - wee de schenners, dat hen God beveilig. -
| |
| |
Aan mijn vriend Ds. Schermerhorn.
In stillen avond kwamen vrome boden.
Sleepend hun stem in lange galmgeluiden.
Een staat'ge stoet van sluierslanke bruiden,
Die, Godgewijd, naar Gode's tempel noodden -
Daar stondt Gij, groot-geroepene van Gode,
Uw Woord was sterk om 't Hoogste Woord te duiden,
Dat uit U sprak in zuivere zielsgeluiden.
Dat vóór U lag, van kopergloed omsloten -
Toen - Openbaring waren mij de klanken.
Weest allen priesters, om Uw God te danken
‘In 't grootsch gebouw, den tempel uwer harten..,’
Ja, zijn wil 'k Priester in mijn harte tempel.
Onrein gewoel van booze machten tarten.
Niet duldend naadring tot gewijden drempel,
|
|