De Nieuwe Gids. Jaargang 14
(1898-1899)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Beethoven et Wagner.Onder bovenstaanden titelGa naar voetnoot*) heeft Téodor de Wyzewa een verzameling opstellen uitgegeven, die meerendeels voor den muzikalen Hollander van zoo groot belang is, dat haar verspreiding niet mag worden overgelaten aan de autoriteit, die dezen medewerker van de Revue des Deux Mondes ook in ons land wordt toegekend. Heeft de handigheid der uitgevers door de aaneenkoppeling van een tweetal namen er voor gezorgd dat de door de Bayreuther rust-periode uit-gehongerde Amerikaansche en andere muziek-tijgers - voor de dartelheid van het spraakgebruik dat bloed-dorst insinueert bij een ras dat zijn eerst-geboorte-recht eer voor een schotel linzen dan voor een flinke karbonade zou verkoopen, meenen wij niet verantwoordelijk te zijn - gretig op den titel zullen af komen, menig bezadigd Hollander die nog niet aan Wagner-sport doet, maar wel Beethoven lief heeft, zal door deze juxtapositie, en de diepzinnige parallellen, welke een dergelijk copula pleegt te beloven, zijn afgeschrikt. Ditmaal echter ten onrechte. Want deze aaneenschakeling op het prettig boudoir-licht-blauwe omslag wordt van binnen op geen enkele plaats voortgezet, tenzij de stellige ontkenning van een anderen dan technischen invloed door Beethoven op Wagner uitgeoefend, die op enkele bladzijdenGa naar voetnoot**) in, maar op verscheidene andere tusschen de | |
[pagina 51]
| |
regels staat te lezen, als zoodanig kan worden geaccepteerd. Zonder met humeurige zwaartillendheid bij dit weinig-beteekenend reclame-licentietje te blijven stilstaan, zou men, de benaming Beethoven et Mozart verkieslijker kunnen vinden, omdat deze tevens de formuleering is van het meest essentieele van den inhoud. Alleen reeds wat door de Wyzewa over Beethoven's jeugd wordt meegedeeld, maakt dit boek tot een van onschatbare waarde, voor ieder die een in dit opzicht bewust deel vormt van de natie, die dichter dan alle andere staat bij het wezen van Beethoven's muziek, en die de traditie tot uitvoering dezer wereld-kunst als geen andere heeft bewaard. Want dit wezen is er een van klaarheid die nooit verblindend wordt, door enkel glans te zijn waar men na het verblindings-moment doorheen ziet, - en van gevoel, dat naarmate het met grooter intensiteit opwelde uit de meest onpeilbare ziels-stadiën, met strenger volharding is gebracht tot het bewuste doel, en zoo verhinderd is naar het oppervlak uit-één te vloeien in de vage troebeling, die men sentimentaliteit noemt. Deze gevoels-klaarheid, - gevoels-logica is scherper maar voert eerder tot mis-verstaan, - die de symphoniën zou maken tot volks-epiek zoo de huidige wereld-orde niet beslist anti-muzikaal was, terwijl het nieuwe, dat de tijden brengen, alles meer dan de erkenning hiervan in zich sluit, - is een teedere plant, wier stengels en bloembladen maar al te vaak door de dirigeer-staf worden uiteen geslagen, om dan één van beiden voor het wondere geheel door te gaan. Als typen van dit tweeërlei vandalisme herinnere men zich de directie van Lamoureux en Mannstädt. Omdat het talent van geen dezer twee dirigenten zich boven het middelmatige verheft, vormt elk een scherp met den ander contrasteerend specimen zijner soort, terwijl het feit dat beide leiders met hun eigen orchesten meer dan eens in ons land de c-moll Symphonie hebben doen hooren, menigen lezer in staat zal stellen, zijn persoonlijke indrukken te | |
[pagina 52]
| |
vergelijken. Hem zal, naar we hopen, bij de auditie van Lamoureux' vertolking een gevoel van groote leegte hebben overvallen, evenals dit wordt veroorzaakt, door het dichtgeslagen boek, waaruit Racine's breede klank-golven op ons toe zijn gedeind: maar evenals we bewonderen de te volmaakt schoone gebaren der tragedie-helden en -heldinnen die het tragisch conflict niet in zich dragen, maar in plaats daarvan een willekeurig door den dichter toegedeelde dosis passie, zooj genieten we ook van de vlekkelooze structuur dier stengel-lijnen, wier noodwendigheid ons echter verborgen blijft, omdat met de verwijdering der sentiment-bloesems, het doel der plant, het bloem-dragen aan onze waarneming is onttrokken. Het luisteren naar Mannstädt en de zijnen bracht een gansch anderen indruk teweeg. Hier heerschte dezelfde overdaad, die in een boeren-bouquet vooral véél bloemen wil en haar een regenboog-aspect verleent in de gedaante van een bloemkool. Alle vorm gaat verloren onder het drabbig brouwsel van veel, maar inferieur gevoel, waarvoor de sublimatie in de retort van het gezond verstand overbodig werd geacht. Al gaat het misschien niet aan, alle echtheid te ontzeggen aan iets dat ons voorkomt grove sentimentaliteit te zijn, omdat de wezenlijkheid van een sentiment slechts afhangt van hem, die het voelt, en dus van het distinctie-vermogen dat hij te dien opzichte bezit, zoo mogen we toch constateeren dat het Hollandsch differentiatie-vermogen op een aanzienlijk hooger standpunt staat, en daardoor deze opeenhoping van ongelouterde aandoenlijkheid voor ons veel minder waarde bezit dan het intellects-werk van den Gallischen geest. Dat tusschen deze beide uitersten het juste milieu in Holland gevonden wordt, is voor wie het weigert in te zien, niet uit te cijferen; dat het echter uit den aard der dingen onbetwistbaar volgt, dat de Duitsche natie evenmin als de Fransche in staat is Beethoven's werk in laatste instantie | |
[pagina 53]
| |
in zich op te nemen, dit is door Téodor de Wyzewa even helder als eenvoudig uiteengezet. Werkelijk is hij volkomen geslaagd in zijn pogen, iets te geven wat nog niet bestond: een stuk psychologische historie van Beethoven's jeugd. De band tusschen de levensgebeurtenissen van den componist Louis van Beethoven en de vormen die zijn werken achtereenvolgens in zijn geest hebben aangenomen, die band, die door alle biographen was verwaarloosd, is door de Wyzewa, zij het ook slechts voor de eenvoudigste, zekerste levens-periode, gelegd. Tot hoe geheel andere slotsom deze dieper-gaande beschouwing heeft gevoerd, toont ons de beteekenis aan het vertrek uit BonnGa naar voetnoot*) en aan de kwelling der doofheid, door hem ‘le bienfait suprême’ genoemd, toegekend. Hier tegenover stellend wat Schindler zegtGa naar voetnoot**) over deze kwaal die zijn meester schier tot wanhoop bracht, maar ook, hem verdrijvend uit een wereld die gevaarlijk begon te worden voor de ontwikkeling van zijn genie, aan zich zelf terug-gaf, is het billijk in het oog te houden, dat van den leerling die het dagelijksch lijden van den schrijver van het testament van HeiligenstadtGa naar voetnoot***) bijwoonde, niet de koelheid van blik is te eischen, die ons eerst na zoo veel jaren wat Beethoven betreft tot den amor fati heeft gebracht. Hierboven is aan de korte beschouwing onder den titel ‘Un Mozart Inconnu’, in den aanvang van het vorig jaar te Parijs voorgedragen, wat belangrijkheid betreft de voorkeur gegeven boven de volumineuser hoofdstukken aan Richard Wagner gewijd. Dit om verschillende redenen. Allereerst omdat de gave het essentieele te zien en in zijn verwonderlijk prettigen, leesbaren stijl vast te leggen op een wijze, die ons de eerbiedwaardige Antwerpenaar Louis van Beethoven doet zien in de straten van Bonn met | |
[pagina 54]
| |
zijn tweejarigen kleinzoon op den arm, en de vader Jean, ‘la nullité parfaite’ geheel doet worden tot het voertuig der natuur, dat de hooge eigenschappen heeft overgebracht van grootvader op kleinzoon, om bij den laatste met het onnaspeurlijk toevoegsel, dat ten slotte toch lacht om alle menschen-wijsheid over heriditeit, zich te sommeeren tot genie, - omdat deze gave in hetgeen over Wagner wordt gezegd zich weinig of niet doet gelden. Over Mozart een zinnetje, als: ‘c'était un grand enfant, gai, plein d'esprit et de verve, et plein de coeur, et avec l'intelligence la plus claire qu'on puisse imaginer,’ dat zoo precies als men het wenschen kan, de eigenlijke charme van Mozart's muziek uitdrukt, - over Wagner haast uitsluitend bibliographische mededeelingen, waarin de meeningen van anderen een hoofd-plaats innemen, of de uitingen van den auteur zelf vaak tot een bedenkelijk hoofdschudden aanleiding geven. Wie een der onverstandige volgelingen van Wagner is geweest, die terecht met den naam Wagneriaan het stempel van afkeuring dragen - immers elke ‘iaan’ is bekrompen, evenals elk ‘isme’ een beperking is -, zal goed doen de bij elk denkend individu noodwendig volgende reactie geheel te laten uitwerken, vóór hij de pen ter hand neme om deze innerlijke ommekeer te boek te stellen. En wel omdat de overgroote meerderheid - Wagneriaan of anti-Wagneriaan - van den genialen mensch Wagner en van zijn kunst-scheppingen nog zoo goed als niets begrijpt, en toch niets voor onze maatschappelijke beschaving zoo nuttig zou zijn, dan de dingen te leeren zien van hun innerlijken kant, zooals Wagner dit met zijn zeldzame intelligentie deed. Reactionnair te worden is veroorloofd wanneer men Wagneriaan is geweèst, voor dien tijd niet. Behalve dat deze reactionnaire geest tusschen de zinnen door op schier alle bladzijden staat te lezen, uit hij zich in een onverantwoordelijke aansporing gericht tot de Fransche musici om Nietzsche's ‘der Fall Wagner’ te lezen, zelfs tot | |
[pagina 55]
| |
hen die hij uitnoodigt expresselijk voor deze gelegenheid Duitsch te gaan leeren. Of de Fransche toonkunstenaars vormen een intellectueele keur-bende, waarvan wij ons hier geen voorstelling kunnen vormen, òf een dergelijke aanbeveling van dit geschrift is een ongepermitteerd lichtvaardige wijze van met vuur spelen in een hooi-schuur. Ook hetgeen de Wyzewa zegt over de vriendschapsbreuk tusschen Nietzsche en Wagner, maakt om in deze zaak een onbevangen blik te erlangen, de lezing van hetgeen André Lichtenberger in zijn beide voortreffelijke werken over deze philosophen, hieraangaande zegt, zeer gewenscht. Na een zeer instructieve uiteenzetting der directe verwantschap van Wagner tot Weber, en vooral tot Mozart, maar geenszins tot Beethoven, van wien hem wat het sentiment en het uitdrukkingsvermogen betreft, een onoverbrugbare afgrond scheidde, is het zinnetje: ‘Cela n'a pas empêché Wagner de comprendre mieux que personne le sentiment et l'expression de Beethoven’ aan ernstige bedenking onderhevig. Hem die Beethoven twee malen ‘ein nothwendig irrender Künstler’ noemde (dit steunt op de volkomen betrouwbare mededeeling van Chamberlain, die echter plaats of tijd van gesprek of geschrift niet vermeldt), kan bezwaarlijk boven alle andere stervelingen de faculteit om het werk van dezen toondichter in zijn boven-menschelijke volmaaktheid te begrijpen, worden toegekend. Al deze bezwaren tegen een deel van de Wyzewa's werk zijn slechts van relatieve beteekenis, want deze daargelaten, is ook hierin de eenvoudigste uitdrukkingsvorm de drager van een oorspronkelijke wijze van zien, die voor velen heel wat oorden van duisternis met licht kan vervullen. Men hoede er zich voor als kind dezer eeuw van luidruchtige reclame door de sobere van-zelf-sprekendheid waarmee de wijd-strekkendste problemen door de Wyzewa zijn opgelost, de beteekenis van zijn boek te onderschatten. Als bewijs dat deze waarschuwing niet overbodig is, en | |
[pagina 56]
| |
tevens als toets-steen voor het hoog intellectueel gehalte van den inhoud van het hierbesproken werk, zij een enkele zinsnede geciteerd, die in haar beknoptheid de afdoende oplossing is van een question die thans bij ons min of meer brûlante is: ‘L'éducation classique ne doit pas servir à donner des connaissances, mais à façonner des esprits capables de connaître et de créer.’ Deze geschiktheid tot kennen, die de ware maatstaf geeft voor de levens-intensiteit van het menschelijk individu, zal door de aandachtige lezing van de Wyzema's boek zonder twijfel worden verhoogd.
A. VAN BREULL. |
|