In memoriam
Marta Baerlecken (1909-2007)
Gedurende meer dan vier decennia (van 1935 tot 1978) doceerde Marta Baerlecken, de ‘grote oude dame’ van de Duitse neerlandistiek, Nederlands aan de universiteiten in Keulen, Aken en Berlijn. Na 1945 was zij van Duitse kant de eerste die de contacten tussen Nederlandse, Belgische en Duitse universiteiten wist te herstellen. Ook het lektorencongres te Burgsteinfurt in 1951, in een zekere zin een voorloper van de latere ivn-colloquia, kwam op haar initiatief tot stand. Voor haar verdiensten werd haar in 1952 als eerste Duitse de Erasmus-medaille van de stad Rotterdam overhandigd, waarop zij levenslang trots was.
Martha Hechtle, zo luidde haar meisjesnaam waaronder zij ook als vertaalster van Gerard Walschap bekend werd, groeide gedeeltelijk in Noord-Brabant op, bij een Nederlandse pleegfamilie. Vanaf 1928 studeerde zij Germaanse filologie en sinds 1935, een jaar voor haar doctoraal examen, was zij als medewerkster verbonden aan het Duits-Nederlands Instituut van de universiteit Keulen. Hier beleefde zij de gevechten om het gezag aan de universiteiten van de jaren dertig bijvoorbeeld, voelbaar in de politieke instrumentalisering van de feestelijkheden rond Vondels 350ste verjaardag.
Ofschoon zij slechts een ondergeschikte positie had, leidde ze de facto het instituut vanaf 1940, toen meerdere hogere medewerkers als bezetters in België werkzaam werden. Vaak vertelde zij hoe ze erin slaagde de toelating van Walschaps Houtekiet te bewerkstelligen. Provocatief vroeg zij de ambtenaar hoe een boek van een auteur verboden zou kunnen worden die demonstratief uit de kerk was getreden - en dat terwijl de Duitse staatsideologie toch ook antiklerikaal was. Zij noemde het ‘de overheid met hun eigen middelen bestrijden’. Samen met Jettie Bender-Wichert slaagde zij erin de benoeming van een nazistisch-gezinde docent uit de kring van Jan van Dam in Bonn te verhinderen. Het waren kleine successen, geen groot verzet maar toch oprechte pogingen om in deze vreselijke tijd fatsoenlijk te blijven. Als in 1942 een permanente baan voor haar afhankelijk wordt gemaakt van haar bereidwilligheid een portret van Mussert op te hangen, weigert zij dit en wordt ontslagen. Wegens deze weerspannigheid mislukt ook haar voornemen zich met een studie over nieuwere Vlaamse literatuur te habiliteren.
Aangezien zij politiek onbelast is in de menigte van mededaders en meelopers wordt haar na 1945 de heroprichting van de Nederlandse afdeling toevertrouwd. Hoewel zij in de jaren vijftig en zestig grondleggend werk verrichtte, zou zij nooit een leerstoel Nederlands aangeboden krijgen, gedeeltelijk door toedoen van dezelfde aktoren als voor 1945.
- Ulrich Tiedau