Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||
[Internationale neerlandistiek - oktober 2009]Irina Michajlova (Universiteit van Sint-Petersburg)
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||
teruggaan, maar ook de nieuwe vertalingen van na 2000, die nu ook een apart hoofdstuk in de geschiedenis van deze contacten vormen, eisten een nieuwe studie. In dit artikel vat ik mijn periodisering van de geschiedenis van de Russische vertalingen uit het Nederlands, die onderdeel vormt van mijn proefschrift (2008) samen. Daarbij leg ik de meeste nadruk op mijn nieuwste bevindingen. | |||||||||||||||||||||||||||
Een vertaling uit de zeventiende eeuwIn het jaar 1674 heeft Andries Andrieszoon Winius (1641-1717), een Nederlander die in Rusland was geboren uit Nederlandse ouders en Russisch-orthodox werd gedoopt, een vertaling gemaakt met een hele lange titel: Schouwspel van het menselijk leven, waarin wonderlijke gesprekken der dieren uitgelegd staan (...) vertaald uit het Duits tot algemene nut door A:S W in de stad Moskou in het jaar (...) 1674. (Winius 1674). ‘A:S W’ staat voor ‘Andrieszoon Winius’ (in het Russisch heette hij ‘Andrej Andereevitsj Vinius’), als brontaal is het Duits vermeld, maar de naam van de Duitse auteur staat er niet bij. Het Schouwspel van het menselijk leven was een verzameling dierenfabels met bijpassende korte, historische exempla, veelal uit de klassieke oudheid. In de jaren zeventig van de zeventiende eeuw werkte Winius bij het ‘Posolsky prikaz’ (het ministerie van buitenlandse zaken) aan het hof van de tsaar Alexej Michajlovitsj, de vader van Peter de Grote. Zijn werk bestond onder meer uit het lezen van buitenlandse kranten (Duitse, Nederlandse, Franse, Italiaanse, Poolse en Zweedse) om daaruit de belangrijkste informatie te vertalen voor de tsaar en voor de handgeschreven Russische krant Couranty. Het ging vooral om politiek nieuws, maar af en toe was er ook iets van wetenschappelijke en culturele aard bij. Winius was op die manier goed op de hoogte van het culturele leven in Europa. Het Schouwspel van het menselijk leven was zijn enige vertaling van buitenlandse fictie. Winius' Schouwspel werd meteen ongelooflijk populair in Rusland, er werden veel afschriften van gemaakt, waarvan er ongeveer zestig vandaag de dag bewaard worden in de manuscriptenafdelingen van verschillende Russische en Oekraïense bibliotheken. In 1712, dat wil zeggen achtendertig jaar later, toen Peter de Grote zijn belangrijkste oorlogen achter de rug had en genoeg aandacht kon schenken aan een vreedzaam cultureel leven, werd besloten Winius' vertaling als boek te drukken, ‘zo te zien, op initiatief van Peter zelf’ (Tarkovsky 1969, 252).Ga naar eind2 Op deze uitgave wil ik nu nader ingaan. Winius' Schouwspel was van grote invloed op de Russische cultuur. Volgens R.B. Tarkovsky, zijn er sporen van terug te vinden in het werk van Soemarokov (Tarkovsky 1971). In de Zomertuin in Petersburg en in het park van Peterhof werden sommige fonteinen gedecoreerd met figuren die waren geïnspireerd op afbeeldingen van de personages uit die fabels. Op de markt kon men goedkope ‘loebok-plaatjes’ kopen met illustraties uit het Schouwspel. Ook in de twintigste eeuw was dit boek nog niet vergeten, getuige een leerboek over de geschiedenis van de Russische taal dat in 1949 werd gepubliceerd, waarin twintig pagina's aan Winius' Schouwspel werden gewijd (Obnorsky, Barhudarov 1949). | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||
De specialisten in oude Russische literatuur hebben lang naar de brontekst van deze vertaling gezocht. Omdat in de titel staat dat het ‘uit het Duits’ ('s nemeckago’) is vertaald, heeft men naar een Duits origineel gezocht. In 1969 heeft R.B. Tarkovsky bijvoorbeeld verondersteld dat het om het Duitstalige Theatrum morum moet gaan, dat in 1608 in Praag verscheen met een voorwoord van de Antwerpse kunstenaar Aegidius Sadeler die werkzaam was aan het hof van keizer Rudolf ii (Tarkovsky 1969). Dit Theatrum morum bevat echter 139 fabels, terwijl het oorspronkelijke manuscript van het Schouwspel er 134 heeft die allemaal in Sadelers boek te vinden zijn, aldus Tarkovsky. Maar er zijn toch heel veel vraagtekens gebleven, want er zijn te veel discrepanties tussen de twee teksten. In de eerste plaats is de volgorde van de fabels totaal verschillend, in de tweede plaats verschillen negenenveertig van de titels van de fabels die in het Schouwspel bovendien vaak uitvoeriger zijn (bijvoorbeeld nr. 107 Van de Beer en de Bijen vs. Vom Berm) of zelfs andere dieren noemen (bijvoorbeeld nr. 31 Van de papegaai en de Vos vs. Vom Fuchs und Raben) en in de derde plaats zijn de Duitse gedichten naar proza vertaald; de vertaling is meestal uitvoeriger dan het origineel en in de vierde plaats is er sprake van verschillen in de inhoud en vooral in de tonaliteit: ‘waar in Sadelers boek een gnome staat, staat in Winius' tekst een filippica’ (ibid). Tien jaar na de publicatie van Tarkovsky ontdekte E.I. Bobrova in 1979 een andere bron van het Schouwspel. In Winius' bibliotheek kwam zij een exemplaar van Vondels Warande der dieren tegen die dezelfde fabels bevatte als het Schouwspel (Bobrova 1979), althans, dat beweerde ze zonder de vertaling met de brontekst te hebben vergeleken. Haar artikel bleef zo goed als onopgemerkt, want in publicaties uit 1992 (Tarkovsky) en 2000 (Saveljeva) gaat het opnieuw over ‘Winius’ vermeende vertaling uit het Duits. Ook in 2005 noemt R.B. Tarkovsky nog steeds Theatrum morum als brontekst van Winius' Schouwspel, hoewel hij dan ook opmerkt de versie van Vondels Warande overwogen te hebben. Hij ziet verwantschap tussen Vondel en Winius, maar vermoedt dat ze allebei op een andere, onbekende versie van het Theatrum teruggaan. Hij blijft twijfelen aan de Vondelversie om twee redenen: ten eerste omdat Winius zelf naar een Duits origineel verwijst en ten tweede omdat Winius' vertaling met het woord ‘Schouwspel’, oftewel ‘Theater’, begint.
In het kader van mijn dissertatieonderzoek heb ik Winius' vertaling uit 1674 met Vondels Warande vergeleken en ontdekt dat de overeenkomsten zonder twijfel groot genoeg zijn om Vondel als brontekst te beschouwen. Van de 125 fabels uit Vondels Warande staan er 116 in Winius' vertaling die bovendien in precies dezelfde volgorde zijn opgenomen. Daarna verandert de volgorde. Drie fabels van Vondel (nr. 121, 124 en 125) zijn helemaal niet vertaald. In plaats daarvan zijn er twaalf andere gekozen (Winius' tekst bestaat uit 134 fabels), die waarschijnlijk uit Sadelers editie afkomstig zijn. Winius vertaalt Vondels gedichten weliswaar als proza maar qua inhoud zijn zowel de fabels zelf als de exempelen, op een paar kleine toevoegingen en weglatingen na, heel precies | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||
vertaald. De titels die in Tarkovsky's artikel (1969) worden genoemd, omdat ze bij Winius en Sadeler verschillen, kloppen ook: zo heet nr. 107 bij Vondel (net als bij Winius) De beer en de bij en nr. 31 De papegaai en de vos, terwijl deze fabels bij Sadeler Vom Bern en Vom Fuchs und Raben zijn getiteld. Nu blijkt dat Winius' tekst voor 91% op Vondels Warande teruggaat, ontstaan er drie nieuwe vragen: ten eerste, waarom Winius heeft vermeld dat hij een vertaling uit het Duits heeft gemaakt, wist hij zelf niet beter? Ten tweede, hoe het komt dat de vertaling van Vondels Warande zo veel op Sadelers Duitse tekst lijkt dat Tarkovsky hem voor het origineel hield? Ten derde hoe Winius op de andere titel voor zijn tekst is gekomen? Om met het eerste te beginnen, zowel in Nederland als in Rusland maakte men in de zeventiende eeuw maar heel weinig of zelfs geen verschil tussen de begrippen ‘Duits’ en ‘Nederlands’. Nederlanders zelf noemden hun taal soms ‘Duyts’, soms ‘Nederduyts’ en maar een enkele keer ‘Nederlants’. Aan de andere kant werden in Moskou alle buitenlanders ‘nemtsy’, oftewel Duitsers genoemd, de buurt in Moskou waar ze allemaal woonden, heette dan ook de ‘Nemetskaja sloboda’ (= Duitse buurt). Over de verwantschap van Sadelers en Vondels teksten kan men lezen in de studie Het schouwtoneel der dieren. Embleemfabels in de Nederlanden (1567 - ca.1670) door Paul J. Smith (2006).Ga naar eind3 Beide teksten blijken terug te gaan op dezefde bron, met name De warachtige fabulen der dieren, een fabelbundel die in 1567 verscheen in Brugge bij drukker Pieter de Cleck. Het boek bevatte gravures van Marcus Gheeraerts en teksten van Eduard de Dene, factor van de Brugse rederijkerskamer ‘De drie santinnen’. Sadeler heeft de teksten uit het Nederlands naar het Duits bewerkt en van nieuwe platen voorzien. Vondels tekst is een soort kleinkind van die van de Dene, want hij vertaalde de Franse bewerking van de Denes fabels Esbatement moral (1578) - het is bovendien opmerkelijk dat in alle drie de boeken van dezelfde kopergravures van Gheeraerts gebruik werd gemaakt. Daarnaast staan in de Vorstelijke warande exempla die ontleend zijn aan Sadelers Theatrum morum. De verhouding tussen het Theatrum morum en de Vorstelijke Warande is dus die van oom en neef. Het antwoord op de vraag waarom Winius niet het woord Warande uit het boek van Vondel gebruikte, maar de Russische titel Schouwspel van het menselijk leven dat het woord ‘schouwspel’ bevat dat aan Sadelers Theater doet denken of het Franse Esbatemen moet er vermoedelijk in worden gezocht dat Winius, naast Vondels Warande, ook andere boeken uit deze filiatie kende, waaraan hij de laatste twaalf fabels dan ook ontleende. | |||||||||||||||||||||||||||
Achttiende eeuwZoals gezegd, verscheen Winius' Schouwspel in 1712 in Moskou in boekvorm. De oplage was 500 exemplaren, waarvan geen enkel exemplaar bewaard is gebleven. Een artikel uit 1907 over het boek is echter nog wel geïllustreerd met foto's van een aantal pagina's (Simson 1909), een ander artikel bevat een opsomming van de fabels (Bykova 1955). Maar de schaarse exemplaren die in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||
het begin van de twintigste eeuw bekend waren, zijn later helaas verloren gegaan (ibid.). In de gedrukte variant ontbreken acht fabels uit de handgeschreven versie. Volgens R.B. Tarkovsky kwam dat vanwege de censuur: deze fabels en vooral de betreffende exempelen wekten ongewenste associaties op met de hervormingen of met het privéleven van Peter de Grote (Tarkovsky 1969, 253), zoals nr. 54 ‘De steertelose Vos’. Peter wilde dat Russische bojaren mee zouden doen met de West-Europese mode en daarom gaf hij het bevel dat alle mannen hun baard eraf moesten laten scheren. In de fabel gaat het over een vos die in een door een jager opgezette klem zijn staart was kwijtgeraakt en daarna de andere vossen in het bos probeerde wijs te maken dat het de nieuwe mode was om zonder staart te lopen. Het exempel bij deze fabel dat door Winius heel precies is vertaald, staat in de Warande als volgt: Soodanighen Vos was Adalgerius. Want als hy op een quaet feyt ghevanghen, ende uyt bevel es Keysers Severi zijn hayr ende baerdt afgeschoren was, is hy alsoo wegh ghereyst ende by de zijnen gecomen, dien hy sochte wijs te maken, dat zy oock sonder hayr ende baerdt terstont gaen souden; ende wat de schalcke Vos van d'andere Vossen niet konde verwerven, dat heeft Adalgerius vanden zijnen verkreghen. Het is opnieuw Tarkovsky (1971, 85-92) die heeft geschreven over de invloed van Winius' Schouwspel op de Russische literatuur, vooral op de dichter A.P. Soemarokov (1717-1777). Hoewel Winius de naam van Vondel niet had vermeld, kende Soemarokov de grote Nederlandse dichter wel. In zijn lang gedicht ‘iie epistola. Over dichtkunst’ noemt hij de ‘grote dichters’ die op de Helicon ‘heersen’ (Soemarokov 1748). Naast Homerus, Aeschylus, Camoëns, Ariosto enz. plaatst hij daar onder anderen ook Shakespeare en Vondel. Na het gedicht geeft hij commentaar bij elke naam. Over de twee laatste auteurs schrijft hij: Vondel, roemrijke Hollandse dichter, oftewel Hollandse Vergilius, is een goede tragicus. Maar het zojuist beschreven boek Schouwspel van het menselijk leven was niet de eerste gepubliceerde vertaling uit het Nederlands in het Russisch. W. Scheltjens | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||
begint zijn bibliografie in het jaar 1712, terwijl de ‘Russische bibliografie’ (2003, 10) een vertaling uit 1710 vermeldt. De originele titel van dit gedicht door een zekere Joannes van Alkemade luidde: Lofdicht Op de roemrugtigste overwinning van den Alderdoorlugtichsten en Aldergrootmagtgsten grooten Heer, czaar en monarch peter alexewitz. Op de Zweden bij Poltawa bevogten den 27 Juny O:S:1709 Opgeoffert aan zijn Czarische Majesteit By zyn Triomfante intrede binnen Moscou den 21. December 1709. Gedrukt tot moscou op de drukkery van zyn Czarische Majesteeit. (Russische bibliografie 2003, 10). Helaas is dit drukwerk net als Winius' ‘Schouwspel’ uit 1712, verloren gegaan. Als je de geschiedenis van Russische vertalingen uit het Nederlands door de eeuwen heen bestudeert, dan zie je duidelijk dat de Russische cultuur nu eens uiterst egocentrische, dan weer minder egocentrische perioden heeft gekend. In egocentrische perioden heeft de doelcultuur heel weinig belangstelling voor de broncultuur, maar zoekt een bewijs dat zij, de doelcultuur, de centrale positie inneemt in de wereld. De vertalingen die dan ontstaan kan men ‘doelcultuur georiënteerd’ noemen. In andere perioden krijgt de doelcultuur wel belangstelling voor de ontwikkelingen in het buitenland, onder meer voor interessante literaire producten. De vertalingen die dan ontstaan, kan men ‘broncultuur georiënteerd’ noemen. Deze twee tendenties in de keuze van een literair werk dat vertaald gaat worden, zijn parallel met de twee methoden van vertalen die in 1813 door Fridrich Schleiermacher werden geschetst: Welke wegen staan de eigenlijke vertaler open die deze beide absoluut gescheiden personen - zijn auteur en zijn lezer - werkelijk bij elkaar wil brengen? (...) Volgens mij zijn er slechts twee. Ofwel laat de vertaler de schrijver zo veel mogelijk met rust en beweegt hij de lezer naar hem toe. Of hij laat de lezer zoveel mogelijk met rust en beweegt de schrijver naar hem toe (Schleiremacher, 1813, 47). Zoals we hebben gezien, representeren de eerste twee Russische vertalingen uit het Nederlands deze twee tendenties. In de volgende eeuwen komen ze om de beurt naar voren. | |||||||||||||||||||||||||||
Vertalingen uit de eerste helft van de negentiende eeuw: de romantiekNa Tsaar Peters tijd werd er een hele poos geen Nederlandstalige literatuur in het Russisch vertaald tot het begin van de negentiende eeuw. De romantiek wordt gekenmerkt door belangstelling voor verre landen en oude tijden. Overal in Europa, inclusief Rusland, was er sprake van een enorme bloei van vertaalactiviteit. De meeste Russische vertalingen van Nederlandse literatuur werden toen voornamelijk via het Frans gemaakt (onder meer Julia van Rhijnvis Feith, 1803), maar sommige ook rechtstreeks. De merkwaardigste figuur op dit gebied was Petr Alexandrovitsj Korsakov (1790-1844) die in zijn jonge jaren als diplomaat in Nederland woonde en met een Nederlandse trouwde (zie onder meer Eekman 1994, Brouwer 1997). Hij was uitgever, later censor, correspon- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||
deerde met de grootste Russische dichter Alexandr Poesjkin en maakte zelf (nogal middelmatige) gedichten. Korsakov was actief in de periode waarin de Russische grootvorstin Anna Pavlovna met de Nederlandse kroonprins en de latere koning Willem ii trouwde. Hij maakte gebruik van deze Nederlands-Russische connectie en droeg zijn schetsen en vertalingen van de Nederlandse literatuur aan haar en haar familie op. Korsakov heeft twee lange artikelen over de Nederlandse literatuur in Russische tijdschriften gepubliceerd: Een schets van de Hollandse literatuur, haar oorsprong, verloop en huidige stand 1838 en Joost van den Vondel, eveneens in 1838. Bovendien publiceerde hij twee boeken over de Nederlandse letterkunde: Jacob Cats, dichter, denker en raadsman 1839 en Een poging van een Nederlandse anthologie in 1844 met ruim honderd gedichten van Cats, Bilderdijk, Bellamy, Reinvis Feith, Tollens en anderen. Korsakov wilde vooral nuttig zijn voor de Russische maatschappij, want hij was er zeker van dat de literatuur vooral de zeden diende te verbeteren. Zijn meest geliefde dichter was daarom Jacob Cats: in de Anthologie staan dan ook drieëndertig gedichten van hem. Van Vondel zijn er maar twee opgenomen, van Hooft één, maar van het plaatsen van teksten van Bredero kon geen sprake zijn. Korsakovs vertalingen lijken meer op Russische moralistische fabels uit die tijd dan op de Nederlandse originelen. Zijn anthologie vond nogal grote weerklank, en er verscheen een aantal positieve recensies in Russische literaire tijdschriften. | |||||||||||||||||||||||||||
Tweede helft van de negentiende eeuwNa de dood van Korsakov werden er veertig jaar lang bijna geen vertalingen van de Noord-Nederlandse literatuur gepubliceerd. Tussen 1844 en 1892 werden maar drie korte verhalen vertaald (zie Scheltjens 2003, 261). Deze periode werd in Rusland namelijk gekenmerkt door de opkomst van de slavofielen die weinig oog hadden voor het buitenland en die vonden dat Rusland ‘zijn eigen weg moest volgen’. Des te opmerkelijker is de publicatie van vijf romans van de Vlaming Hendrik Conscience in 1852, 1859, 1892 en 1993. In Russische tijdschriften stonden ook opvallend veel artikelen over de de Vlaamse Beweging, bijvoorbeeld Jan Frans Willems en de Vlaamse letterkunde (1847), Hendrik Conscience en de Vlaamse letterkunde (1855). Zoveel aandacht voor Hendrik Conscience lijkt minder bijzonder als men bedenkt dat hij toen in heel Europa een van de meest vertaalde auteurs was (zie het artikel van E. Saguer over zijn overweldigende succes in Spanje in Neerlandica extra Muros 2007, 2). | |||||||||||||||||||||||||||
Rond 1900Halverwege de jaren 1890 veranderde de situatie drastisch. De belangstelling voor de buitenlandse literatuur nam enorm toe. Het fin de siècle, de zilveren eeuw van de Russische literatuur, begon met een vloed van vertalingen uit alle mogelijke talen. Rusland streefde naar culturele vernieuwing en liet zich daarbij inspireren door de ervaring van andere landen. In de jaren negentig van de negentiende eeuw verscheen een aantal lovende artikelen in Russische tijdschriften over de ‘nieuwe ontwikkelingen in de Nederlandse poëzie’, dat wil | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||
zeggen de Beweging van Tachtig (zoals Gollandskie jumoristy 1896). Maar de Nederlandse poëzie werd in die periode, vreemd genoeg, helemaal niet vertaald. Dat gebeurde wel met proza, vooral met een sociale en socialistische strekking: werken van Multatuli (vooral fragmenten uit Max Havelaar) en Herman Heijermans (zijn toneelstuk ‘Op hoop van zegen’) beleefden tientallen herdrukken. Verder werden esthetiserende en filosofische werken vertaald die resoneerden met het symbolisme dat toen in de Russische kunst de heersende stroming was. Voorbeelden daarvan zijn Psyche van Couperus en het ‘symbolische sprookje’ De kleine Johannes van Frederik van Eden. Maar vooral werd toen allerlei ontspanningslectuur vertaald: humoristische en avontuurlijke verhalen van auteurs wier namen nu totaal vergeten zijn. | |||||||||||||||||||||||||||
Vroege sovjettijd (1917-1934)Na de Oktoberrevolutie van 1917 nam deze vloed van vertalingen meteen af. Moskouse en Petersburgse uitgeverijen blijven enige tijd Multatuli en Heijermans herdrukken, maar de stroom van esthetiserende en ontspannende lectuur stopte meteen. Er werden werken vertaald van de Vlaamse auteurs Stijn Streuvels en Cyriel Buysse over het harde boerenleven in Vlaanderen. Zoals H. Verstraete aangetoond heeft, werden de teksten lelijk verknipt: alle filosofie en psychologie werd eruit gehaald, zodat alleen maar het troosteloze zwoegen van de boeren in de kapitalistische maatschappij overbleef (Verstraete 1995). In de vroege sovjettijd werden bijzonder veel gedichten vertaald, want de sovjetautoriteiten beschouwden de poëzie als een belangrijk propagandamiddel. Van de Nederlandse dichters werden de (toen nog) socialiste Henriëtte Roland Holst en de communist Jef Last gekozen. De Lyrische drama's van Henriëtte Roland Holst, waarvan de vertaling in 1921 in Petersburg verscheen, spelen in het revolutionaire Rusland. Hierbij een typisch fragment uit Het offer: een gesprek tussen het koor van de Russische arbeiders en het koor van de Russische arbeidsters die in 1917 de vrijheid hebben verworven en nu hun buitenlandse kameraden moeten helpen om het Russische voorbeeld te volgen. Na dit gesprek komt commissaris Oestoichyw binnen en hij legt de arbeiders uit dat West-Europa nog niet rijp is voor de revolutie. Een andere stem | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||
Koor van Arbeidsters | |||||||||||||||||||||||||||
De periode van Stalin (1934-1953)In deze periode werden geen nieuwe vertalingen gepubliceerd op een paar korte propagandagedichten na, onder andere van de communist Theun de Vries in 1942. Er verscheen een aantal herdrukken van de ‘revolutionaire’ Multatuli (Max Havelaar 1936, 1949, het verhaal van Saïda en Adinda als jeugdliteratuur 1937, 1951), maar verder niets. Het achterhuis van Anne Frank, dat in 1950-1952 in de hele wereld vertaald en gelezen werd, kon in Rusland pas in 1960, een paar jaar na Stalins dood, verschijnen. In Stalins tijd had dit absoluut niet gekund vanwege het heersende antisemitisme. | |||||||||||||||||||||||||||
Kort na Stalins dood (1953-midden jaren zestig)In deze periode begonnen af en toe nieuwe vertalingen te verschijnen, maar de uitgeverijen lijken nog steeds vreselijk bang te zijn geweest, hoewel de destalinisatie in volle gang was. Na Stalins dood was de eerste vertaling uit het Nederlands een boek van de communist Theun de Vries: zijn roman Rembrandt (1956). In zekere zin was dat een uitzondering, want het leeuwendeel van alle vertaalde literatuur uit die tijd had met de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog te maken die toen nog vers in het geheugen lagen. In 1959 verscheen in Moskou Het meisje met het rode haar van Theun de Vries, in 1960 Het achterhuis van Anne Frank, in 1961 de roman Zomerland van Anna van Gogh-Kaulbach, in 1966 De getekenden (over Duitse concentratiekampen) van de Vlaming Ludo van Eekhout. Het is duidelijk dat de Sovjet-autoriteiten naar boeken zochten die goed pasten bij de heersende ideologie, terwijl de kunstwaarde of de plaats van de auteur in de broncultuur geen rol speelden. Opmerkelijk was in 1962 het verschijnen van het boekje van I.V. Volevitsj De moderne literatuur van Nederland over de periode 1930-1960. Het staat vol propagandistische clichés over ‘progressieve antifascistische schrijvers’ en ‘objectieve weerspiegeling van de strijd van de arbeidersklasse’ en geeft een nogal verdraaid beeld van de Nederlandse literatuur. Maar het was wel dezelfde I.V. Volevitsj die aan het begin stond van de volgende periode van de vertaalactiviteit Nederlands-Russisch, want in 1966 verscheen haar vertaling van een in ideologisch opzicht neutraal boek: Het fregatschip ‘Johanna-Maria’ door Arthur van Schendel. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||
Late Sovjettijd (1966-1990)Deze periode wordt gekenmerkt door de zorg van de sovjetautoriteiten over de verheffing van de sovjetburgers, terwijl de sovjetburgers zelf dweepten met de Westerse cultuur. De centrale Moskouse uitgeverij Inostrannaja literatura (= Buitenlandse literatuur) publiceerde - naast communistische propagandistischeboeken - planmatig vertalingen van de belangrijkste hoogtepunten uit de wereldliteratuur. In deze periode ontstond in Rusland de neerlandistiek als studierichting: in Moskou kan men vanaf de jaren zestig en in Petersburg vanaf 1972 aan de universiteit Nederlands als hoofdvak studeren. In de jaren zeventig begon een aantal toonaangevende specialisten mee te werken aan het propageren van de Nederlandstalige cultuur in Rusland, de belangrijkste waren S.A. Mironov - professor neerlandistiek aan de Moskouse universiteit - Ju.F. Sidorin - kenner van de Nederlandstalige literatuur, samensteller van een aantal bundels Nederlandse verhalen, auteur van veel voorwoorden en redacteur van alle belangrijkste vertalingen uit de jaren zeventig - en E.V. Vitkovsky, de beste vertaler van de Nederlandse poëzie die onder andere drie bijbelse drama's van Vondel heeft vertaald. Van de klassieke Nederlandse literatuur werden in deze periode onder anderen Vondel, Hooft, Bredero, Huygens vertaald, van de twintigste-eeuwse Nederlanders onder meer Simon Vestdijk, Belcampo, Maarten 't Hart, Simon Carmiggelt, Hella Haasse; van de Vlamingen onder anderen Willem Elsschot, Louis Paul Boon en Hugo Claus. In 1983 verscheen het boek Istoria niderlandskoj literatury (Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, Osjis 1983). Toch zag het er minder rooskleurig uit dan deze presentatie van namen en titels doet vermoeden, want er bestonden grote beperkingen. Veel thema's die Nederlandse auteurs behandelden, waren in de Sovjet Unie taboe en ze werden gewoon uit de vertalingen geschrapt door de censuur (zie hierover het artikel van Jos van Damme Onze literatuur en het sovjettaboe 1989). Sommige auteurs stonden op de zwarte lijst van de kgb, zoals de gebroeders Van het Reve: Karel omdat hij geen aardige dingen over de Sovjet Unie vertelde en tot ‘anticommunist’ werd verklaard en Gerard vanwege zijn homoseksualiteit (homoseksuelen werden in de Sovjet Unie gevangen gezet). Andere schrijvers wilden geen toestemming geven voor een publicatie in Rusland: Willem Frederik Hermans weigerde in een land te worden uitgegeven waar geen persvrijheid bestond. Een ander probleem was de taalbarrière. Het was erg moeilijk om achter het ijzeren gordijn Nederlands te leren zonder contacten met native speakers. De uitgevers controleerden niet of de vertalingen adequaat waren, met als gevolg dat de vertalingen wemelden van fouten die soms ontzettend grappig zijn. Hierbij een voorbeeld uit de vertaling van Het fregatschip Johanna Maria (1966). Op bladzijde 42 kan men een intrigerende zin lezen: Как-то в воскресенье, вернувшись домой с корзиной торфа, он увидел, что сестра | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||
сидит на стуле, и ноги у нее голые, хотя она одна во всей семье носила рубашку... Terugvertaald in het Nederlands: Op een zondag, terugkerend met een mandje turf, zag hij (Jakob Brouwer) zijn zuster op een stoel zitten, met blote benen hoewel zij de enige was in het gezin die een hemd droeg. Je vraagt je af of het soms een gezin van nudisten was, maar dat blijkt niet het geval te zijn als je het origineel leest: Op een zondag, terugkerend met een mandje turf, zag hij zijn zuster op een stoel zitten, met blote benen omdat zij alleen een hemd aan had... De vertaler kende blijkbaar maar één betekenis van het woord ‘alleen’ (‘de enige’), maar de tweede betekenis (‘slechts’) was hem ontgaan; op het voegwoord ‘omdat’ heeft hij niet gelet. Een ander merkwaardig verschijnsel uit de late Sovjettijd waren poëzievertalingen die af en toe zo weinig op hun originelen leken dat je je afvraagt of het wel om een vertaling gaat. In de Sovjet Unie mochten en konden veel dichters hun eigen gedichten niet publiceren, maar wel vertalingen (een bekend voorbeeld is de latere Nobelprijswinnaar Joseph Brodsky). Sommigen maakten dan hun eigen gedichten en schreven ze als het ware toe aan buitenlandse dichters. Hierbij zo'n ‘vertaling’ van het gedicht van Lucebert aan de kinderen (met ‘de sixtijnse’ wordt ‘madonna’ bedoeld): Детям
Если и бессмертны ваши души
это ли причина бить баклуши
божий дух не высеет пшеницы
и сикстинская за вас не разродится
D'et'am
jesli i bessmertny vasji doesji,
eto li prichina bit' bakloesji?
bozji duh ne vyseet psjenitsy
i sikstinskaja za vas ne razrodits'a. (Iz sovremennoj... 1977, 307
de terugvertaling naar het Nederlands luidt: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||
Aan de kinderen
zelfs als jullie zielen onsterfelijk zijn,
is dat genoeg reden om te niksen?
gods geest gaat maar geen tarwe zaaien,
de sixtijnse gaat niet baren in plaats van je
Zowel qua inhoud als qua vorm verschilt dit gedicht zo drastisch van het Nederlandse origineel, dat je in eerste instantie alleen maar aan de titel kunt zien dat het om het beroemde gedicht van Lucebert gaat:
aan de kinderen
kinderen der roomse schoot
kromgefluisterd door gereformeerde dood
neem af het kruis sta op
kneed aardse duiven uit het dagelijks brood
(Lucebert)
Alle woorden en alle beelden zijn in de vertaling totaal anders dan in het origineel. Er is helemaal niets overgebleven van ‘kinderen’ of ‘schoot’ of ‘dood’ of ‘kruis’ of ‘duiven’ of ‘brood’. Het origieel heeft geen regelmatig ritme en het rijmschema is aa xa. het Russische gedicht is geschreven met regelmatige trocheïsche vijfvoeters en gepaard rijm (aa bb). Maar als je aandachtig leest, dan merk je wel op dat de grondgedachte - ‘wees actief, want zonder jouw inzet lost God je problemen niet op’ - toch wel bewaard is gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||
De Perestrojka (jaren negentig)Het decennium van de Perestrojka wordt gekenmerkt door de afschaffing van censuur, democratisering en decentralisatie van de uitgeverswereld. Dat heeft tot twee verschijnselen geleid: in de eerste plaats dat er langverwachte boeken werden gepubliceerd, iets dat vroeger niet had gemogen; in de tweede plaats dat er veel commerciële ontspanningslectuur verscheen. Om een algemeen voorbeeld te geven van zo'n langverwacht boek noem ik de Russische vertaling van Ulysses door James Joyce die pas in 1993 voor het eerst verscheen. Wat de Nederlandstalige literatuur betreft, is er sprake van herdrukken en nieuwe vertalingen van Het achterhuis van Anne Frank (1994, 1995, 1997, 1999), een hele serie werken van de historicus Johan Huizinga. (Herfsttij der Middeleeuwen 1992, Homo Ludens 1992, 1995, 1997...) en het dagboek van Nicolaas Witsen (Moscovische reyse 1664-1665 1996). De vertaling van dit laatste boek was in 1978 al klaar, maar moest bijna twintig jaar lang in de la blijven liggen, omdat Witsen zich in de zeventiende eeuw tamelijk kritisch had uitgelaten over Russische zeden en gewoonten. Pas na de val van de Sovjet Unie werden Nederlandse kinderboeken naar het Russisch vertaald: Annie M.G. Schmidts Heksen en zo (1992), Wiplala (1996), Minoes (1997); Thea Beckmans Kruistocht in spijkerbroek (1992); Paul Biegels De | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||
zwarte weduwe (1996). Het is moeilijk om er een verklaring voor te geven, waarom dat eerder niet had gekund, maar misschien vond de censuur Nederlandse kinderboeken te anarchistisch en daarom gevaarlijk voor jonge sovjetburgers. In zekere mate had deze vloed van kinderboeken waarschijnlijk te maken met het verschijnsel van ‘commerciële ontspanningslectuur.’ In de jaren negentig konden we voor het eerst zo maar detectives, thrillers en liefdesromans in de boekwinkel kopen, want in de sovejettijd diende alle literatuur stichtelijk te zijn en waren uitgevers vooral bezig met ideologie, en niet met het maken van winst. In 1990 verscheen er een bundel met drie detectives van de Vlaming L. Carlier, in 1992 en 1993 drie bundels getiteld Nederlandse en Belgische detectives met werken van A. Baantjer, A. Berkhof, H. Emland, A. Laurens-Koop. Ook boeken die oorspronkelijk helemaal niet als ontspanningslectuur waren bedoeld, moesten in de jaren negentig onder dat mom worden aangeboden om verkocht te worden: de Russische vertaling van De aanslag door Harry Mulisch verscheen in de goedkope paperbackserie Onderwerp voor mannen (1995) en Eerst grijs, dan wit, dan blauw door Margriet de Moor in de serie Liefde kan zo verschillend zijn (1996). | |||||||||||||||||||||||||||
Laatste decenniumVandaag de dag verschilt de situatie van die in de jaren negentig doordat de leeshonger van de Russische lezers gestild lijkt en boeken veel duurder zijn geworden. Veel Russische uitgevers gaan tegenwoordig naar Frankfurt voor de Buchmesse en ze zijn op de hoogte van welke Nederlandse boeken in het Engels, Duits en Frans worden vertaald (mondialisering). Verder speelt het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds een grote rol, want het verstrekt vertaal- en productiesubsidies en zorgt er op die manier voor dat er betere vertalingen van bekende Nederlandse auteurs worden gepubliceerd. Daarbij organiseert het Productiefonds allerlei manifestaties met betrekking tot de Nederlandse literatuur in Rusland. Het Nederlandse consulaat en het Nederlands Instituut in Petersburg subsidiëren bijvoorbeeld de jaarlijkse ‘Nijhofflezingen’ en andere presentaties van dit type. Zowel in Rusland als in Nederland en Vlaanderen worden regelmatig workshops gehouden voor vertalers Nederlands-Russisch. Er zijn tamelijk veel uitgevers die graag Nederlandstalige auteurs publiceren, bijvoorbeeld de Moskouse uitgeverijen ‘Tekst’ (Cees Nooteboom Rituelen, Allerzielen, Filip en de anderen, Leon de Winter Serenade, De hemel van Hollywood e.a); ‘Zacharov’ (kinderboeken: Toon Tellegen, Imme Dros, Annie M.G. Schmidt Jip en Janneke), in Petersburg: ‘Azbooka’ (onder andere Hubert Lampo en het Schilderboek van Karel van Mander), ‘Zvezda’ (Kees Verheul, Jan Wolkers, Martinus Nijhoff); ‘Limbus’ (Margriet de Moor, P. Waterdrinker, Maarten Biesheuvel); Uitgeverij van de Staatsuniversiteit St. Petersburg (Martinus Nijhoff, J.H. Leopold, Guido Gezelle, Gerrit Achterberg) en nog veel meer. De oplagen zijn niet groot, van 1000 exemplaren tot maximaal 3000, wat voor zo'n enorm taalgebied als Rusland zeker niet veel is. Niettegenstaande die relatief kleine oplagen klagen de uitgevers dat het veel | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||
te lang duurt voordat Nederlandse boeken uitverkocht zijn. Ik ken maar twee titels die een herdruk hebben beleefd, Nootebooms Rituelen en Verheuls Villa Bermond, maar dat zijn uitzonderingen, want in de regel is het al moeilijk genoeg één oplage te verkopen. Het zijn hoofdzakelijk kleine uitgeverijen (op ‘Azbooka’ na), waarvoor de subsidie van het Nederlandse Productiefonds of het Vlaamse Fonds voor de Letteren een grote rol speelt. Heel vaak beslissen ze tot een publicatie op basis van hun indrukken op de Frankfurter Buchmesse, waarbij ze onder meer op Engelse, Duitse en Franse vertalingen van een bepaald boek letten. Verder zijn persoonlijke inzet van geïnteresseerde opdrachtgevers (bijvoorbeeld van de Nederlandse Consul Generaal voor de Zeeverhalen door M. Biesheuvel 2008) en persoonlijke contacten met de vertalers (meestal vertrouwt een uitgever maar één vertaler die hij persoonlijk kent) heel erg belangrijk. In boekwinkels staan Nederlandse boeken meestal op dezelfde plank als Scandinavische, maar nooit meer dan twee tegelijk. Er wordt tamelijk veel non-fictie vertaald, onder andere over onderwerpen die met Rusland te maken hebben, zoals over de dichter J. Brodsky (Verheul 2002) en de anatoom Frederik Ruysch, wiens preparaten Peter de Grote voor het eerste Russische museum ‘Kunstkamera’ kocht (Kooijmans 2008). Dit soort boeken wordt overigens meestal wel snel verkocht. Zoals men uit deze opsomming kan concluderen, verschijnen er Russische vertalingen van Nederlandse en Vlaamse boeken voor volwassenen en voor kinderen, vooral van moderne, maar ook van oudere auteurs, zowel proza als poëzie, zowel fictie als non-fictie. Zelfs Fokke & Sukke hebben onlangs Russisch leren spreken en oogstten meteen enorm succes (zie het boekje Fakko en Sakko verliezen de hoop niet, 2006). Op het ogenblik zijn er veel mogelijkheden om Nederlandse boeken te vertalen en uit te geven, waarvan wij, de vertalers, dan ook dankbaar gebruikmaken. | |||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandse literaire canon en Russische vertalingenIn 2002 heeft de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde de ‘Nederlandse literaire canon’ gepubliceerd.Ga naar eind4 Het is interessant de eerste vijftien auteurs van de Nederlandse literaire canon onder de loep te nemen en na te gaan of men hun werken in het Russisch kan lezen:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit dit overzicht komt duidelijk naar voren, dat de prioriteiten van Russische uitgevers anders liggen dan die van Nederlandse letterkundigen. De eerste twee auteurs zijn niet slecht vertegenwoordigd in Russische bibliotheken, zoals ook de nummers 6 (een speciaal Reve-project van uitgeverij ‘Mit'ki’), 8, 10, 12 en 15. Maar Couperus, Nescio, Beets en vooral Gorter verdienen veel meer aandacht in Rusland, terwijl het probleem met Hermans bij zijn erven en niet bij Russische vertalers en uitgevers ligt. Aan de andere kant zijn er twee Nederlandse auteurs die in Rusland meer bewonderaars hebben dan de schrijvers uit de Canon. Ik bedoel Kees Verheul en Toon Tellegen. Kees Verheul heeft een Russische literaire prijs ontvangen voor zijn roman Villa Bermond (eerste druk 1998) die in de nabije toekomst zijn derde druk beleeft, wat voor een vertaling uit het Nederlands heel bijzonder is. In sommige boekwinkels in Petersburg staan Tellegens boeken op een aparte plank met het onderschrift: ‘Boeken van Toon Tellegen’. Het Petersburgse Marionettentheater voert zijn dierenverhalen op. Hierdoor is de cirkel in zekere zin rond; net als Vondels dierenfabels in Winius' vertaling aan het eind van de zeventiende eeuw, spreken in de eenentwintigste eeuw de dierenverhalen van Toon Tellegen het Russische publiek bijzonder aan. Er zijn dus veel Nederlandstalige auteurs in de literaire canon en daarbuiten die nog vertaald moeten worden naar het Russisch. Veel is gedaan door onze voorgangers vanaf de zeventiende eeuw, maar er blijft nog meer dan genoeg werk aan de vertaalwinkel. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||
Primaire literatuur
|
‘gollandskie jumoristy’. Vestnik inostrannoi literatury, 1896, 2, 213. |
huizinga, j., Osen' srednevekov'ya. Moskva, 1988. |
huizinga, j., Homo Ludens. V teni zavtrashnego dnya. Moskva, 1992. |
Huizinga, j., Ob istoricheskih zhiznennyh idealah i drugie stat'i. London, 1992. |
kooijmans, l., Anatomicheskie uroki Frederika Ruyscha. Sankt-Peterburg, 2008. |
korsakov, p.a., ‘Gollandskaya literatura: ee nachalo, hod i nyneshnee sostoyanie’. Biblioteka dlya chteniya, 1838, 27, 49-140. |
korsakov, p.a., lakov Kats. Poet, myslitel' i muzh soveta. Sankt-Peterburg, 1839. |
korsakov, p.a., ‘loost fan den Fondel’. Biblioteka dlya chteniya, 1938, 28, 159-208. |
mulisch, h., Zigfrid. Moskva, 2003. |
mulisch, h., Kamennoe brachnoe lozje. Moskva, 2008. |
nijhoff, m., Pero na bumage. Sankt-Peterburg, 2003. |
reid, j., B. Geleijnse, J.-M. van Tol., Fakko i Sakko ne teryayut nadezhdy. Sankt-Peterburg, 2006. |
reve, g., Milye mal'chiki. Tver', 2006. |
reve, g., Po doroge k koncu. Tver', 2006. |
reve, g., Mat' i syn. Tver', 2007. |
reve, g., Melancholia. Tver', 2008. |
tellegen, t., Kogda vse bezdel'nichajut. M., 2004. |
verheul, k., Villa Bermond. Sankt-Peterburg, 2000. |
verheul, k., Tanec vokrug mira. Sankt-Peterburg, 2002. |
‘willems i flamandskaya literatura’. Zhurnal ministerstva narodnogo prosvesheniya, 1847, 53, 25. |
winius, a.a., Zrelishe zhitiya chelovecheskogo. Prichchi ili povesti s nemeckago perev. 1674 goda. Rukopis'. Sobranie Rossiiskoi Akademii, 14. Biblioteka ran. shifr 16.6.21. |
witsen, n., Puteshestvie v Moskoviyu 1664-1665. Sankt-Peterburg, 1996. |
Secundaire literatuur
brouwer, s., ‘Pjotr Korsakov, vertaler van Nederlandse literatuur’. Tijdschrift voor Slavische literatuur, 1997, 22. |
damme, j. van, ‘Onze literatuur en de sovjettaboe’. De lage landen en de Sovjetunie. Amsterdam, 1989, 123-130. |
eekman, t., ‘Vader Cats in Rusland’. Tijdschrift voor Slavische literatuur, 1999, 17, 55-58. |
kn'azkova s.ju., ‘Literaturnye perevody s niderlandskogo i znachenie dejatel'nosti ju.F. sidorina’., Yazyki i kul'tury, M., 1995, 271-288. |
kobrin, k., ‘Mijn Nijhoff’. Zwijgende kastelen op jouw heuvels. Amsterdam, 2007, 79-11. |
langeveld, a., ‘De vertaler als medeauteur.’ Yazyki i kul'tury, M., 1995, 315-323. |
maegd-soëp, c. de., ‘De Zuidnederlandse literatuur in Rusland’. Ons erfdeel, 1980, 2, 165-177. |
michajlova, i., ‘Over Nederlandstalige literatuur in Rusland’. Neerlandica extra Muros 39, 1 (februari 2001), 1-14. |
michajlova, i., ‘Vondels “Rijnstroom” stroomt door Rusland’. De taal van Peter de Grote. Leuven, 2006, 161-170. |
michajlova, i., Yazyk niderlandskoi poezii i problemy poeticheskogo perevoda (persversie). spb., 2007. |
michajlova, i., Yazyk niderlandskoi poezii i problemy poeticheskogo perevoda (dissertatie). spb., 2008. |
mironov, s.a., ‘De neerlandistiek in de ussr’. ons Erfdeel, 1968, 2, 94-98. |
obnorsky, s.p. & s.g. barhudarov, Hrestomatiya po istorii russkogo yazyka. M., 1949. Ch. 2. Vyp. 1. S. 31-53. |
osjis, w., ‘Sowjetse neerlandistiek als kompleks van wetenschappen’. Ons erfdeel, 1975, 1, 38. |
osjis, v.v., Istoria niderlandskoj literatury. M., 1983. |
Russkaya bibliografiya o gollandii i o russkogollandskih otnosheniyah. 1700-2000, spb., 2003. |
saguer, e., ‘Enrique Conscience. Het overweldigende succes van de schrijver Hendrik Conscience (1812-1883) in Spanje’. Neerlandica extra Muros, 45, 2 (mei 2007), 1-12. |
scheltjens, w., Bibliografiya niderlandskoi literatury na russkom yazyke. spb., 2003. |
scheltjens, w., ‘Een kwantitatief-institutionele benadering uitgewerkt aan de hand van de Nederlandse literatuur in Russische vertaling’. Object: Nederlandse literatuur in vertaling. Methode: Onbekend. Groningen, 2006, 71-93. |
schleiermacher, f., ‘Over de verschillende methoden van het vertalen’. Denken over vertalen. Nijmegen, 2004, 41-54. |
simson, p.f., ‘Zateryannoe petrovskoe izdanie pritchei Ezopovyh’. Trudy 3-go oblastnogo arheologicheskogo s'ezda. Vladimir, 1909, 1-9. |
smith, p.j., Het schouwtoneel der dieren. Embleemfabels in de Nederlanden (1567-ca.1670). Hilversum, 2006. |
sumarokov, a.p., Dve epistoly, Aleksandra Sumarokova: V pervoi predlagaetsya o ruskom yazyke, a vo vtoroi o stihotvorstve. spb., 1748. |
tarkovskii, r.b., ‘«zrelishe zhitiya chelovecheskogo»’. Literatura i obshestvennaya mysl' Drevnei Rusi: Trudy otdela drevnerusskoi literatury, 24, 1969, 248-253. |
tarkovskii, r.b., ‘Vinius Andrei Andreevich’ Slovar' knizhnikov i knizhnosti Drevnei Rusi, 3 (xvii), I, A-Z, 1992, 175-181. |
tarkovskii, r.b., ‘Starshie russkie perevody kak syuzhetnye istochniki pritch A.P. Sumarokova’ Drevnerusskaya literatura i russkaya kul'tura xviii-xx vv.: Trudy otdela drevnerusskoi literatury26, 1971, 85-92. |
verstraete-vande wiele, h., ‘Streuvels vertaalt en vertaald’. Yazyki i kul'tury, M., 1995, 223-254. |
verstraete, h., ‘De wereld van Cees Nooteboom’. De taal van Peter de Grote. Leuven, 2006, 171-200. |
waegemans, e., ‘Gaston Durnez’ ‘“Mijn leven onder de Belgen” in Sovjet-Russische vertaling.’ De taal van Peter de Grote. Leuven, 2006, 201-210. |
wezel, p., ‘De Noord-Nederlandse literatuur in Rusland’. Ons erfdeel 1983, 1, 72-84 |
wezel, p., ‘Maarten 't Hart in het Russisch’. Ons erfdeel 1987, 2, 243-247. |
- eind1
- Dit artikel is gebaseerd op mijn doctoraalscriptie Jazyk niderlandskj poezii i problemy poeticheskogo perevoda/De taal van de Nederlandse poëzie en de problematiek van poëzie vertalen (2008). Voor op- en aanmerkingen mail naar iri-mi@mail.ru.
- eind2
- Voor de vertalingen die in W. Scheltjens' Bibliografie zijn opgenomen, verwijzen we dan ook naar W. Scheltjens 2003. De primaire bronnen die bij W. Scheltjens niet voorkomen, staan in een aparte lijst.
- eind3
- Die de auteur mij heel vriendelijk heeft gestuurd.
- eind4
- Over de literaire canon zie www.dbnl.org/letterkunde/enquete/enque te_dbnlmnl__21062002.htm.