Neerlandica extra Muros. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |||||||||
Ter Zake‘Ter Zake is een leergang voor anderstaligen die in de zakenwereld (zullen gaan) werken’ en brengt leerders die minimaal niveau A2 van het Europees Referentiekader hebben naar niveau B1 van dat kader. Het doel van de leergang is kennismaking met de Nederlandse taal zoals die in een zakelijke context wordt gebruikt. Voor de inhoud zijn descriptoren geselecteerd uit het Raamwerk (de Nederlandse variant van het Europees Referentiekader) die met zakelijk Nederlands te maken hebben. In sommige gevallen betreft het descriptoren van een hoger niveau dan B1, maar die worden alleen receptief geoefend. Naast deze heldere verantwoording van de selectie van het materiaal wordt in het voorwoord ook de opzet duidelijk uiteengezet. Er zijn leesteksten en luisterfragmenten met oefeningen en gestuurde spreekopdrachten (met speciale instructiekaartjes achterin het boek die kunnen worden gekopieerd). De instructies bij de spreekopdrachten zijn summier: ‘vertel elkaar’, ‘kies een gesprekspartner’, ‘speel het rollenspel’ en laten qua organisatie en creatieve werkvormen veel aan de docent over. Maar nascholers en opleiders kunnen in dat gat springen. Er wordt weinig aan schrijfvaardigheid gedaan omdat dat op dit niveau (B1) niet wordt gevraagd. De auteurs suggereren als extra schrijfopdracht eventueel het onderdeel ‘reflectievragen’ aan het eind van een les te gebruiken. Grammatica wordt aangeboden om de kennis van de basisgrammatica op te frissen. De regels worden op een vrij impliciete manier gegeven en beperken zich voornamelijk tot de vorm: ‘Om het verleden te beschrijven kunt u de onvoltooid verleden tijd of de voltooid verleden tijd gebruiken’. Ja, en wanneer welke? Voor de woordenschatoefeningen zijn alleen die woorden geselecteerd die vaak voorkomen in zakelijk taalgebruik. Deze woorden zijn opgenomen in een alfabetische lijst achterin het boek met een vertaling in het Engels en ruimte voor eigen aantekeningen. Eveneens achterin het boek staan de transcripties van de luisteroefeningen, de oplossingen bij de oefeningen en een lijst met | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
grammaticale begrippen (Nederlandse en Latijnse termen met de Engelse vertaling en een voorbeeld). Ter Zake bevat vijf modules: Cultuur, Telefoneren, Presenteren, Vergaderen, Onderhandelen. Ik begrijp niet zo goed wat de ratio is van de keuze voor een aparte module Cultuur. De twee hoofdstukken van deze module gaan over contact maken en ‘cultuur en vermaak’. Daarin is expliciete aandacht voor cultuurverschillen bij het zakendoen, bijvoorbeeld: Hoe begroet een Nederlander een onbekende zakenpartner? Hoe begroet een Turk een onbekende zakenpartner? Hoe begroet u een onbekende zakenpartner? Denkt u dat er verschillen zijn tussen uw cultuur en de Nederlandse cultuur die invloed kunnen hebben op het zakendoen? Dit soort vragen kunnen echter bij alle taalfuncties uit de overige modules gesteld worden en het zou dan ook mooier geweest zijn als taal en cultuur meer geïntegreerd waren. Aan het eind van iedere module staat een evaluatieschema, waarin studenten van de behandelde onderwerpen kunnen aangeven of ze die goed, niet zo goed of niet beheersen door een kruisje onder de corresponderende smilies te zetten. ‘Zo ziet u welke onderwerpen u nog een keer moet herhalen/oefenen. En u ziet ook wat u allemaal hebt geleerd.’ Dat is mooi. Een onderwerp herhalen houdt in: nog eens dezelfde oefeningen doen. Het boek ziet er aantrekkelijk uit in vierkleurendruk met foto's en is overzichtelijk opgemaakt. De twee audio-cd's zijn van goede kwaliteit en bevatten veel luistermateriaal, over het algemeen korte fragmenten. Een aanrader voor wie zakelijk Nederlands wil leren. | |||||||||
TaaltrainerEen heel ander boek over nagenoeg hetzelfde onderwerp is Taaltrainer. ‘Taaltrainer is bestemd voor tweede taalsprekers die hun opleiding Nederlands als tweede taal hebben voltooid en die zich verder willen voorbereiden op werk en studie’ staat er in de inleiding van deze leergang. Even verderop in diezelfde inleiding wordt toegelicht wat onder een ‘voltooide opleiding Nederlands als tweede taal’ wordt verstaan: ‘midden- tot hoog opgeleide anderstaligen met een B1/B2-niveau of hoger’. De worsteling van de auteurs om het materiaal te laten aansluiten bij de niveaus van het Europees Referentiekader schemert door deze formulering heen. Het materiaal is ontstaan in de praktijk: de auteurs gaven cursussen aan hoger opgeleide anderstalige studenten die ambtenaar werden. En die praktijk vormt ook de verantwoording van de samenstelling en opbouw ervan: ‘Het type cursist vroeg om grammatica, meer voorbeelden, een heldere uitleg en meer oefenstof’. (Wie niet?) Er wordt niets gezegd over didactische aanpak en uitgangspunten die de opbouw, selectie en ordening kunnen verklaren. Taaltrainer bestaat uit een boek met twee cd's. Het eerste deel van het boek heet ‘Functionele vaardigheden’ en bestaat uit twaalf hoofdstukken. Het betreft | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
vaardigheden als het schrijven van een kort bericht, het voeren van vakgesprekken, zakelijke telefoongesprekken, baliegesprekken, het deelnemen aan werkoverleg, het maken van een samenvatting. In ieder hoofdstuk worden afwisselend schrijven, spreken, luisteren, spreken/luisteren en luisteren/schrijven geoefend. Daarnaast bevat het boek een gedeelte ‘Toegepaste grammatica’ waarin een grammaticaal onderwerp overzichtelijk wordt uitgelegd - met net iets meer regels dan een basisgrammatica zou geven - en geoefend. Voor de nieuwsgierige gevorderde leerder is dat interessant. Het derde deel van het boek heet ‘Studiehelper’ en bevat lijsten met onregelmatige werkwoorden, onderschikkende voegwoorden en de meest gebruikte bijwoorden, antwoorden bij de oefeningen en een register. De doelstelling van ieder hoofdstuk is drieledig en deels functioneel, deels grammaticaal. In hoofdstuk 5 bijvoorbeeld ‘oefen je: 1) het voeren van formele telefoon- en baliegesprekken; 2) het gebruik van lidwoorden; 3) telefoon- en omgangstaal’. Na een (theoretische) inleiding op het onderwerp, bijvoorbeeld op het schrijven van e-mails of het gebruik van signaalwoorden, volgt in ieder hoofdstuk het oefenen van een grammaticaal item. Daarna komt de toepassing van het onderwerp (‘Nu zelf’) en wordt de koppeling gelegd naar de praktijk. Bij het boek horen twee cd's: Uitspraaktraining en Functionele Vaardigheden. Op de eerste worden alle klanken van het Nederlands geïntroduceerd en (kort) geoefend. De auteurs spreken afwisselend een oefening in. In de introductie worden praktische tips gegeven over de stand van de mond, met als centrale begrippen ‘de lachstand’ en ‘een o-mond’ en over wat je moet voelen als je een bepaalde klank uitspreekt. Prosodie komt er met 5 van de 32 oefeningen wat bekaaid af. De cd met luisterteksten bevat een tiental teksten, variërend van na te spreken routines tot een gedeelte van een hoorcollege (8 minuten). De teksten zijn natuurlijk ingesproken op normale spreeksnelheid. De vormgeving van het materiaal is niet erg eigentijds: vrijwel geen authentiek materiaal, geen foto's, alleen tekst in zwart-wit. Ook inhoudelijk is het niet al te modern: de nadruk ligt op de afzonderlijke vaardigheden en grammatica en de opdrachten zijn niet bijster origineel (veel rollenspelen). Het boek is het best te karakteriseren als een overzichtelijk naslagwerkje met oefeningen waarbij een aantal taalfuncties uit de zakelijke communicatie als kapstok fungeert. De wervende zin op de cover ‘Dé voorbereiding op werk in de administratieve, medische of technische sector’ lijkt me wat overdreven, temeer daar er nauwelijks medische teksten in voorkomen. Op de methodesite (www.nt2taaltrainer.nl) schrijft een docent: ‘Een boek waarmee je lekker zelfstandig aan de slag kunt om al je taalproblemen aan te pakken’. Nou, al... Maar vanwege de overzichtelijkheid en de eenvoudige samenstelling van het pakket (boek en audio cd's) kan iedere student er inderdaad onder alle omstandigheden mee aan de slag, ook extra muros. | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
Nu even zakelijk!Nu even zakelijk! is een leerboek dat aansluit bij het Beknopt Woordenboek Nederlands-Pools voor de Zakenwereld uit 2001 dat in het kader van de Bilaterale Samenwerking tussen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en het Comité voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Republiek Polen tot stand kwam. De zes hoofdstukken van het boek, die overigens niet genummerd zijn, gaan over de volgende thema's: bank, belastingen, handel, marketing, bedrijfsvoering en handelsrecht. Ze corresponderen met de rubrieken uit het woordenboek. Per thema zijn er zes tot tien korte leesteksten, bedoeld om het vocabulaire in context aan te bieden. ‘Het leerboek gaat voor (de studie van) iedere rubriek uit van een speciaal over de “leerstof” daarvan geschreven tekst, waarin telkens een aantal belangrijke begrippen/woorden uit die rubriek contextueel verwerkt zijn’. De ordening van de oefeningen is van receptief naar productief: een invuloefening met woorden uit de tekst, een invuloefening met woorden uit het woordenboek, een oefening over samengestelde woorden (delen bij elkaar zoeken) en zinnen maken, een oefening waarin samenstellingen gemaakt moeten worden met de vraag ‘Wil je er ook zinnen van maken?’ en een speelse afsluitende oefening waarin studenten een personage dat niets begrijpt van al die dingen uit de voorafgaande oefeningen (De kleine tovenares, De grote boze wolf, De altijd verstrooide professor Jansen, De dichter, Het marsmannetje IT of Roodkapje) mondeling tekst en uitleg moet geven. De auteurs merken hierover op: ‘De laatste oefening in de reeks, met nummer V, zal voor sommigen aanvankelijk misschien té origineel zijn [...]’. Nou, ik zou de fantasie van volwassen leerders niet onderschatten. In de teksten wordt af en toe gewezen op de verschillen tussen België en Nederland: ‘In België laten rekeninghouders hun bank geld overschrijven, in Nederland gireren ze het bedrag in kwestie’. Hoewel het Belgische taalgebruik in dezen intussen ook in Nederland dominant is (‘gireren’ wordt nog slechts sporadisch gebruikt en dan voornamelijk voor het overschrijven of storten per postgiro), is het idee interessant. De doelgroep is niet gedefinieerd, noch het vereiste beginniveau. Ik neem aan dat het materiaal bedoeld is voor studenten. In ieder geval gaat het om ‘lessen zakelijk Nederlands extra muros’, zo vermelden de auteurs in het Woord vooraf, waarbij ze de hoop uitspreken dat hun materiaal daar zijn weg naartoe vindt. Omdat uitsluitend Nederlands wordt gebruikt en het materiaal geen beroep doet op welk soort apparatuur dan ook, kan iedere student extra muros hiermee uit de voeten. Het boek ziet er saai en ouderwets uit: zwart-wit, geen foto's, geen authentiek materiaal, maar het is dan ook gratis ter beschikking gesteld. Nu even zakelijk!: een oefenboek voor zakelijke woordenschat waar niets mis mee is, maar waar, tenzij je van sprookjes houdt, ook niet veel aan te beleven valt. | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
Academisch TaalgebruikAan de afdeling Nederlands als tweede taal van de Vrije Universiteit in Amsterdam is een dvd gemaakt die gebaseerd is op een interne website van de Faculteit der Letteren met een college over schriftelijk presenteren. Doelgroep zijn anderstalige aspirantstudenten op het niveau van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal II (B2). Het doel wordt als volgt omschreven: ‘Met behulp van de oefeningen op deze website kunnen aankomende studenten uit het buitenland zich zelfstandig voorbereiden op het volgen van Nederlandstalige colleges. De nadruk valt daarbij op het soort taal dat in colleges wordt gebruikt’. En dan zijn we meteen bij het meest opmerkelijke van deze dvd: de taal die door de betreffende docent wordt gebezigd is niet altijd wat men van ‘academisch taalgebruik’ zou verwachten, maar vertoont regelmatig kenmerken van informele spreektaal. Een aantal voorbeelden: wat valt er te doen?; aan de man brengen; die literaire jongens; wij hebben de luxe; als den donder; brandende vragen; aan komen zetten met; hoe steek je dat nou in mekaar, zo'n schrijftaak?; en weet ik veel wat; opzouten. Daardoor is soms de omschrijving die de cursisten moeten kiezen academischer dan het te verklaren woord uit het college: De stelling die ik bij jullie aan de man wil brengen, is... A - die ik jullie wil laten zien Het college is opgedeeld in zeven fragmenten. Je kunt het filmfragment eerst apart bekijken (dat wordt als werkwijze aangeraden), vervolgens kun je vragen beantwoorden bij het fragment. Voor de vragen is gebruikgemaakt van Hot Potatoes. Na een paar algemene begripsvragen volgen vragen over woordenschat en idioom. De oefeningen worden afgesloten met een gatentekst om de verstavaardigheid te oefenen. Bij die oefening is ook de mogelijkheid om de tekst te beluisteren (audio). Op het scherm zijn de nummers van alle vragen die bij een fragment horen te zien, evenals de vraag die is aangeklikt. Helaas staat er bij de afzonderlijke vraag geen nummer, zodat de gebruiker goed moet onthouden bij welke vraag hij is om naar de volgende te kunnen. Tijdens het beantwoorden van de vragen kan tegelijkertijd het filmpje, dat linksboven in beeld is, worden afgedraaid. Linksonder in beeld staat het transcript met een scroll balk. Deze voor de gebruiker ideale vormgeving geeft mogelijkheden die niet helemaal benut zijn. Ik zou bijvoorbeeld een ronde meelezen en luisteren aanbevelen en in plaats van de suggestie om de betekenis van woorden op te zoeken in het woordenboek de leerder adviseren eerst de context er eens bij te nemen. De meeste woordenschatvragen zijn van het type Wat betekenen de vet gedrukte woorden? gevolgd door drie keuzemogelijkheden. De instructie bij dit type vragen in het eerste fragment luidt: ‘Kies de juiste omschrijving van de woorden in vet gedrukte letters of het zinsdeel waarin ze voorkomen. Als u de | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
woorden of uitdrukkingen niet kent, zoek ze dan op in uw woordenboek’. Het probleem bij deze vragen is dat het vet gedrukte gedeelte lang niet altijd correspondeert met de aangeboden omschrijvingen. Strikt genomen impliceert de uitgebreide instructie dat ook wel door de toevoeging ‘of het zinsdeel waarin ze voorkomen’, maar de vraag is of anderstaligen daardoor niet in verwarring raken. Een paar voorbeelden: Dit college staat te boek als... A - heeft de naam Waarom is in het eerste voorbeeld ‘staat’ niet vet gedrukt? In het tweede voorbeeld zou ik me kunnen voorstellen dat leerders, als ze de betekenis van ‘schuilgaan achter’ opzoeken in het woordenboek, zoals gesuggereerd wordt, bij iets heel anders uitkomen dan bij de omschrijving onder B. Het geluid is goed en de docent spreekt duidelijk. Storend is echter dat beeld en geluid vaak niet synchroon lopen, althans niet op de computers van het Steunpunt Nederlands als vreemde taal. Hopelijk kan dit probleem in een volgende fase worden opgelost. Dat zou de moeite waard zijn, want voor de rest is het programma gebruiksvriendelijk en de feedback adequaat. Het is goed materiaal voor luistervaardigheid op hoog niveau dat zelfstandig is door te werken, geschikt voor studenten die in Nederland of Vlaanderen gaan studeren. Daarnaast is ook de inhoud van het college interessant en relevant, het gaat immers over het schrijven van academische teksten in het Nederlands.
In zijn kroniek van februari 2006, merkt Piet de Kleijn bij enkele titels die hij bespreekt op dat er geen uitgangspunten zijn geformuleerd maar dat het wel leuk materiaal is. Als we de hier besproken titels bekijken, lijkt dat een trend te zijn: de opzet van het materiaal en de werkwijze worden in een enkel geval degelijk uiteengezet, maar uitgangspunten, een didactisch concept dat ten grondslag ligt aan het materiaal, ontbreekt bij alle vier. Gaan de auteurs ervan uit dat we dat allemaal wel weten? Is het een soort nieuwe zakelijkheid: geen poespas eromheen, gewoon oefenen? Of zijn we sinds de communicatieve leergangen te veel bezig geweest met wat er geleerd moet worden en niet hoe dat moet? Het moge duidelijk zijn dat volwassen hoog opgeleide taalleerders uit verschillende culturen uiteenlopende wensen hebben op het gebied van lesmateriaal en didactische aanpak en dat de dogmatiek van weleer over dé beste aanpak niet meer bestaat, maar dat ontslaat leergangauteurs en docenten die materiaal ontwikkelen toch niet van de plicht om aan te geven waarom zij een bepaalde aanpak kiezen?Ga naar eind1 | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
Besproken titels
Ten slotte wil ik nog wijzen op recent gepubliceerd materiaal van het Steunpunt Nederlands als vreemde taal, dat in 2006 via de website van het Taalunieversum beschikbaar kwam:
|
|