Neerlandica extra Muros. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Neerlandica extra Muros - oktober 2006]Paul Vincent
| |
[pagina 2]
| |
Na deze opsomming van de meest voor de hand liggende feiten en achtergrondfactoren kan de lezer zich echter blijven afvragen of er daarnaast niet nog het een en ander moet worden ingevuld wat betreft receptie, hoogtepunten, eventuele gemiste kansen, manifestaties, toekomstperspectieven en wie weet ook wensen. Een beknopte poging tot invulling volgt hieronder.
Ik laat eerst de verschillende soorten literatuur de revue passeren. Reisliteratuur kende zowel successen als stroppen. Roads to Santiago van Cees Nooteboom oogstte terecht veel lof, verkocht goed en is intussen aardig op weg een klassieker te worden. Daarentegen werd het even originele, erudiete en mooi geschreven Intercities van Stefan Hertmans door de uitgever nauwelijks gepromoot en verdween dan ook geruisloos - anders dan in Frankrijk, waar de Franse vertaling tot op radio en tv werd besproken. In tegenstelling tot Tsjechië, waar in deze periode een uitgesproken voorkeur voor het moderne geconstateerd werd,Ga naar eindnoot3 is er bij zowel toneel als poëzie wel degelijk sprake van belangstelling voor ouder werk. Naast Cloaca van Maria Goos, dat in Londen in de regie van Kevin Spacey gemengde reacties opriep, vindt men ook Mary Stuart van Vondel en zelfs een nieuwe versie van Elckerlyc! Poëzie kon naast individuele titels bogen op een flink aantal bloemlezingen. Voor het eerst kwam er een selectie uit de latere lyriek van Hugo Claus, Greetings (2005), vertaald door John Irons. (Men is hier en daar blijkbaar toch nog bereid voorzichtig te gokken op een mogelijke Nobelprijs voor deze veelzijdige Vlaamse meester.) Voorts werden de meeste gedichten van Willem Elsschot in het Engels gebundeld en de mooie keuze uit het oeuvre van Hans Faverey, Against the Forgetting (2004), door Francis Jones, werd vorig jaar met de James Brockwayprijs bekroond. De oudere literatuur werd vertegenwoordigd door welgeteld twee Huygensvertalingen en een Gezellebloemlezing (1999), honderd jaar na de dood van de dichter. Landscape with Rowers. Poetry from the Netherlands van de hand van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee (2004) beloofde veel: aandacht van zo'n vooraanstaande schrijver voor een nog steeds verwaarloosde literatuur kon toch het prestige van de Nederlandstalige poëzie alleen maar ten goede komen? De realiteit viel helaas enigszins tegen. Ondanks een aantal mooie vertalingen, van o.a. Achterberg, Claus en Faverey, werd de keuze van dichters en gedichten nergens echt verantwoord of van een behoorlijke context voorzien. De korte inleiding was niet alleen oppervlakkig maar op één punt ronduit slordig: het aantal moedertaalsprekers Nederlands werd op vijftien in plaats van ruim tweeëntwintig miljoen gesteld. Dergelijke fouten boezemen niet bepaald vertrouwen in. Fictie liet een soortgelijk evenwicht tussen oud en nieuw zien als toneel en poëzie, maar helde toch iets meer over naar het moderne. Klassiekers als Elias van Gilliams, Character van Bordewijk en Villa des Roses en Cheese van Elsschot vielen in goede aarde. Laatstgenoemd boek imponeerde vooral door zijn droge humor, zijn stijl en zijn actualiteit: Laarmans' zakelijk fiasco deed | |
[pagina 3]
| |
veel recensenten denken aan de ondergang van talloze dotcom-bedrijven. Maar juist hier heeft men de kans van een tie-in - dat wil zeggen, een vruchtbare wisselwerking - met bestaande film- c.q. tv-bewerkingen - in het geval van Villa des Roses zelfs een verdienstelijke Engels gesproken film van Frank Van Passel - verspeeld. Kaas, waarvan al een Nederlandse tv-bewerking bestond, werd - wonder boven wonder - met Kerstmis 2003 in afleveringen voorgelezen op de BBC-radio door de bekende acteur Richard Griffiths in de serie ‘Book at Bedtime’. Onlangs zijn zowaar de filmrechten verkocht aan een Engels bedrijf. Het is de laatste tijd helaas erg stil geworden rond dat project, maar wie weet zal het eindproduct de receptie van Elsschot, wiens hele oeuvre nodig vertaald moet worden, nieuw leven inblazen. Onder de grote (levende) namen sprak het romanoeuvre van Nooteboom - met uitzondering van The Following Story - het leespubliek iets minder aan dan zijn meesterlijke reisliteratuur. Mulisch vond met The Discovery of Heaven, The Procedure en Siegfried vooral in Amerika weerklank: in Engeland werd doorgaans minder propaganda voor zijn werk gemaakt. Dat de Engelstalige verfilming van eerstgenoemde roman door Jeroen Krabbé niet eens vertoond is in Engeland of Amerika mag rampzalig heten voor de belangstelling voor zijn werk. Onder jongeren vonden o.a. Benali, Grunberg, Bouazza, Möring, Tim Krabbé, Enquist, Japin en De Moor lezers, maar zij haalden doorgaans geen hoge verkoopcijfers. De holocaustliteratuur werd eervol vertegenwoordigd door Friedman en Durlacher. Een onverwacht literair en commercieel succes werd het debuut van Hans Maarten van den Brink, On the Water, dat zelfs lovend werd besproken in The Guardian door de voormalige roeicoach van de Oxfordse universiteit. De superieure stijl van P.F. Thoméses hartverscheurende evocatie van het verlies van een kind, Shadow Child, heeft het boek - terecht - tot een internationale sensatie gemaakt, dus ook in Engeland en de VS. Thrillers van bijvoorbeeld Maarten 't Hart (The Sundial) en Jan-Willem van de Wetering verdwenen daarentegen spoorloos in de overstelpende vloed van inheemse misdaadliteratuur. De doorbraak van de Nederlandstalige thriller laat voorlopig nog op zich wachten. Van wie moet die komen? Saskia Noort soms, van wie De eetclub al in het Engels vertaald is en binnenkort verfilmd wordt? Of Jef Geeraerts met zijn al voor de tv bewerkte De zaak Alzheimer? Bij beiden is er wel degelijk sprake van een tie-in. Of krijgt A.F.Th. van der Heijden met zijn meest recente romans, die meer op de actualiteit inspelen, eindelijk eens voet aan de grond in Angelsaksische contreien? Een aardig initiatief, waarvan de Nederlandse literatuur in principe mee had kunnen profiteren, ging helaas in zakelijk opzicht de mist in. De ‘Faber Caribbean Series’ onder leiding van de romanschrijver Caryl Phillips stelde zich tot doel werk bijeen te brengen van Caraïbische auteurs, of ze nu in het Engels, het Frans, het Spaans of het Nederlands schreven. Als eerste Nederlandstalige roman verscheen Double Play (1998) van Frank Martinus Arion in mijn vertaling. Helaas vond de reeks geen afzet en een geplande Engelse publicatie van De morgen loeit weer aan van Tip Marugg is niet doorgegaan. | |
[pagina 4]
| |
Positiever nieuws is dat het boek van Martinus Arion momenteel verfilmd wordt... in het Engels. Opnieuw de hoop op een degelijke tie-in. Ten slotte een teleurstellend ‘non-event’. Problemski Hotel van Dmitri Verhuist (vertaling van David Colmer, uitgegeven door Marion Boyars, 2005) had in principe alles mee: goed geschreven, actueel (het boek gaat over immigratiebeleid), grappig en vooral weinig politiek correct. Ik heb er nergens een bespreking van gelezen. Zou dat aan een gebrek aan inzet van de zijde van de uitgeverij liggen?
Het non-fictie-hoogtepunt van de laatste tien jaar vormde ongetwijfeld de nieuwe versie van The Diary of Anne Frank door Susan Massotty. De vertaling, gebaseerd op de Nederlandse kritische uitgave, werd universeel begroet als een nodige en geslaagde modernisering van en aanvulling op een klassieke tekst. Naast Anne Frank stonden in de reeks biografieën - bien étonnés de se trouver ensemble - Christiaan Huygens, Stalin, Cruyff, Van Gogh, Aletta Jacobs, Etty Hillesum, Paul Verhoeven, Ben Webster en Chet Baker. Bij geschiedenis liepen Tweede Wereldoorlog en Gouden Eeuw voorop met acht resp. vijf titels, terwijl renaissance en middeleeuwen samen er maar zeven haalden. Het tiental vertalingen op kunstgebied omvat behalve beeldende kunst ook literatuur, architectuur en muziek. De wetenschap toonde een even uiteenlopend beeld: van bestialiteit (Midas Dekkers), tot de ecosfeer van een Afrikaans meer (Tijs Goldschmidt), virussen, de bouwstenen van de schepping, evolutie en aeronautiek.
Tot zover het feitelijke overzicht. Nu nog iets over manifestaties ter bevordering van de Nederlandstalige literatuur. Ik beperk me hier in hoofdzaak tot wat er in het VK gebeurde, al ben ik me goed bewust dat ook in de VS aardig wat aan boekenpromotie, literaire festivals, writers in residence enz. gepresteerd is. Onder de festivals noem ik het tiendaagse bezoek van een twintigtal Nederlanders en Vlamingen, plus één Fries (Tjêbbe Hettinga) in het kader van het London Festival of Literature in 1999. Een bijzonder aardig initiatief van het NLPVF was om vooraf een aantal belangstellende uitgevers en journalisten naar de Lage Landen uit te nodigen om zich te kunnen oriënteren en om kennis te maken met schrijvers, hun werk en hun uitgevers. Deze aanpak heeft mijns inziens ook op langere termijn vruchten afgeworpen in de vorm van een kern van belangstelling van pers en uitgeverij. Zo kreeg Mulisch bij de verschijning van Siegfried in het Engels ruime aandacht - drie volle bladzijden! - in het zaterdags supplement van The Guardian. Gedurende de maand maart van 2006 kwam er een vervolg op de manifestatie van 1999: onder de noemer ‘Stop the Clock: Writers and the Perception of Time’ traden bekende en minder bekende romanciers, non-fictie-schrijvers en dichters op, vaak naast Engelse en buitenlandse collega's, wat niet zelden geestverruimend werkte voor schrijvers én publiek. Bij deze gelegenheid werd een hele pagina van The Guardian aan Cees Nooteboom gewijd. Dit soort gerichte promotie lijkt mij vooral op de lange duur produc- | |
[pagina 5]
| |
tiever dan aan de ene kant losse hype en aan de andere kant nietsdoen - waarover straks meer. De writer in residence-regeling, die nu bijna twintig jaar aan Ann Arbor University, Michigan resp. University College London bestaat, waarbij een schrijver gedurende een maximum van drie maanden aan de instelling verbonden is, werkt vaak, zoals ik bij ondervinding weet, enorm stimulerend op studenten, staf en ook op de schrijver zelf. Zo'n bezoek zou mijns inziens echter nog veel productiever gemaakt kunnen worden voor publiek en schrijver door van tevoren een gericht programma van contacten en optredens te organiseren.
Niets dan lof voor de twee vertaalprijzen die in deze periode zijn ingesteld: de Vondelprijs, die intussen aan o.a. Ina Rilke, Sam Garrett en Diane Webb is toegekend - dat de twee laatstgenoemden Amerikanen zijn zegt wel iets over het steeds grotere belang van de Amerikaanse markt. De al genoemde tweejaarlijkse Brockwayprijs voor poëzie-vertalingen uit het Nederlands naar welke taal ook blijft een prachtig monument voor een uitmuntende vertaler en promotor van Nederlandstalige literatuur. De grote Engelse literaire vertaalprijzen, de Independent International Fiction Prize, de in 1996 ingestelde Orange Prize en de vorig jaar ingestelde Mann Booker Foreign Fiction Prize, getuigen niet alleen van een groeiende belangstelling voor de wereldliteratuur maar ook van een toenemende erkenning van de inbreng van de vertaler.
En wensen? Vooral een beleid vanuit NLPVF en VFL dat zich behalve tot subsidiëren ook uitstrekt tot het actief signaleren van mogelijke aanknopingspunten en tie-ins in verband met een bepaalde publicatie. Zo'n beleid zou Engelse c.q. Amerikaanse uitgevers van gesubsidieerde vertalingen tevens moeten aanmoedigen (of misschien zelfs contractueel verplichten) tot een publiciteitscampagne die niet alleen op het leespubliek is gericht, maar ook op vertalers, recensenten, literaire redacties in dag- en weekbladpers, boekhandel en media. Onvriendelijk uitgedrukt heeft de houding van sommige subsidie-ontvangende uitgevers verdacht veel weg van ‘take the money and run’.
Bij het vernemen van de onstilbare leeshonger die de val van de muur in bv. Tsjechië ontketend heeft, werd ik overvallen door nostalgie en zelfs jaloezie op zulk onschuldig enthousiasme, dat bij ons in het verwende westen allang lijkt verdwenen.Ga naar eindnoot4 Maar - om een beeldspraak te gebruiken die al twee keer aan de orde is geweest in dit overzicht, naar aanleiding van de boeken van Coetzee en Van den Brink - men moet roeien met de riemen die men heeft. De uitgangspunten zijn nu eenmaal anders. Zeker is dat de dooddoener ‘boeken vinden wel hun eigen weg’, die bij sommige betrokkenen nog steeds lijkt mee te spelen, in dit verband uit den boze is. In de loop der eeuwen komt er weliswaar een enkel in vergetelheid geraakt meesterwerk vanzelf bovendrijven - maar nog veel meer gaat er door toeval, berusting, marktvreemdheid, luiheid enz. verloren. Het is daarom nog actiever ingrijpen en netwerken geblazen, | |
[pagina 6]
| |
maar dan wel met inzicht, toewijding en vasthoudendheid. Pas dan wordt de langgekoesterde droom van een situatie zoals die in Duitsland bestaat, waar de Nederlandstalige literatuur al sinds halverwege de jaren tachtig een begrip is en serieus wordt genomen, een haalbare kaart in plaats van een steeds terugwijkende fata morgana. |
|