Widjajanti Dharmowijono
........... Poep en schildpadsoep
Mijn moeder had me nooit veel verteld over haar jeugd, die ze op het tineiland Bangka doorbracht. Ik had het trouwens te druk met krijgertje spelen om naar haar te luisteren, en later vond ik jongens interessanter dan haar verhalen over mijn opa, die zeeschildpadden vrijkocht van dorpelingen die daar soep van wilden maken, en over de boottochtjes die ze samen met haar broers en zussen naar de kokosplantage van hun vader maakte. Nog later, toen ik geen krijgertje meer speelde en getrouwd was, wilde ik meer weten. Maar ik zat in België en zij in Indonesië. Daarna zat ik op Bali en zij op Java. Zij werd ziek, en toen ik eindelijk terug was in mijn geboortestad kon ze alleen nog maar onverstaanbare klanken uitbrengen en geen potlood meer vasthouden, mijn moeder, die de H.C.K., de Hollandsch-Chineesche Kweekschool, had doorlopen en mij Nederlands had leren lezen met behulp van boekjes waarin een zekere Jaap en Joop de hoofdrollen speelden.
Nu zat ik naast mijn 86-jarige collega, cassetterecordertje tussen ons in, op het terrasje voor haar kleine appartement. Waar moest ze over vertellen, vroeg ze. De H.C.K.? opperde ik. Nee, ze begon bij het begin, haar eerste schooldag op de particuliere school van mevrouw Godschalk. Haar vader stelde haar voor met haar Chinese naam. En mevrouw Godschalk zei: ‘Nou, bij mij heet je Trees.’ Vanaf dat moment ging ze als Trees door het leven.
Als mijn collega begint te vertellen, ontsluit ze voor mij een nieuwe wereld, een wereld die mijn moeder mij misschien had kunnen tonen als ik maar had willen luisteren. Ik zie haar als opgeschoten tiener een g schrijven: ‘in de aula, de hele school keek naar je. En de directeur, die de les gaf, wees de fouten aan. Deze bocht is te groot, híér mag helemáál geen bocht zijn, dit is te dun, enzovoorts, in één letter maakte ik volgens hem vijf fouten.’ Ik staar met haar mee op de blinde kaart van Nederland, ik denk koortsachtig na als ze doodzenuwachtig mondeling examen doet voor Vaderlandsche Geschiedenis, ‘de Republiek der Zeventien Verenigde Nederlanden, welk jaar? Nooit van gehoord.’ En dan is ze eindelijk onderwijzeres, zoals ze altijd had willen zijn. ‘Na de Japanners kwamen de Geallieerden en toen de Hollanders weer, ik kwam op de Algemene Christelijke School, op hetzelfde erf als een indonesische school. En als de sfeer van de besprekingen over de machtsoverdracht niet goed was, zag ik dat wel aan mijn bord, dat was dan volgekrast met vieze woorden. Een keer waren ze zo ontevreden dat ze poep op het bord hadden gegooid.’
De volgende dag, als ik de klas binnenkom, bekijk ik mijn bord met andere ogen. Geen vieze woorden. Geen poep. Ik schrijf ‘gelukkig’ op het bord en maak de bochten van de g's lekker groot. En ik neem me voor vanavond mijn kinderen te mailen en ze de verhalen te vertellen van hun oma over mijn opa en de schildpadden van Bangka.