Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
........... Besprekingen en aankondigingenAnnelies van Hees et al. (red.): Prisma groot woordenboek Deens-Nederlands. 2004. 877 pp. ISBN 90 274 7987 9. €49,50.
| |
[pagina 80]
| |
aangegeven. Het juiste gebruik van preposities is een van de moeilijkste problemen, zelfs voor de gevorderde taalleerder; is het nu gissen naar, op of aan? Veel woordenboeken zijn zuinig met het aangeven van vaste preposities bij werkwoorden en zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden. Dat is hier niet het geval. De vele voorbeelden garanderen het juiste gebruik.
Een recensie als deze zou eigenlijk pas na langdurig werken met de woordenboeken en het gebruik ervan in de lessen geschreven kunnen worden. Daar is helaas geen tijd voor geweest. Een eerste indruk is dat de woordbeschrijvingen dekkend zijn, en er is zonder twijfel heel veel werk verzet om goede equivalenten van de vele collocaties en idiomatische uitdrukkingen te vinden. Het spreekt vanzelf dat er in de eerste editie van zo'n omvangrijk werk ook minder precieze oplossingen gevonden kunnen worden. Ik geef een paar voorbeelden. Folketings-samling wordt door ‘vergadering van de Tweede kamer’ weergegeven; folketings-samling duidt echter de periode van oktober tot juni aan waar de Folketing (het parlement) vergadert, dus vergaderjaar of zittingsjaar zijn de juiste equivalenten. Moeilijker wordt het in de gevallen waar een semantisch veld door de twee talen verschillend gestructureerd is. Voor de Nederlandse woorden politiek en beleid heeft het Deens alleen maar politik, desnoods kan in de betekenis ‘beleid’ het vreemde woord policy gebruikt worden, je zou dus van de politik / policy van een bedrijf ten aanzien van seniormedewerkers kunnen spreken. Het overeenkomstige bijvoeglijke naamwoord politisk, heeft echter slechts met ‘politiek’ en niet met ‘beleid’ te maken. Het is het daarom mijns inziens niet doeltreffend zekere samenstellingen met beleid(s)- door politisk te vertalen; een beleidsmedewerker is namelijk allesbehalve een politisk medarbejder (‘politieke medewerker’).Ga naar eind2 Er zijn in de woordenboeken heel veel goede vondsten bij de vertaling van idiomatische uitdrukkingen, maar af en toe signaleer ik een gemiste kans. Hoewel ze heel verschillende beelden oproepen, zijn de uitdrukkingen bij de pakken (blijven) neerzitten en opgive aevred meestal functioneel equivalent, maar beide woordenboeken vermelden in plaats van het equivalent kleurloze vertalingen zoals (ikke) give op, het opgeven en dergelijke. De voorwoorden laten zich niet uit over de samenwerking tussen de twee redacties; de woordenboekgebruiker vraagt zich af of deze opsplitsing in alle gevallen ideaal is geweest en soms wekken de woordenboeken de indruk dat dat niet het geval was. De uitdrukking spå i kaffegrums wordt correct met het overeenkomstige koffiedik kijken vertaald; in de tegenovergestelde richting wordt dat is koffiedik kijken echter door det er ren spekulation (‘dat is pure speculatie’) omschreven zonder dat het idioom vermeld wordt. Een vergelijkbare asymmetrie blijkt bij de lexicale verschillen tussen Noord- en Zuid-Nederlands. In het Gentse woordenboek zijn ook lemmata zoals kotmadam, beenhouwer en kuisen opgenomen; in het Amsterdamse woordenboek worden als vertaling van vaertinde, slagter, gøre rent alleen maar de Noord-Nederlandse equivalenten hospita, slager en schoonmaken vermeld. Inzage in het manuscript van de andere redactie zou vermoedelijk zulke oneffenheden hebben kunnen voorkomen. Dat ik hier een paar kritische opmerkingen heb gemaakt, verandert niets aan | |
[pagina 81]
| |
de uiterst positieve indruk van de Prisma-woordenboeken en van de prestaties die erachter liggen. In betrekkelijk korte tijd is het gelukt een set woordenboeken te voltooien die qua opzet en uitvoering dat wat tot nu toe voorhanden was verre overtreft. De woordenboeken bevatten een schat aan materiaal dat van nu af aan het leven gemakkelijker maakt voor iedereen die zich op welk niveau dan ook met de vertaling tussen het Nederlands en het Deens bezighoudt. Zowel samenstellers en gebruikers kunnen met het resultaat tevreden zijn. De onvolkomenheden die geconstateerd kunnen worden, kunnen in een hopelijk volgende druk verbeterd worden.
P.S. De woordenboeken zijn tegelijkertijd door de Deense uitgeverij Gyldendal uitgebracht in de befaamde serie ‘Gyldendals rode woordenboeken’ met de titels Hollandsk-Dansk en Dansk-Hollandsk Ordbog. Het is te betreuren dat men niet de gelegenheid aangegrepen heeft om de benaming nederlandsk te bevorderen in plaats van het in het Deens gebruikelijke hollandsk, maar dat heeft blijkbaar niet mogen zijn. - Niels-Erik Larsen | |
C. van Baalen, L. Beheydt en A. van Kalsbeek: Cultuur in taal: interculturele vaardigheden voor docenten Nederlands aan anderstaligen. Utrecht, Nederlands Centrum Buitenlanders, 2003. 167 pp. ISBN 90 551 7419 X. €25.Wat is nou precies het verschil tussen ‘leuk’ en ‘lekker’? Waarom vindt een leuke meid het eventueel minder geslaagd om een ‘lekkere meid’ genoemd te worden (40-41)? Het is slechts een van de vele culturele knelpunten waar leerders van het Nederlands mee geconfronteerd worden. Dit boek richt zich echter niet op de leerder, maar op de docent, en hoe deze de leerder kan helpen bij het ontwarren van dit soort knopen; hem/haar kan helpen bij het verwerven van interculturele competentie. Dit boek is bedoeld als cursus, en de auteurs raden aan dat cursisten het onder leiding van een trainer doorwerken. Het bestaat uit een drietal modules: Interculturaliteit in het vreemdetalenonderwijs, Taal en cultuur of cultuur en taal? en Crosscultureel taalonderwijs. Alle modules zijn voorzien van een groot aantal taken, meestal gericht op discussie. De eerste module, verzorgd door Ludo Beheydt, biedt een overzicht van de ontwikkeling van de definities van het begrip ‘cultuur’. Ook wordt aandacht | |
[pagina 82]
| |
besteed aan hoe verschillende typen leergangen ‘cultuur’ opvatten en aanbieden. Ten slotte wordt gesproken over het nut van contrastiviteit (lange tijd een vies woord in het vreemdetalenonderwijs) in het verwerven van culturele competentie. Alice van Kalsbeek is verantwoordelijk voor de tweede module, die wat mij betreft het beste uit de verf komt. Deze module houdt zich bezig met de relatie tussen taal, cultuur en denken. Hier wordt een definitie van het begrip ‘interculturele competentie’ gepresenteerd. De module gaat onder meer in op wat de integratie van taal en cultuur betekent voor de onderwijspraktijk. Ook hier komen culturele verschillen en overeenkomsten aan bod. De laatste module, van Christine van Baalen, richt zich op het normen- en waardenaspect van cultuur, en het socialisatieproces dat de vreemdetaalleerder doormaakt. Hierbij komen zaken als taalconventies, routines en beleefdheidsstrategieën aan de orde. Daarnaast wordt in deze module aandacht besteed aan de zogenaamde Natuurlijke Semantische Metataal (NSM), een verzameling van zo'n zestig ‘universele’ begrippen die gebruikt kan worden om vrijwel elk concept te definiëren en de definities van vergelijkbare concepten in verschillende talen te vergelijken. NSM is een interessant gegeven, dat in dit boek redelijk helder wordt uitgelegd. Toch denk ik dat de gemiddelde docent, om er in de onderwijspraktijk ook echt wat mee te kunnen, meer training nodig zou hebben. Wat dat betreft was het misschien beter geweest om het in dit boek buiten beschouwing te laten, en er apart aandacht aan te besteden in een andere publicatie. Mijn enige andere punt van kritiek betreft het feit dat de cursus zich vrij expliciet lijkt te richten op docenten die niet-moedertaalsprekers van het Nederlands zijn. Zie bijvoorbeeld dit citaat uit de inleiding:
Het begrip ‘intercultureel’ verwijst hier naar de positie van de vreemdetaaldocent als intermediair tussen verschillende talen en culturen (de eigen taal en cultuur, de ‘vreemde’ taal en cultuur en cultuur van de studenten) (11).
Ook in een aantal taken komt dit vrij duidelijk naar voren, bijvoorbeeld bij de taak gerelateerd aan de tekst over ‘leuk’ en ‘lekker’: ‘1. Zijn er culturele equivalenten van “leuk” en “lekker” in je eigen taal?’ (40). Nu heb ik als moedertaalspreker wellicht meer cultureel inzicht, maar na negen jaar in het buitenland is mijn kennis vermoedelijk niet meer helemaal up-to-date, en bovendien is deze nogal eenzijdig (mijn kennis van de Vlaamse cultuur is nog steeds tamelijk beperkt). Ook lijkt het me niet juist om te veronderstellen dat iemand automatisch in staat is leerders te onderwijzen in interculturele competentie, enkel en alleen omdat hij/zij in een bepaalde cultuur is opgegroeid. Ik vermoed echter dat de auteurs het niet helemaal zo bedoeld hebben, en dat het eerder een kwestie van formulering is. Het doet verder aan de inhoud niets af; ook ik heb - zonder trainer! - veel van deze cursus geleerd, en kan hem daarom van harte aanbevelen. - Miranda van Rossum |
|