Neerlandica extra Muros. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Neerlandica extra Muros - februari 2004]Bart Moeyaert
| |
2. De Franse TjechovIk was gevraagd om op een avond naar Brussel te gaan en daar De meeuw van Tjechov te zien. Na afloop zou ik de scenograaf ontmoeten. Ik had De meeuw nog nooit gezien, en de tekst had ik nog nooit gelezen. Ik kreeg het benauwd toen ik het theater binnenstapte, en aan de affiches zag dat het om een Frans theater ging. Een Frans. Als je De meeuw niet kent, wordt La mouette nog moeilijker. Welke taal het dier ook sprak, de avond was feest voor mijn zintuigen. Het werk van de scenograaf was van een overweldigende soberheid, en omdat ik een reden had gekregen om naar het stuk te kijken en verplicht werd te blijven zitten - de ontmoeting met de scenograaf, concentreerde ik me totaal. Ik was als een kind in het circus. Gretig, ik was vergeten dat gretig eigenlijk een gevoel is. De sfeer verplichtte me te blijven kijken, de acteurs verplichtten me te blijven luisteren, de woorden die ik begreep verplichtten me nog beter te luisteren, want misschien begreep ik dan nog meer woorden. Het stuk gaf voedsel aan mijn hoofd en warmte aan mijn hart, en het was in het Frans, en het was Tjechov, en Polina Andrejewna is een moeilijke naam, maar ik genoot, ik genoot. Wat ik bedoel is dat moeilijke, of als u wil literaire taal een lezer niet per definitie uitsluit, zoals mensen vaak zeggen. Moeilijke, of als u wilt literaire taal kan | |
[pagina 2]
| |
klínken alsof het ‘alleen maar voor een elite’ is, maar blijkbaar gaan we er dan van uit dat lezers minder geduldig zijn dan kijkers, wat een rare gedachte is. Ik zou juist denken dat kijkers na tien seconden om snelle, toegankelijke beelden schreeuwen, omdat ze na tien seconden op bewégend beeld zijn ingesteld, op actie en reactie, op evolutie. Lezers weten toch al op voorhand dat ze met langzamer beelden te maken zullen krijgen, die ze nota bene zelf in beweging moeten zetten? Zijn ze al niet per definitie geduldiger? Ik blijf geloven dat je op de ene bladzijde altijd wel een reden vindt om de volgende om te slaan, waar je weer een nieuwe reden vindt om een bladzijde om te slaan, waar je enzovoort, enzovoort, enzovoort. | |
3. Het hoofdIk schudde eens de hand van het hoofd van een school. Ik had gehoord dat de man absoluut niet van mij en mijn boeken hield. Nu was hij veroordeeld om op z'n minst vijf minuten in dezelfde kamer met mij door te brengen, en een kop koffie te drinken, omdat een leraar van de school me gevraagd had voor een lezing. De leraar, het hoofd van de school en ik hadden een erg toegankelijke conversatie over schoolbibliotheken. Het hoofd begreep alles wat de leraar zei. De leraar begreep alles wat ik zei. Maar raar genoeg zei het hoofd altijd: ‘Hm, wat?’ als ik iets zei, terwijl ik behoorlijk articuleerde. Wat ik bedoel is dat ook een toegankelijke tekst door een lezer ontoegankelijk gemaakt kan worden. Hoe beter de lezer meewerkt, hoe minder ontoegankelijk de tekst wordt. | |
4. Het blije meisjeOp een boekenbeurs kwam eens een blij meisje op mij af. Ze bleef voor mijn tafel staan en zei: ‘Ik heb uw boek gelezen’. Dat was een compliment, dat kon ik zien, en ik glimlachte terug en vroeg hoe het meisje heette en hoe oud ze was. ‘Tien,’ zei ze. ‘En welk boek heb je gelezen?’ vroeg ik. ‘Dat daar,’ zei ze, wijzend. ‘Dit hier?’ vroeg ik. ‘En je vond het een mooi boek?’ Ze knikte en bleef knikken. ‘Wel,’ hoorde ik mezelf zeggen. ‘Dat is fijn om te horen, want dit hier is geen gemakkelijk boek als je tien bent.’ Ik kon mezelf wel slaan. Ik hoorde mezelf papegaaien wat andere volwassenen alsmaar herhalen en herhalen. ‘Dat boek daar is ontoegankelijk voor tienjarigen.’ Wat ik niet bedoel is dat alle kinderen van tien verschillend zijn. Dat is waar, maar dat onderwerp hebben we allang gehad. Wat ik probeer duidelijk te maken is dat door herhaling zelfs leugens waar worden, door herhaling zelfs leugens waar worden. Hoe vaker je herhaalt dat iets ontoegankelijk is, hoe ontoegankelijker het wordt. Hoe vaker mensen hetzelfde zeggen, hoe meer we geneigd zijn om hetzelfde te zeggen, en het op den duur gaan herhalen als papegaaien. | |
[pagina 3]
| |
5. Het detail genaamd DostojevskiIk ging vaak op bezoek bij een schrijfster die Mireille Cottenjé heet. We hadden het over boeken en over het leven. Ik was negentien en een spons: alles wat ze zei nam ik op. Ik herinner me een detail - althans, het leek toen onbelangrijk. De dochter van veertien kwam de trap af, en Mireille stelde haar voor, terwijl ze naar het boek onder de arm van de dochter wees: ‘Op dit moment leest ze Dostojevski. Is dat niet geweldig? Als ze na dertig bladzijden genoeg heeft van het boek, weet ze dat het niet haar soort boek is. Goed is dat. Ze kan lezen, daar ga ik van uit, dus weet je maar nooit dat ze de hele pil uitleest, wel?’ Wat ik bedoel is dat ik nog altijd niet weet wanneer een boek te literair of te moeilijk is voor een jong - of zelfs minder jong - stel hersens. We kunnen woorden spellen, ze bij elkaar zetten in zinnen, en ook een betekenis geven, als we twee keer nadenken. | |
6. De eerste glimlachIk was negentien en mensen noemden me ‘schrijver’. Critici zeiden vriendelijke of minder vriendelijke dingen over mijn debuutboek, en gebruikten woorden die ik zelf niet goed durfde te gebruiken, omdat ik er de betekenis niet goed van kende. Wat was ‘literatuur’, ‘triviaal’, ‘pulp’? Ik dacht bijvoorbeeld dat literatuur stond voor ‘iets wat uit de hersenen kwam, ernstige, geconstueerde boeken, geschreven in een ongewone stijl, met meer betekenissen dan wat er op de bladzijde stond’. En ik dacht dat schrijvers nooit glimlachten. Ik heb voor het eerst geglimlacht in - pakweg - januari 1992. Of laat het nog december 1991 zijn. Omdat ik toen ophield met bang te zijn voor de woorden ‘literatuur’ of ‘triviaal’ of ‘pulp’. Er was toch altijd discussie over. Wat krijgt een grote L, wat krijgt een kleine P? Het kon me niks meer schelen, en toen ik dat juk van me af had gegooid, was ik een stuk gelukkiger. Ik weet nog altijd niet precies wanneer trivialiteit in literatuur verandert, en omgekeerd. Ik heb mijn vermoedens, natuurlijk, maar het blijven vermoedens. De enige zekerheid die ik heb is dat literatuur, toegankelijk of niet, uit het onderste stuk van je lichaam komt. Ik bedoel - het hart. In elk geval niet uit het hoofd. Hoe ik dat weet? | |
7. De hulp van JanniIk zag eens een interview met Janni Howker op Channel Four. Na de televisiebewerking van ‘The egg man’, een kort verhaal van Howker, veegde ze met één vinger alle vragen over literaire kwaliteit en toegankelijkheid uit mijn leven weg. Ze liep naar een menhir, ergens in de Schotse Highlands, liet de kijker een teken zien, en zei dat het een oud teken was, met magische krachten. Het teken leek de dwarsdoorsnede van een slakkenhuis. Ze volgde de lijn met haar vinger, en zei dat het symbool haar antwoord was op alles wat het schrijven en het lezen betrof. ‘Het gaat erom dat we de donkere gangen in ons hoofd volgen, en niet weten wat er achter de volgende bocht van | |
[pagina 4]
| |
onze verbeelding of onze gevoelens ligt. Je ziet het einde niet, je weet ook niet wanneer je het zult bereiken. Deze spiraal gaat over het schrijven en het lezen, over de ontdekking van je eigen verhaal. Schrijver en lezer maken in wezen dezelfde beweging.’ Dat was een geruststellende gedachte, en voor mij is het het mooiste antwoord op elke vraag over literaire kwaliteit en toegankelijkheid. Schrijven is fysica zonder formules. Niet waar, zeggen volwassenen graag. Schrijven voor kinderen of jongeren kan dan wel scheikunde zijn, maar in elk geval is het scheikunde mét formules. Als een spiraal een formule moet zijn, dan is ze niet geldig voor jonge mensen. Je kunt kinderen geen donkere gang in sturen, zonder licht op het eind. Zo'n gangetje is te smal voor jongeren, ze verdwalen vanzelf en voor je het weet bezorg je ze een depressie. Ik probeer een teken te vinden dat volwassenen een goed teken zouden vinden. Wat zal ik tekenen om uit te leggen hoe boeken voor jonge mensen eruit moeten zien? Twee lijnen, als een kronkelend weggetje? Of zal ik twee lijnen recht naast elkaar zetten, een smal straatje, netjes rechtdoor? Zal ik het zo doen?
Slaapt u nog, of slaapt u alweer? |
|