Frida Balk
........... De naam van Oom Jan
Taalkunde van het dagelijks leven
Oom Jan was instrumentmaker. Hij heette Johannes Hendrik Smit Duyzentkunst. Hij had in Hilversum een mooie werkplaats van 70 vierkante meter, zijnde de uitgebouwde parterre van het huis waar hij met vrouw en kinderen woonde. Boven die werkplaats dus. Hij was een beroemd vakman. Op een dag kwam er een meneer in de werkplaats met een in - deels ontbrekende - stukjes uiteengevallen beeldje van biscuit. Hoewel ‘biscuit’ (in het Nederlands van 1954 tot 1995 gedoogd als ‘biskwie’) in het Frans letterlijk ‘tweemaal gebakken’ betekent, is ‘biscuit’ in keramische zin ‘slechts éénmaal gebakken nog ongeglazuurd en onbeschilderd aardewerk [oftewel] onverglaasd melkwit porselein’ (Van Dale). De eigenaar van het kapotte beeldje wilde dat Oom Jan het naadloos in z'n oorspronkelijke staat terugbracht.
Nu is een instrumentmaker een ‘werktuigkundige die precisie-apparaten en -instrumenten vervaardigt en herstelt’ (Van Dale), dus Oom Jan zei vriendelijk dat biscuit repareren tot zijn spijt buiten zijn competentie viel. Hierop ontstak de meneer in woede en riep ‘Waarom zet u dan duizendkunst op uw raam?’ Oom Jan dacht natuurlijk dat hij Duyzentkunst zei en sprak: ‘Zo héét ik nu eenmaal!’ Waarna de klant hem begon uit te schelden en een handgemeen dreigde.
Daar bleef het bij, gelukkig. Oom Jan hield er niets aan over en ik een taalkundig probleem.
Grammaticaal ligt de zaak eenvoudig. Een typisch geval van ambiguïteit: De eigennaam van Oom Jan is door de klant, een zwakke speller kennelijk, gelezen als een soort soortnaam, een misleidende reclame. Tot op heden zijn de linguïsten het er niet over eens of een eigennaam wel of geen betekenis heeft en het beschreven voorval maakt het antwoord niet makkelijker. Soortnamen daarentegen hebben een betekenis. Dat wordt door niemand betwist. Maar ook soortnamen bezorgen ons een zeg maar gerust existentieel taalkundig probleem, dat zich aandient in een hartgrondig beleden motto van - ja zeker! - Oom Jan: ‘Een huis zonder poes ís geen huis.’ Ik bedoel het probleem van het verschil tussen wat iets IS en hoe het HEET. Volgens strikt logische normen en waarden is het motto van Oom Jan een onware bewering. Dit nu, dames en heren, bewijst onomstotelijk het eeuwige tekort van de logica. Misschien is er nog hoop voor de taalkunde.